Het recht betracht?

 

Met toestemming van de redactie van Een in Waarheid nemen we een tweetal artikelen over van C.A. Kabboord, geplaatst op respectievelijk 10 februari en 31 maart 2006.

Het recht betracht?

C.A. Kabboord
10 februari 2006

Een trieste situatie

Een aantal keren zijn de lezers van het ND en het RD globaal geïnformeerd over de trieste situatie in de kerk (GKV) van Kampen - Noord . Ik doel op het ontstaan van -in zekere zin- twee gemeentes in Kampen-Noord (Eudokia en Ichthus) als gevolg van (het niet kunnen ratificeren van) de besluitvorming door de classis Kampen op 23 september 2004. De kerken(raden) binnen het kerkverband zijn -teneinde hun een standpunt in te laten nemen- schriftelijk benaderd door de kerkenraad van Kampen-N (Eudokia) toen deze kerkenraad in maart 2005 de, later door de Generale Synode van Amersfoort (GS) 'vernietigde', uitspraken van de Particuliere Synode Overijssel (PS) van 8 en 9 februari 2005 aanvaardde. De kerken(raden) zijn nu ook door de kerkenraad van Kampen - N (Ichthus) benaderd in verband met zijn revisieverzoek aan de e.v. GS. Er kan inmiddels kennis worden genomen van de besluitvorming van de meerdere vergaderingen en met name die van de GS. Kampen-N (Ichthus) heeft o.a. de officiële documenten beschikbaar gesteld, zodat een ieder zich een beeld kan vormen. Dit laatste is belangrijk omdat van de kerkenraden een standpunt wordt gevraagd: kan de besluitvorming van de GS worden aanvaard? Is er met betrekking tot onze zusterkerk recht geschied? Kunnen we beide gemeentes als kerk van Jezus Christus aanvaarden? Voorts dringt de vraag zich op welke consequenties de door de GS-uitspraken ontstane jurisprudentie heeft voor de kerken(raden) en voor onze predikanten in het bijzonder. Wie kennis neemt van de documentatie (de kerkenraad van Kampen-N (Ichthus) heeft de kerken gediend door relevante informatie beschikbaar te stellen) zal ongetwijfeld eerst met verdriet en zorg zijn handen vouwen. Al eerder is geschreven: "knielen hoort voor Kampen - Noord", in alle ootmoed.

Stel u bent een predikant

Ongetwijfeld zal men zich hierbij ook gaan afvragen of aan de appellanten en de andere betrokkenen in alle opzichten recht is verschaft; hierbij kan men wellicht ook tot de vraag komen: kan mij (of een andere broeder) als ambtsdrager, als predikant, dit nu ook overkomen in een vergelijkbare situatie?

Stel, u bent predikant in de Gereformeerde Kerken, al zo'n 35 jaar. Nimmer is er enig gegrond bezwaar tegen uw leer en leven ingediend. Integendeel u hebt altijd door Gods genade en met Zijn hulp en bijstand het VDM (verbi divini minister) gestalte mogen geven: dienaar van het Goddelijk Woord. De ouderlingen waarmee u samenwerkte zagen toe op uw leer en leven, omdat ook zij als onderherders van Gods kudde verantwoordelijk zijn voor de opbouw van de gemeente. De mede-ambtsdragers onderzochten daarom ijverig de Schrift en oefenden zich in de dienst van God. De kerkenraad was een van Geest en een van streven.

Maar een paar jaar geleden ontstonden er voor het eerst verschillen van inzicht, visie­verschillen ten aanzien van de uitoefening van de ambtsdienst. De wijze waarop het onderwijs uit de Schrift, overeenkomstig het belijden van de kerk, al die jaren was aanvaard en verdedigd, werd anders getaxeerd en soms zelfs afgewezen. U zat daarmee; de tijden (of de mensen) kunnen dan misschien veranderen, maar het 'spreken van God zelf' toch niet. Bovendien wist u, dat God zélf de gemeente door uw dienst aanspreekt. Dat luistert nauw. En.. het gaat om de vreugde van de gemeente: zij is opgeroepen om de woorden die u naar de Schrift tot haar spreekt met blijdschap aan te nemen; en achting te hebben voor uw werk. Toch gaven de visieverschillen steeds meer frictie binnen de raad. Waren de broeders voorheen altijd bereid naar u en naar elkaar te luisteren, zeker bij principiële zaken, nu ontstond zelfs irritatie wanneer van uit de Schrift en de confessie de eer van God en het heil van de gemeente werd gezocht. Er was minder ruimte gekomen, een ruimte die er altijd was geweest, om elkaar principieel te overtuigen. De ingetreden intolerantie gaf frictie en verdeeldheid. Er bleek een meerderheid in de raad te zijn ontstaan die de manier waarop tot dusverre binnen de ambtsdienst altijd normatief gesproken kon worden afwees.

U werd ten onrechte beschuldigd.

Daarom werd op initiatief van enkele broeders besloten om een paar broeders van elders om advies te vragen: hoe kunnen we deze moeiten te boven komen? De hiervoor benaderde broeders deden een onderzoek en kwamen met een rapport naar de raad. Tot uw grote teleurstelling bleek uit de rapportage dat u als Gereformeerd predikant ineens een negatief stempel kreeg opgedrukt, waarbij verschillende beschuldigingen werden geuit over de vervulling van uw ambtsdienst: u zou geen rekening houden met situatieve factoren en u zou niet met uw tijd meegaan. Het serieus spreken en werken vanuit de Bijbel (en de confessie), zoals u als predikant met een zeer groot deel van de raad nog steeds voorstond, werd negatief bestempeld. Na 35 jaar ambtsdienst had men u, zonder concrete voorbeelden en bewijzen, gediskwalificeerd, althans in het rapport van de broeders van elders. Uw teleurstelling nam toe toen bleek dat een meerderheid in de raad niet bereid bleek over deze beschuldigingen inhoudelijk het gesprek te voeren, maar het rapport toch wel aanvaardde. Het rapport, inclusief de beschuldigingen, werd zelfs door de raad de gemeente ingestuurd. Het andere deel van de raad wees het beleid van de meerderheid echter af. Samen met de broeders, die een minderheid in de raad vormden, vond u deze aanpak van de meerderheid geen eerlijke, rechtvaardige, zorgvuldige en broederlijke benadering. Het druiste ook in tegen wat de Here vraagt. Gelukkig kon u samen met de broeders, die eveneens bezwaren hadden, een beroep doen op het kerkverband, op het recht in de kerk. De classis dient hier immers als wijkplaats voor het recht.

De classis verschaft u recht

De bezwaren tegen het handelen van de (meerderheid in de) raad werden voorgelegd aan de classis. En tot uw blijdschap sprak de classis recht. De vrede kon weer hersteld worden door het recht. De classis sprak uit, dat de kerkenraad had nagelaten zorgvuldig te onderzoeken in hoeverre de visieverschillen ten aanzien van het betrekken van Schrift en de Belijdenis bij de uitvoering van de ambtsdienst een bepalende factor zijn geweest voor de ontstane fricties. De kerkenraad had bij de beoordeling van de problematiek deze visieverschillen ten onrechte buiten beschouwing gelaten. De kerkenraad had u als predikant ten onrechte gediskwalificeerd, het was niet onderbouwd. Door zo te handelen had de kerkenraad de mogelijkheden voor een christelijke oplossing eerder belemmerd dan bevorderd. De kerkenraad had door deze onterechte publieke diskwalificaties gehandeld in strijd met de geest van het negende gebod van de Here en de ambtelijke arbeid van de medebroeders ernstig geschaad en gehinderd. De kerkenraad diende daarom publiek spijt te betuigen dat hij door het verspreiden van het rapport in de gemeente het werk van u publiek had gediskwalificeerd.

De besluiten van de classis wezen weer een weg om op een eerlijke en zorgvuldige manier tot een gesprek te komen over de visieverschillen en wat daarmee samenhing. Broeders visitatoren van de classis zouden dit proces overeenkomstig de uitspraken van de classis begeleiden.

Opnieuw moet de classis u recht doen

Tot uw teleurstelling was de meerderheid van de raad niet bereid de classisuitspraken uit te voeren. De raad ging echter ook niet in beroep bij de PS zoals dat hoort. Samen met de visitatoren werd getracht om, in afwijking van de classisuitspraken, tot andere voorstellen te komen. En omdat u samen met de minderheid in de raad wel de classisuitspraken kon aanvaarden -u was immers juist recht gedaan- ontstond er een ernstig conflict met de raad die de classisuitspraken verwierp en niet de kerkelijke weg ging. Juist u werd beschuldigd van scheurmaking en men weerde u van de kansel, terwijl daar geen enkele grond voor was. Zo was u opnieuw genoodzaakt, samen met de broeders van de zgn. minderheid, om in bezwaar te gaan bij de classis. Opnieuw werd aan u gelukkig door de classis recht verschaft: het handelen van de broeders visitatoren werd veroordeeld, het onterechte verwijt dat u scheurmaker zou zijn diende met spijtbetuiging weggenomen te worden en u diende weer voor te kunnen gaan in de erediensten. De classis verzocht opnieuw en nadrukkelijk aan de meerderheid van de raad om de eerdere classisbesluiten uit te voeren en met name het gesprek over de visieverschillen, onder begeleiding van deskundigen, aan te gaan.

Tot uw grote verdriet was de meerderheid van de raad wederom niet bereid het geheel van de classisbesluiten uit te voeren om daarmee ook u, en de medebroeders, recht te verschaffen. Opnieuw ging de kerkenraad niet in appel, zoals dat hoort in de Gereformeerde Kerken die immers de kerkorde hebben aanvaard. De gemeente werd niet alleen getroffen door het onrechtmatige en 'on-kerkordelijke' gedrag van de kerkenraadsmeerderheid, maar een aantal van uw medebroeders, broeders van de zgn. meerderheid, bleven zelfs openlijk protesteren tegen het door de classis verschafte recht door de erediensten waarin u voorging niet meer te bezoeken.

De classisbesluiten niet opgevolgd

Na aandringen van de classis werden er uiteindelijk afspraken gemaakt over het eerder door de classisuitspraken beoogde gesprek over de visieverschillen. Dat open gesprek vond plaats in het kader van een mediation-overeenkomst. Iedere ambtsdrager had beloofd zich hiervoor in te zetten en gedurende de daarvoor afgesproken tijd daaraan mee te werken. Indien een ambtsdrager zich voortijdig zou terugtrekken, diende hij de ambtsdienst te verlaten, zo was beloofd en afgesproken. Tijdens het open gesprek-traject bleek echter dat een groot aantal van de broeders van de zgn. meerderheid het door de classis beoogde gesprek vroegtijdig afbrak. Zodoende kon het gesprek niet worden afgerond en konden de visieverschillen niet besproken worden. U vond dat zeer spijtig. U en de broeders van de zgn. minderheid van de raad mochten echter vertrouwen hebben in de classis, die immers duidelijk en bij herhaling had aangegeven waar en hoe de vrede door het recht verkregen diende te worden.

Doordat de meerderheid in de raad nog steeds geen gevolg gaf aan de uitvoering van de eerdere classisbesluiten (zonder in appel te gaan) en een groot deel van de broeders van diezelfde meerderheid nu ook het open gesprek-traject had geblokkeerd, ontstond een impasse. De deputaten van de classis die bij het gehele voortraject betrokken waren geweest en toe moesten zien op de juiste uitvoering van de classisbesluiten, konden nu niet anders concluderen dan dat de meerderheid van de raad de vrede- en verzoeningspogingen c.q. de classisuitspraken schond. Dat bovendien ook de afspraken in het kader van het open gesprek-traject werden geschonden door broeders uit de zgn. meerderheid. Deputaten stelden daarom de classis voor om in lijn met haar eerdere uitspraken het recht te herstellen en de broeders uit de meerderheid op te roepen de classisuitspraken na te komen en overeenkomstig de eerder gedane beloftes te handelen.

Het u verschafte recht teniet gedaan

U kon niet anders verwachten dan dat u recht zou worden verschaft en dat de classis niet in strijd met haar eerdere uitspraken c.q. rechtspraak zou handelen. Wat niet kon en mocht worden verwacht gebeurde toch. De classis meende dit keer een advies van een geheel andere commissie, n.b. een onafhankelijke hulpcommissie door de classis ingesteld voor hulp aan de kerkenraad, te moeten opvolgen. Een commissie die geen 'deputaten appelzaken - taak' had, deze ook niet kón hebben gelet op haar onafhankelijke en bijzondere hulptaak. De classis verzuimde het recht dat zij eerder verschafte ook doorgang te geven; zij brak dat recht door haar uitspraken juist af. Als de meerderheid niet bereid bleek de eerdere classisbesluiten uit te voeren en het door de classis aanbevolen gesprek blokkeerde, dan moesten alle ambtsdragers maar uit het ambt gezet worden, zo oordeelde de classis ineens. De classis noemde dit een gedwongen terugtreding; de facto was het een ontslag. U begreep er niets van. Velen begrepen er niets van. Daar waar de meerderheid van de raad telkens niet bereid bleek de rechtspraak van de classisvergaderingen te honoreren, honoreerde zij nu direct het besluit van de classis om alle ambtsdragers, inclusief uzelf als predikant, uit het ambt te zetten. U vroeg uzelf af hoe het mogelijk is dat een kerkenraadsdeel, dat in deze 'partij' was, nu ineens zelf tot rechter in eigen zaak verheven kon worden. U vroeg uzelf af hoe het mogelijk was dat een raadsvergadering dit besluit kon nemen, terwijl deze vergadering slechts bestond uit enkele nog wettig aanwezige ambtdragers (in ieder geval op dat moment geen meerderheid meer). En hoe het mogelijk was dat een 'onafhankelijke' hulpcommissie zowel een hulp van een deel van de kerkenraad als een hulp van de classis bleek te zijn. Samen met de broeders van de zgn. minderheid van de raad achtte u de 'afzetting' (d.i. de gedwongen aftreding) uit het ambt om meerdere redenen onrechtmatig en in strijd met wat de Here zelf zegt over het verschaffen van recht; en met wat de Here zelf zegt over de roeping en aanstelling van Zijn dienstknechten en met wat er in deze lijn in de kerken is afgesproken in de kerkorde. U bleef vertrouwen op het recht in de kerk. En u riep samen met de andere ambtsdragers, als niet afgetreden kerkenraad, de gemeente op om echt gemeente te blijven die het recht van haar Heer erkent. Tot uw grote teleurstelling mocht u echter niet meer het eigen kerkgebouw daarvoor gebruiken; de kerkenraad werd gedwongen naar andere huisvesting om te zien.

Recht in de kerk?

Is het bovenstaande voorbeeld nu in alle opzichten identiek aan de situatie in Kampen-Noord? Het is niet de bedoeling een volledig identieke situatie weer te geven, als dat al mogelijk zou zijn. Het voorbeeld is echter wel op hoofdlijnen en op essentiële punten vergelijkbaar. Vooral met betrekking tot de positie van de ambtsdrager en m.n. de predikant. Het beoogt na te laten denken of wij in de kerken in vergelijkbare situaties vinden dat predikanten en andere ambtsdragers uit het ambt gezet moeten (kunnen) worden. Of zo u wilt tot aftreden gedwongen moeten kunnen worden. Het gaat namelijk om het vertrouwen dat we kunnen hebben in het Gereformeerde kerkrecht in onderhavige kwesties. Vragen die opdoemen zijn: Is in Kampen - N. recht verschaft? Is het mogelijk (geworden) om besluiten van meerdere vergaderingen selectief te aanvaarden? Namelijk alleen die óns goed uitkomen? Is het inmiddels legitiem dat ambtsdragers uit 'protest' tegen de uitspraken van een meerdere vergadering de erediensten niet meer bezoeken? En dat men bij een dergelijk bezwaar (publiek protest) dan toch niet de voorgeschreven kerkelijke weg gaat? Wordt voortaan in de kerken dergelijk 'revolutionair' gedrag gehonoreerd door eerdere rechtsverschaffing a.h.w. in te trekken en toe te staan dat ambtsdragers, zelfs predikanten, worden 'afgezet'. Wordt geen waarde meer toegekend aan artikel 14, artikel 15, artikel 79/80 van de kerkorde? Dáárin zijn namelijk de rechtsregels vastgelegd om predikanten te ontslaan, om predikanten ontheffing te verlenen, om predikanten te schorsen en uit het ambt te zetten. Maar van geen van deze artikelen is gebruik gemaakt. Waren daar geen gronden voor? En als de kerkenraad dan al gronden meent te hebben om op basis van artikel 14 KO tot losmaking te komen, waarom heeft de kerkenraad deze weg dan niet zorgvuldig gevolgd, overeenkomstig de duidelijke spelregels van de GS Leusden en de GS Zuidhorn? Spelregels die juist ook de preventie en de verzoening centraal stellen.

Consequenties

De laatste GS achtte de onderhavige gang van zaken rechtvaardig. Zij vindt dat een deel van een kerkenraad (zijnde 'partij' in een geschil) en een classis mogen handelen zoals hiervoor geschetst. Dat is volgens de GS rechtsbetrachting: (wel of niet) rekening houdend met alle ingediende bezwaren, eerlijk en billijk. Dat is zoals de Here het wil.

Het gaat er nu met name om dat, wanneer kerken(raden) deze rechtspraak aanvaarden, dat zij dan tevens aanvaarden dat in soortgelijke situaties op gelijke wijze 'recht' gesproken wordt. Dat betekent dat zij het legitiem achten, dat een nipte meerderheid in een kerkenraad (wellicht hoeft er zelfs geen sprake te zijn van een meerderheid) door middel van het hiervoor aangegeven gedrag, medebroeders ambtsdragers, ja zelfs predikanten, naar 'huis kan sturen'. Dat kan dan zonder de waarborgen van de kerkorde in acht te nemen.

Het wordt dan mogelijk om ambtsdragers, predikanten incluis, naar 'huis te sturen' tegen wie geen enkel gegrond bezwaar tegen hun leer en leven is ingebracht; ambtsdragers die zich voluit hebben gebonden aan de Heilige Schrift en de belijdenis van de kerk, maar die kennelijk als enige 'handicap' hebben dat zij zogezegd 'klassiek-gereformeerd' zijn gebleven.

We mogen van harte hopen en bidden dat deze 'rechtspraak' in revisie weer ware rechtspraak wordt, die niet voorbij gaat aan de wezenlijke elementen uit de voorgeschiedenis van het geschil in Kampen-N.; die niet voorbij gaat aan het onrechtmatig handelen jegens de broeders van de zgn. minderheid. Maar die weer voluit op een faire en eerlijke manier de vrede en de verzoening door recht zoekt. Een manier die ook voor de Heer van de kerk is te verantwoorden.