De hoge weg van het recht

 

Met toestemming van de redactie van Een in Waarheid nemen we een artikel over van A.J. Karssenberg, geplaatst op 9 februari 2007.

De hoge weg van het recht

A.J. Karssenberg
09-02-07

"De uitspraak die bij meerderheid van stemmen gedaan is, zal als bindend worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde." (artikel 31 KO, tweede gedeelte)

Het is al even geleden dat in De Reformatie een artikel van ds. B. Luiten verscheen over de situatie in de gemeente van Kampen-Noord[1]. In dat artikel, met de titel Een hogere weg voor de 'Ichthus-gemeente', stelt ds. Luiten twee belangrijke vragen:

1) Bewandelt de kerkenraad van onze zusterkerk een weg die spoort met de afspraken die in de Kerkorde, met name artikel 31, zijn vastgelegd?

2) Is er geen 'hogere weg' voor de kerkenraad, namelijk de weg van vrede met, berusting in en acceptatie van onrecht, zoals die ons gewezen wordt in het Woord van God?

Vanwege het belang van zowel de kwestie als de vragen die ds. Luiten stelt, zien we over het hoofd dat het inmiddels 2007 is geworden en vragen we alsnog aandacht voor dit artikel.

Artikel 31 KO

Wat betreft de eerstgenoemde vraag, wijst ds. Luiten op het eerste gedeelte van artikel 31 KO. Daar staat: "Als iemand van oordeel is dat hem door een uitspraak van een mindere vergadering onrecht is aangedaan, kan hij zich beroepen op de meerdere vergadering."
Ds. Luiten vervolgt: "Volstrekt helder. Punt is echter dat de 'Ichthus-gemeente' dat beroep al heeft gedaan! Eerst op de classis, toen op de particuliere synode, daarna op de generale synode. Steeds naar de meerdere vergadering volgens art. 31 van de kerkorde. Tot zover correct. Maar dan? Welke meerdere vergadering volgt op de generale synode? Geen enkele, hier houdt de appèlweg op. Wie daarna nog doorgaat met het verkrijgen van eigen gelijk, doet dat niet volgens art. 31 van de kerkorde."

Laat ik vooropstellen: de eerste zin van artikel 31 KO is mij lief! De mogelijkheid die broeders en zusters en kerkenraden hebben om onrecht aan de orde te stellen bij een meerdere vergadering, getuigt van het oprechte voornemen om recht te willen doen in de kerken. Dat voornemen komt overeen met de geopenbaarde wil van de HERE, namelijk dat wij mensen onderling elkaar recht doen (Micha 6: 8; Deuteronomium 16: 18-20).

Toch houdt artikel 31 bij dat goede voornemen niet op. Gelukkig niet. Want als het zoeken van recht en gerechtigheid, in de weg van appèl, zou ophouden bij de generale synode, dan zouden de vergaderingen van de Gereformeerde Kerken het Woord van God van haar plaats drukken. Dan zou het recht in de kerk, het kerkrecht, geheel afhankelijk zijn van het oordeel van mensen. Maar waar dat gebeurt, zo toont de kerkgeschiedenis aan, komt het onrecht - bij alle goede bedoelingen - alsnog in alle kracht naar boven. Mensen als Luther, De Cock, Kuyper en Schilder hebben dàt ervaren: het ondergeschikt maken van de Bijbel aan menselijke meningen en vergaderingen, gaat hand in hand met kerkelijk onrecht.

Daarom heb ik die tweede zin nog liever: "De uitspraak die bij meerderheid van stemmen gedaan is, zal als bindend worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde."

Stond díe zin nergens in de Kerkorde!!
Dan zouden de kerken de bron van het recht tòch nog bij zichzelf zoeken.
Dan zouden wij allen lid zijn van een gemeente die zich toch uiteindelijk niet door Christus alléén laat regeren!
Dan zouden de Gereformeerde Kerken metterdaad onze belijdenis verzaken:
"Men mag ook geen geschriften van mensen, hoe heilig de schrijvers ook geweest zijn, op één lijn stellen met de goddelijke Schriften, ook de gewoonte niet met Gods waarheid - want de waarheid gaat boven alles -; evenmin het grote aantal, de ouderdom, de ononderbroken voortgang in de tijden of de opvolging van personen, of de concilies, decreten of besluiten. Want alle mensen zijn uit zichzelf leugenaars (Ps.alm 116: 11) en ijdeler dan de ijdelheid zelf." (artikel 7 NGB).

Dat is de kern van mijn bezwaar tegen de manier waarop ds. Luiten de zaken voorstelt. Hij zegt: bij de generale synode houdt het op. Daar eindigt de appèlweg. Maar de kerken hebben terecht, tot in de eigen kerkorde, erop gewezen dat Gods Woord allesbepalend is in de kerken. Christus regeert. Een synode is niet onfeilbaar. Maar Hij wel. En daarom is wat Hij zegt alleszeggend.

Voor alle duidelijkheid: natuurlijk ontkent ds. Luiten dat niet. Hij wil Gods Woord niet van haar plaats beroven. Dat schuif ik hem dan ook op geen enkele manier in de schoenen. Wat ik echter onbegrijpelijk vind is dat ds. Luiten de lezers van De Reformatie voorlicht met halve citaten, halve KO-artikelen en dus met halve waarheden. Dat snijdt geen hout! Het brengt ons geen stap dichter naar elkaar toe. En het brengt ons samen geen stap dichter naar de Heer van de kerk toe.

Daarbij komt dat ds. Luiten heel goed weet dat de kerkenraad van Kampen-Noord (Ichthus) een deel van de synodebesluiten niet als bindend heeft kunnen aanvaarden. En zij is niet de enige. Om dicht bij huis te blijven: ondergetekende kan dat ook niet. Waarom niet? Omdat - zoals ds. Luiten de zaken voorstelt - het "eigen gelijk" weer eens verkregen moet worden? Nee, omdat de synodebesluiten inzake Kampen-Noord niet alleen op meerdere punten in strijd zijn met de feiten, maar eerst en vooral met het Woord van God. En met diezelfde Kerkorde waar ds. Luiten zo vaak op wijst.

Vandaar het verzoek om revisie. Blijkens zijn artikel hecht ds. Luiten daar niet veel waarde aan. Wij doen dat wel. Want wie besluiten van een meerdere vergadering niet voor bindend houdt, maar tegelijk geen verzoek om revisie indient, laat het kerkverband los. Dat heeft de kerkenraad van de 'Ichthus-gemeente' niet willen doen. Gelukkig maar. Want er was, menselijkerwijs gesproken, bij al het onrecht dat onze broeders en zusters is aangedaan, alle reden toe! Maar de gemeente van Kampen-Noord (Ichthus) wil de kerken niet loslaten. Door het vredestichtende werk van de Heilige Geest zoekt de Ichthus-gemeente naar Gods wil nog steeds de eenheid met de andere broeders en zusters2. Wie zou dat onbelangrijk vinden, zelfs bij inhoudelijk verschil van inzicht?

Het recht van Christus

Daarom gaat de "kwestie Kampen-Noord" veel verder dan Kampen-Noord. De vraag is: Mag een besluit van een meerdere vergadering daadwerkelijk - dus ook met opschortende werking! - worden afgewezen als het in strijd is met Gods Woord? Dat brengt ons samen bij Gods Woord Zèlf, bij Christus. Hij heeft het in de kerken voor het zeggen. Hij vraagt van ons dat wij eenheid èn waarheid liefhebben. Op Christus wijzen ook de broeders in Kampen-Noord. Zij zijn door Hem aangesteld en geroepen. Terecht vraagt ds. Luiten daar aandacht voor als hij schrijft:
"Sterk wordt benadrukt door de 'Ichthus-gemeente', dat haar ambtsdragers de gemeente trouw zijn gebleven. Zij bleven op hun post. 'Een post waar ze door de Here zelf toe geroepen waren.' Ik kan meevoelen dat dat een zwaarwegend argument is."
Maar hij vervolgt:
"Toch is het ook zo, dat die roeping van de Here indertijd tot stand kwam door de dienst van mensen. Zou het dan niet mogelijk zijn ook nu in het spreken van mensen een weg van de Heer te ontdekken?"

Ds. Luiten, even persoonlijk: ik heb alle vertrouwen in uw goede bedoelingen, maar ik ben geschokt door deze suggestieve vraag! Ik zie die vraag direct terugkaatsen, de kerkgeschiedenis in. Stelt u die vraag eens aan de kerkenraad van Ulrum. Haar predikant werd afgezet door de classis, tegen alle reglementen in, zonder enig bewijs van dwaling in leer of leven. Had de kerkenraad van Ulrum toch maar liever een weg van de Heer moeten ontdekken? Of was ze gehoorzaam aan de Koning van de kerk, juist in haar 'ongehoorzaamheid' aan de koning der Nederlanden?
Of stelt u uw vraag eens aan prof. dr. Greijdanus. Hoeveel gereformeerde jongeren hebben onderwijs gekregen - of krijgen dat nog - op een school die zijn naam draagt? Broeders en zusters gaven die naam van prof. Greijdanus toch aan hun school, omdat hij níet in onrecht en heerszuchtig spreken van mensen de weg van de rechtvaardige Heer kon ontdekken!?

Daarom is dàt ook de bredere vraag: wijzen mensen in hun spreken nu werkelijk de weg van Christus of niet? Terecht geeft ds. Luiten aan dat het mogelijk is dat mensen in naam van Christus de dienst van ambtsdragers beëindigen. Maar daaraan zijn wel Schriftuurlijke voorwaarden verbonden. Wij mogen elkaar niet binden bóven het Woord van Christus. Vandaar die goede regel: bij volgehouden zonden in leer en leven is tucht (schorsing en afzetting) bij ambtsdragers niet alleen mogelijk, maar ook geboden. Die regel is voluit Schriftuurlijk (1 Timotheüs 3; 4: 11-16 en 5: 17-20) en wordt in aparte KO-artikelen, met name: 79 en 80, als uitgangspunt genomen.

Maar wat de broeders ambtsdragers in Kampen-Noord is aangedaan, komt nergens in de kerkorde voor. Het is zèlfs geen "afgesproken kerkrecht"! Integendeel. Een kerkenraad kan niet door een meerdere vergadering gedwongen worden terug te treden en er is door de kerkenraad van Kampen-Noord ook nooit een besluit genomen om dat op eigen initiatief te doen3. De gevolgde weg stijgt uit boven 1 Timotheüs 3 en maakt zo ruimte voor persoonlijke voorkeuren en partijschappen. Dáár ligt het pijnpunt bij de besluiten van onze meeste vergadering - en nog meer als het gaat om de door de Eudokiaraad en de classis genomen tuchtmaatregelen.

Zware woorden

Vandaar ook de zware woorden die u zojuist las over synodebesluiten die we niet voor vast en bondig kunnen houden. Nee, wie artikel 31 van de kerkorde serieus neemt, wandelt niet gemakkelijk over besluiten van kerkelijke vergaderingen heen. Die besluiten hoeven niet te sporen met onze mening en onze voorkeur, voordat we ze als bindend aanvaarden. Maar anderzijds is artikel 31 KO volstrekt helder over besluiten van kerkelijke vergaderingen waarvan bewezen wordt dat ze tegen de Schrift of tegen de kerkorde ingaan. Zulke besluiten zijn niet bindend.


Concreet op een rij:

1) De kerkenraad van Kampen-Noord heeft nooit een wettig besluit genomen om terug te treden, maar de synodebesluiten baseren zich wel op een dergelijk - fictief - besluit.

2) Er zijn door de kerkenraad van Kampen-Noord geen bezwaren tegen de leer of het leven van ds. Hoogendoorn ingebracht; toch wordt hij geschorst en afgezet. Dit is nadrukkelijk in strijd met 1 Timotheüs 4: 19, met artikel 31 NGB en met artikel 79 KO.

3) Andere ambtsdragers van de 'Ichthus-gemeente' worden in de besluiten van de Eudokiaraad en in die van de classis behandeld alsof ze afgetreden zijn, terwijl dat niet het geval is.


Tot de schorsing van ds. Hoogendoorn is niet besloten door zijn eigen kerkenraad, maar door een vergadering die niet eens als een kerkelijke vergadering kan worden gezien, namelijk door de "gecombineerde kerkraden van Kampen-Noord en Zwartsluis". Dat strijdt onder andere met artikel 28 KO.

Er is nog een andere reden voor die zware woorden. Die reden ligt in de aard van de zaak. Kerkelijke tucht moeten wij namelijk verbinden met de woorden van de Here Jezus over de sleutels van het Koninkrijk der hemelen (Mattheüs 16: 13-28). Het juiste gebruik van die sleutels is essentieel voor de christelijke kerk. Dat is goed te merken in het genoemde Schriftgedeelte. Daarin komen drie elementen aan de orde die Christus nauw met elkaar verbindt:

1) de belijdenis van Zijn Naam en het gehoorzamen en volgen ven Hem;
2) het fundament van Christus gemeente, de 'petra'; en
3) het gebruik van de sleutels van het Koninkrijk, het binden en ontbinden.

Als Petrus belijdt dat Jezus de Christus is, de Zoon van levende God, dan zegt de Here Jezus dat Hij op die 'petra', die belijdenis van Petrus, Zijn gemeente zal stichten. Vervolgens geeft Hij - in de apostelen - aan die gemeente de sleutels van het Koninkrijk. Het is opmerkelijk hoe kort en bondig Christus die grote werkelijkheid en verantwoordelijkheid beschrijft: wat de apostelen op aarde zullen binden, dat zal ook gebonden zijn in de hemel en wat zij op aarde zullen ontbinden, zal ook ontbonden zijn in de hemel. Iets van die bondigheid komt terug in onze gereformeerde belijdenis (Zondag 31 HC), als wordt uitgelegd dat met de sleutels van het Koninkrijk der hemelen de verkondiging van het Evangelie en de kerkelijke tucht bedoeld worden. "Door beide wordt het koninkrijk der hemelen voor de gelovigen geopend en voor de ongelovigen gesloten."

Kortom: de belijdenis van Christus' naam, het fundament van Christus gemeente en het gebruik van de sleutels van het Koninkrijk der hemelen horen bij elkaar. Daarom is liefdevolle tucht, die zowel gericht is op de bestraffing van de zonden als op het behoud van de ziel van de zondaar (1 Korinthiërs 5: 5), een kenmerk van Christus' gemeente. Het omgekeerde daarvan is: misbruik maken van de kerkelijke tucht; de sleutels van het Koninkrijk gebruiken om het te sluiten voor de gelovige of het te openen voor de ongelovige. Misbruik maken van de kerkelijke tucht noemen we met artikel 29 NGB "vervolging" van "hen die heilig leven naar Gods Woord" en: een kenmerk van de valse kerk.

Zó serieus moeten we de situatie in Kampen-Noord nemen.
Zó belangrijk is het dat we bidden voor de particuliere en de generale synode; dat we de Heer van de kerk vragen of Hij ervoor wil zorgen dat de verkeerde besluiten van de Eudokiaraad en van de classis Kampen niet de verantwoordelijkheid worden van àlle kerken.

Een hogere weg?

Terug naar het artikel van ds. Luiten. Hij stelt namelijk nog een tweede vraag, die we niet moeten laten liggen. Ds. Luiten vraagt: zou (de kerkenraad van) de 'Ichthus-gemeente' niet een "hogere weg" moeten gaan? Al is er onrecht gedaan, zou dat onrecht in het licht van het onderwijs van de Here Jezus door hem niet geaccepteerd moeten worden?

In dat verband schrijft ds. Luiten het volgende:
"Ik weet dat aangedaan onrecht heel ingrijpend is voor een mens. Toch is geleden onrecht bij uitstek iets, dat we in de handen van de Heer mogen geven. Bij Petrus lezen we daarover uitvoerig. Want we krijgen in deze wereld niet altijd het gelijk dat we denken te hebben. Slaven die onrechtvaardig behandeld worden, moeten op hun Heer in de hemel zien. Een christelijke vrouw, die door haar ongelovige echtgenoot wordt miskend, moet hem zien te winnen door haar voorbeeldig gedrag. 'Het is een blijk van genade als iemand, doordat zijn aandacht op God is gericht, in staat is onverdiend leed te verdragen' (1 Petrus 2:19). Dat is de hogere weg, voor iedere christen die onrecht ervaart. Dat geldt in de wereld, ook in de kerk: 'Het is al treurig genoeg dat er rechtsgeschillen bij u voorkomen. Waarom leidt u niet liever onrecht? Waarom laat u zich niet liever benadelen?' (1 Kor. 6:7) Want we krijgen ook in de kerk niet altijd het gelijk dat we denken te hebben. Dan is het een 'blijk van genade', dat je daar bovenuit kunt zien op God, die je zaak kent en ook je hart. Dan heb je het krijgen van je gelijk niet nodig, hoe pijnlijk dat ook is, om toch verder te kunnen met broeders en zusters.
Dit is de weg waarop niemand teleurgesteld zal uitkomen. Ambtsdragers zouden daarin een voorbeeld kunnen zijn. Dan treden zij in de voetsporen van hun Heer (1 Ptr. 2:21-23).

Tenslotte, als het gaat om recht, is er dan niet een recht dat boven alles uit gaat? Ik bedoel het recht van de Heer op een eensgezinde, ongedeelde gemeente die in al haar leden leeft door zijn liefde. Om die reden verdroegen de apostelen het grofste onrecht door hun vijanden hun aangedaan, geselingen, gevangenschap en het zwaard. Zou het nu dan niet mogelijk zijn een uitspraak te aanvaarden van broeders in het geloof, en het eigen gelijk over te geven in de handen van de Heer van de kerk?"

In het bovenstaande citaat valt op dat ds. Luiten, net als in het eerste gedeelte van zijn artikel, de besluiten van kerkelijke vergaderingen - kennelijk inclusief het besluit om ds. Hoogendoorn af te zetten - reduceert tot "aangedaan onrecht". Pogingen om tegen die besluiten in het geweer te gaan, omschrijft hij simpelweg als "het krijgen van je gelijk".
De vraag is nu: liggen de zaken zo? Beseft ds. Luiten wel wat er gebeurd is? Schorsing en afzetting is bediening van de tucht, bediening van de sleutels van het Koninkrijk. Spreken Petrus en Paulus dáárover als het gaat om het aanvaarden van onrecht?

Petrus vermaant in zijn eerste brief de lezers om heilig te zijn. In dat kader geeft hij ook aan hoe zij heilig (=afgezonderd) kunnen zijn, terwijl zij leven tussen heidenen. Christenen zijn bijwoners en vreemdelingen in de wereld. Overal komen de gelovigen ongelovige mensen tegen. Een gelovige slaaf kan een ongelovige heer hebben, een gelovige vrouw een ongelovige man, een gelovige onderdaan een overheid die beheerst wordt door ongelovigen. Die ongelovige meester of man of overheid aanvaarden het Woord van God niet. Bij hen komen de brieven van Petrus en de andere apostelen, in letterlijke zin, niet aan. Dat is ongehoorzaamheid (1 Petrus 2: 8). Het recht en de heiligheid, die de gemeente van Christus kenmerken, stuit op het onrecht in en de onheiligheid van de wereld.

In die situatie roept Petrus op om onrecht te aanvaarden. Christenen mogen niet met geweld het recht en de heiligheid van Christus gemeente aan anderen opdringen. Gebruik van dwang is weliswaar menselijkerwijs gesproken de enige manier om onrecht te bestrijden, op het moment dat de verkondiging van het Evangelie wordt afgewezen. Maar Christus heeft een andere weg gewezen (Mattheüs 13: 24-30 en 36-43) en in Zijn voetspoor doet Petrus dat ook: christenen moeten onrecht aanvaarden. Zo zullen zij hun ongelovige naaste winnen voor Christus.

Geldt datzelfde nu voor het omgaan met onrecht binnen de gemeente? Ds. Luiten wijst op 1 Korinthiërs 6: 7. Het gaat in dat gedeelte om het zoeken van recht bij de ongelovigen. De ene broeder spant een rechtzaak aan tegen de ander om onbeduidende, alledaagse (NBV) zaken. Paulus noemt het aangaan van zo'n rechtsgeschil "onrecht". Want door een broeder voor de rechter te dagen, wordt op z'n best onrecht met onrecht bestreden. Daarom, schrijft Paulus, is het beter om onrecht te lijden dan om het oordeel over een geschil binnen de gemeente, over te laten aan de wereld. Dat betekent echter nog niet dat het geschil moet blijven bestaan. Paulus vraagt aan de Korinthiërs, die zo graag roemen op hun wijsheid: "Is er dan niet één wijs mens onder u die tussen broeders en zusters uitspraak kan doen?" (vers 5)

De vraag is nu: kan het schorsen en afzetten van een predikant worden gezien als één van de kwesties waarop Petrus en Paulus doelen? Wordt ds. Hoogendoorn - zoals ds. Luiten aanhaalt uit 1 Korinthiërs 6: 7 - "benadeeld" en wordt van hem gevraagd dat hij dat over zich heen laat komen? Hebben we hier te maken met onrecht dat aanvaard moet worden, omdat we allen op het ene fundament staan?4
Nee, want dat fundament is hier juist in geding! Bij de bediening van de sleutels van het koninkrijk der hemelen verwelkomen we met blijdschap broeders en zusters of. nemen we met verdriet afscheid van hen. Dat laatste is het duidelijke, maar vreselijke gevolg dat de Here Jezus Zelf aan het binden en ontbinden verbindt: "dan zij hij u als de heiden en de tollenaar" (Mattheüs 18:15-18). Nemen we de besluiten van de Eudokiaraad voor vast en bondig over, dan is dàt de diepe consequentie.

Zo kijken we ook naar die laatste opmerking van ds. Luiten. Christus heeft recht op een eensgezinde gemeente, schrijft hij. Zeker, dat zijn we met elkaar eens. Maar die eensgezindheid kan niet erger worden aangetast dan door de besluiten die genomen zijn door de Eudokiaraad. Met haar besluiten heeft de Eudokiaraad een scheur aangebracht in het Lichaam van Christus. Die scheurmakerij, die veel verder gaat dan het "onrecht" dat ds. Luiten opmerkt, vraagt om een duidelijke keuze voor geestelijke eensgezindheid. Dat bracht prof. J. Kamphuis eens met het volgende citaat onder woorden:

"Wanneer nu door een kerkelijke vergadering in Christus' lichaam een scheur getrokken wordt, dan behooren de gelovigen zich van hun ambt te kwijten. Zij staan in 'het ambt aller geloovigen'. Laten zij de ten onrechte uitgeworpenen alleen staan, dan verscheuren ook zijzelve de eenheid van het lichaam van Christus. Indien zij evenwel belijden, dat de geschorsten en uitgeworpenen terecht geweigerd hebben zich te binden aan menselijke vonden (.), dan kunnen zij de (.) in Christus' lichaam getrokken scheur slechts heelen, door in die uitgeworpenen de kerk te eeren, die staande bleef (.)".5

Die geestelijke eensgezindheid, die uit is op herstel van een ongedeelde gemeente op hetzelfde fundament, wensen wij de broeders en zusters in Kampen-Noord van harte toe.



[1] De Reformatie, jaargang 82, nummer 7 (18 november 2006), p. 142 en 143.

2 Welke Nederlands Gereformeerde Kerk zou, zelfs al werd er ingestemd met de landelijke besluiten over de vrouw in het ambt, zó worden gefrustreerd in haar zoektocht naar vrede en eenheid als nu de GKV Kampen-Noord!?

3 Dat er sprake zou zijn van zo'n besluit tot terugtreding van de kerkenraad zelf, wordt in de besluiten van de GS van Amersfoort-Centrum wel als feit aangenomen, maar is onwaar. Dat is onder meer aangetoond door onze emeritus-hoogleraar J.P. Lettinga op http://www.kampennoord-ichthus.nl/.

4 Ten onrechte laat ds. Luiten ongenoemd dat de Ichthus-gemeente wel degelijk onrecht heeft aanvaard. Denk onder meer aan het feit dat de gemeente al zo lang samenkomt in een school in plaats van in het eigen kerkgebouw.

5 Brief van de Generale Synode van Groningen 1946 aan 'alle Gereformeerde Belijders van de Christus in Nederland', geciteerd via J. Kamphuis, Verantwoording van een keus, Anno Domini 1967, Oosterbaan & Le Cointre NV, Goes, 1967. We menen door enkele weglatingen, die alleen betrekking hebben op de kerkelijke vergadering, de inhoud van het citaat geen geweld te hebben aangedaan.