Nederlandse Geloofsbelijdenis

Artikel 19 - De twee naturen van Christus

Wij geloven dat de Persoon van de Zoon door deze ontvangenis onafscheidelijk verenigd en verbonden is met de menselijke natuur. Er zijn dus geen twee zonen van God en geen twee personen, maar twee naturen verenigd in één Persoon, waarbij elke natuur haar onderscheiden eigenschappen behoudt. De goddelijke natuur is altijd ongeschapen gebleven, zonder begin van dagen of einde van leven (Hebr. 7 : 3), en vervult hemel en aarde. Evenzo heeft de menselijke natuur haar eigenschappen niet verloren, maar is schepsel gebleven, dat wel een begin van dagen heeft, eindig is en alles behoudt wat bij een echt lichaam hoort. Wel heeft Hij haar door zijn opstanding onsterfelijkheid gegeven, maar Hij heeft de echtheid van zijn menselijke natuur niet veranderd, omdat ons behoud en onze opstanding mee afhangen van de echtheid van zijn lichaam. Deze twee naturen zijn zo in één Persoon verenigd, dat zij zelfs door zijn dood niet gescheiden zijn geweest. Bij zijn sterven gaf Hij dus in de handen van zijn Vader een echt menselijke geest, die zijn lichaam verliet; maar toch bleef de goddelijke natuur steeds met de menselijke verenigd, zelfs toen Hij in het graf lag. De godheid hield niet op in Hem te zijn, evenals zij in Hem was toen Hij een klein kind was, hoewel zij zich voor korte tijd niet openbaarde. Daarom belijden wij dat Hij echt God en echt mens is: echt God om door zijn kracht de dood te overwinnen, echt mens om voor ons te kunnen sterven vanwege de zwakheid van zijn vlees.