Appèl KR op Generale Synode

 

Bezwaarschrift kerkenraad aan GS

Gereformeerde Kerk Kampen-Noord
Scriba: J.A. de Wit
Veenmos 2
8265 HZ Kampen

tel. 038-331 08 70
email: jadewit@freeler.nl

Aan de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland
in vergadering bijeen vanaf 12 maart 2005 te Amersfoort-Centrum

Postbus 770
3800 AT Amersfoort,

Eveneens verzonden via e-mail naar: synode@gkv.nl

Betreft: indiening bezwaarschrift

Kampen, 21 april 2005

Weleerwaarde en eerwaarde broeders,

Eerder hebben wij u verzocht om op de agenda van de Generale Synode een plaats in te ruimen voor de behandeling van een bezwaarschrift waarmee wij bij uw vergadering in appel willen gaan tegen besluiten van de Particuliere Synode van Overijssel. Het gaat om besluiten die de PS heeft genomen naar aanleiding van het appelschrift dat wij als kerkenraad van Kampen-Noord (Ichthus) hadden ingediend.
Wij doen dit beroep op de generale synode op grond van art. 31 van de kerkorde. Voor de verdere motivering verwijzen wij u naar het bezwaarschrift.
Wij zijn u erkentelijk dat u ons de ruimte gaf tot een latere datum dan de vastgestelde sluitingsdatum voor de indiening van stukken. U gaf ons de (heel nodige!) tijd en gelegenheid om dit bezwaarschrift voor uw vergadering gereed te maken.
Bij dezen ontvangt u van ons het bezwaarschrift met de bijbehorende stukken.
Een afschrift van dit bezwaarschrift zenden wij naar de PS van Overijssel.

Aanvullend verzoek
Behalve de verzoeken die wij uw vergadering voorleggen in ons bezwaarschrift, leggen wij u bij dezen nog een aanvullend verzoek voor.
In Bijlage 13a t/m c van het bezwaarschrift treft u een drietal brieven aan, die wij ontvingen van dát deel van de kerk te Kampen-Noord, dat in de Eudokiakerk vergadert. Deze brieven betreffen onze zogenaamde afzetting als ambtsdragers en de zogenaamde buiten-kerkverband-zetting van ons met dát deel van de gemeente dat mét ons in het Ichthus-gebouw samenkomt. Het wordt beschouwd en uitgevoerd als uitvloeisel van de besluiten van de classis van september 2004 die door de buitengewone PS van Overijssel bevestigd zijn.
Het doet ons verdriet dat deze maatregelen getroffen zijn zonder dat de uitspraken van de generale synode over ons appel in deze zaak werden afgewacht. Temeer waar het vooral voor ds. Hoogendoorn zulke directe en vergaande consequenties heeft.
Wij verzoeken u, op grond van alles wat wij in ons appel op uw vergadering aantonen en verzoeken, uit te spreken dat de getroffen maatregelen onwettig zijn.

Wij bidden u Gods zegen toe bij al uw arbeid, ook bij de behandeling van de verdrietige zaak die wij aan uw vergadering voorleggen.
Met hartelijke broedergroet,

namens de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord (Ichthus),



E. Vogel / J.A. de Wit
2e preses / scriba





Bezwaarschrift

van de KERKENRAAD van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord (scriba J.A. de Wit) tegen de besluiten van de buitengewone Particuliere Synode van Overijssel van 8 december 2004
(en 9 februari 2005),

gericht aan de Generale Synode 2005 te Amersfoort-Centrum




I. Inleiding
Dit bezwaarschrift richt zich tegen besluiten die de buitengewone Particuliere Synode van Overijssel van 8 december 2004 (en 9 februari 2005) heeft genomen in antwoord op een appelschrift van ondergetekenden tegen besluiten van de classis Kampen van 23 september 2004.
De besluiten van de Particuliere Synode treft u aan in BIJLAGE 1a t/m c.
Ons appelschrift aan de PS tegen de besluiten van de classis Kampen vindt u in BIJLAGE 2a t/m d.
In bijlage 1 bij dat appelschrift aan de PS zijn de besluiten van de classis Kampen van 23 september 2004 opgenomen.

Wij richten ons met een bezwaarschrift tot uw Generale Synode omdat wij onoverkomelijke bezwaren hebben, kort samengevat, tegen
- het feit dat er door de PS onvoldoende behandeling van het ingediende appelschrift heeft plaats gevonden
- dat het appelschrift te veel als kapstok heeft gefungeerd voor het inzetten van eigen oplossingsrichting van de PS
- dat de PS zodoende buiten haar bevoegdheid is getreden
- dat de PS onvoldoende geoordeeld heeft naar feiten en gebeurtenissen en haar besluiten vooral gebaseerd heeft op (eenzijdige) meningen en interpretaties en zodoende tot onjuiste taxaties komt
- de inhoudelijke besluiten van de PS, onder andere die ernstige beschuldigingen tegen appellanten behelzen inzake het aandeel van de predikant en losmaking van de kerk te Kampen-Noord

Omdat de Particuliere Synode op veel van onze bezwaren niet of nauwelijks is ingegaan, verzoeken wij u de inhoud van de hierna genoemde stukken als onderdeel uitmakend van ons bezwaarschrift te beschouwen:
- ons appelschrift aan de Particuliere Synode (BIJLAGE 2a en 2b), alsook
- de Aanvulling op dit appelschrift mèt de daarbij gevoegde bijlagen (BIJLAGE 2c en 2d)

Het leek ons niet nodig om alles wat wij in deze stukken hebben aangedragen, weer te herhalen. Daarom verwijzen wij u vooraf voor een goed verstaan van ons bezwaarschrift naar deze stukken en verzoeken u deze als volledig herhaald en ingevoegd in dit bezwaarschrift te beschouwen.

Met intens verdriet moeten wij concluderen dat de behandeling van ons appelschrift door de Particuliere Synode niet heeft geleid tot een rechtvaardige uitspraak.
Wij zien elementaire regels van het recht van de Heilige Schrift en van ons kerkrecht door deze kerkelijke vergadering geschonden, zoals wij in dit bezwaarschrift u willen duidelijk maken.
Wij leggen uw vergadering dit appel voor in de hoop dat u onze bezwaren zuiver wilt wegen en naar recht in deze zaak wilt oordelen.
De eenheid die in kerkenraad en gemeente van Kampen-Noord al zo lang geschonden is en tengevolge van het besluit van de classis verder gebroken, is door de besluiten van de Particuliere Synode nog dieper verscheurd.
Wij hopen en bidden dat de uitspraak van uw generale synode zal mogen bijdragen aan het herstel van het recht in de situatie van Kampen-Noord en zo aan het herstel van de vrede in deze gemeente van Christus die aan onze zorg is toevertrouwd.


Wij hebben het bezwaarschrift als volgt opgebouwd:
I. Inleiding (zie hierboven)
II. Terminologie
III. Materiaal
IV. Voorgeschiedenis
V. Inhoudelijke bezwaren
VI . Kerkrechtelijke bezwaren
VII. Bezwaren tegen de werkwijze van de Particuliere Synode
VIII. Afsluiting

 II. Terminologie

Kerkenraad: de kerkenraad met diakenen van de Gereformeerde Kerk van Kampen Noord, van vóór de uitspraken van de classis d.d. 23 sept. 2004;

Minderheid: deel van de kerkenraad dat in appel is gegaan bij de classis van september 2003 (zes broeders) en februari 2004 (tien broeders);

Meerderheid: de rest van de kerkenraad;

Rapport vB/D: het rapport van de broeders J. van Bruggen en P. Dijkstra, aangeboden aan en aanvaard door de kerkenraad op 30 juni 2003 en gepubliceerd naar de gemeente op 2 juli 2003;

Classis: de classis Kampen, de gewone classis van september t/m november 2003, of de buitengewone classis van februari 2004 t/m februari 2005;

CVM:de door de classis ingestelde 'commissie van 3', de Commissie Van Middelkoop, die bestond uit de brs. G.J. van Middelkoop (voorzitter), H.F. Jansma (als opvolger van br. J.P. de Vries) en ds. G.E. Geerds (die in oktober 2004, na de classis van 23 september 2004, in de plaats gekomen is van ds. J. Slotman);

PS: Buitengewone Particuliere Synode Overijssel te Zwolle-Berkum in eerste zitting bijeen op 8 december 2004, en in tweede zitting op 9 februari 2005;

PScie: de commissie van de PS die de behandeling van het appelschrift heeft voorbereid en de PS heeft gediend met een rapport en voorstellen voor de besluitvorming.

GS: Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland in zitting bijeen vanaf 12 maart 2005 te Amersfoort-Centrum;

Ichthus: vergaderlocatie van de 'dolerende' gemeenteleden van de Gereformeerde Kerk van Kampen Noord;

BIJLAGE: (kapitaal geschreven) verwijst naar de BIJLAGEN die bij dit bezwaarschrift aan de GS zijn gevoegd;

Bijlage: verwijst naar bijlagen die bij eerdere appelschriften zijn gevoegd en te vinden zijn bij die appelschriften;

Appelschrift PS: het appelschrift van appellanten aan de PS.


III. Materiaal

1a. Besluiten van de buitengewone Particuliere Synode van Overijssel, d.d. 8 december 2004 en 9 februari 2005; met aanbiedingsbrief d.d. 14 februari 2005;
1b. Rapport van PS-commissie inzake Kampen-Noord, 'Recht en vrede';
1c. Bijlage 1 en Bijlage 2 bij deze nota 'Recht en vrede'' ;

2a. Appelschrift van de (aangebleven) kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord tegen de besluiten van de buitengewone Classis Kampen van 23 september 2004, gericht aan de buitengewone Particuliere Synode van Overijssel van 8 december 2004 te Zwolle-Berkum; met aanbiedingsbrief d.d. 30 november 2004;
2b. Bijlagen bij dit appelschrift (2a), 1 t/m 37;
2c. Aanvulling op het appelschrift: 'B. Andere aanvullingen bij gemaakte opmerkingen';
(Deel 'A' bevat correcties op een verslag van een hoorzitting);
met begeleidende brief van 4 februari 2005;
2d. Bijlagen bij de 'Aanvulling' (2c), 1 t/m 12;

3a. Verantwoording en oproep aan de leden van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord, d.d. 2 oktober 2004; met begeleidende brief;
3b. Nadere verantwoording aan de leden van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord, d.d. 29 oktober 2004;
3c. Derde en afsluitende verantwoording aan de leden van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord, d.d. 19 november 2004;

4a. Verslag hoorzitting op 21 januari 2005 met ex-kerkenraadsleden Kampen-Noord;
4b. (Kort) Verslag hoorzitting op 14 december 2004 met appellanten en de delegatie van de classis;
4c. (Kort) Verslag hoorzitting op 14 januari 2005 met Commissie van Drie en Deputaten Appelzaken;
4 e Kort Verslag hoorzitting op 4 januari 2005 met visitatoren;
4f. Kort Verslag hoorzitting op 22 december 2004 met ex-kerkenraadsleden;
4g. Kort Verslag hoorzitting op 14 december 2004 met ds. De Bruijne en het moderamen van de classis;
4h. Verzoek van ds. E. Hoogendoorn namens de 'Ichthus-kerkenraad' aan de PScie via ds. A. de Braak, d.d. 1 februari 2005 ;
4i. Antwoord van ds. A. de Braak namens de PScie aan ds. E. Hoogendorn, d.d. 2 februari 2005;

5. [Vertrouwelijk] Werkrapport (DEEL-EVALUATIES) bij het rapport van Van Bruggen-Dijkstra ; zie voor het rapport Van Bruggen/Dijkstra bijlage 2 bij het bezwaarschrift aan de PS;
6. a. Bijdrage ds. E. Hoogendoorn op de kerkenraad 30 juni 2003, zijnde een analyse van het rapport Van Bruggen/Dijkstra; met
b. een 'Evaluatie van een evaluatie', alsook
c. een persoonlijke verantwoording aan de brs. J. van Bruggen en P. Dijkstra;
7. Bijdrage ds. E. Hoogendoorn in de bespreking rond Re@ction, d.d. 3 november 2003;
8. Betuiging van adhesie aan het appel van de kerkenraad (scriba J.A. de Wit) op de GS te Amersfoort-Centrum 2005, van br. en zr. Meissner-Reitsma, d.d. 19 april 2005;
9. Vijf brieven van elf broeders ambtsdragers d.d. 10 januari 2004 met een reactie op de overbruggingsvoorstellen van de visitatoren;
10. 'Bereidheid tot gesprek', persoonlijke notitie van ds. E. Hoogendoorn d.d. februari 2004;
11. Rapport en advies deputaten appelzaken, t.g.v. de buitengewone Classis Kampen op 17 september 2004 (met vier bijlagen);
12. Kanttekeningen van de kerkenraad (scriba J.A. de Wit) met betrekking tot beschuldigingen PS, d.d. 14 april 2005 ;
13. Schrijven van de Kerkenraad met Diakenen ['deel Eudokia'] d.d. 21 maart 2005
a. aan de gemeente, met begeleidend briefje;
b. aan de broeders die ambtsdrager zijn bij 'deel Ichthus';
c. aan ds. E. Hoogendoorn.

IV. Voorgeschiedenis

In ons appelschrift naar de PS hebben wij een overzicht gegeven van wat zich heeft afgespeeld in de periode vanaf mei 2002 tot aan het moment vlak na de uitspraak van de classis op 23 september 2004. Voor dit overzicht verwijzen we naar het appelschrift PS.
We pakken vervolgens de draad op vanaf 23 september 2004 en geven in dit appelschrift een overzicht van de belangrijkste feiten over wat zich in de periode daarna tot nu toe (april 2005) heeft voorgedaan.

23 september 2004
De classis besluit als haar oordeel uit te spreken dat "ter wille van het heil van de gemeente van Kampen-Noord alle leden van de kerkenraad, inclusief de predikant, dienen terug te treden".

24 september 2004
De kerkenraad wordt door de classis geïnformeerd over haar besluitvorming.

25 september 2004
De gemeente wordt (per brief, door de CVM) geïnformeerd over het classisbesluit. Het rapport van de CVM (notitie d.d. 9 september 2004) wordt meegestuurd.

27 september 2004
De kerkenraad vergadert over de uitvoering van het besluit van de classis. De minderheid deelt mee tijd nodig te hebben voor beraad en meldt zich daarom af voor deze vergadering.
De vergadering gaat ondanks de afwezigheid van deze 10 broeders door. In deze vergadering geven de 11 aanwezige broeders van de meerderheid aan dat zij bereid zijn om terug te treden. De CVM besluit vervolgens dat alle ambtsdragers per direct terugtreden. Het besluit wordt direct uitgevoerd, omdat de classis had besloten dat een eventueel appel tegen dit besluit de effectuering niet opschort.

28 september 2004
Per e-mail wordt ds. Hoogendoorn meegedeeld dat hij 'met ingang van heden ontheven is van het preken en catechiseren in Kampen-Noord'. Ook wordt hij ontheven van de eindredactie van De Wijnstok (het plaatselijk kerkblad).

30 september 2004
De gemeente wordt in een gemeentevergadering nader geïnformeerd over het besluit van de classis.

2 oktober 2004
De ambtsdragers van de 'minderheid' verantwoorden zich naar de gemeente en de CVM over de gang van zaken in de afgelopen tijd en maken bekend dat zij het naar de Here toe niet kunnen verantwoorden om hun ambt neer te leggen. Tevens delen zij mee dat zij met hun bezwaren tegen het classisbesluit in appel zullen gaan bij de particuliere synode van Overijssel.
Zij roepen de gemeente op om hen te blijven erkennen als ambtsdragers en de erediensten te bezoeken die vanaf zondag 3 oktober 2004 zullen worden belegd in de Ichthus. (BIJLAGE 3a)

3 oktober 2004
De ambtsdragers die hun ambt niet hebben neergelegd beleggen de erediensten vanaf zondag 3 oktober in het Ichthuscollege. Een aanzienlijk deel van de gemeente volgt de ambtsdragers hierin.

7 oktober 2004
De niet teruggetreden ambtdragers delen de classis mee dat zij vanwege de ernstige bezwaren tegen de besluiten van de classis in appel zullen gaan bij de PS en verantwoorden zich hierover naar de classis.

29 oktober 2004
De niet teruggetreden ambtsdragers verantwoorden zich naar de hele gemeente in een 'Nadere verantwoording' naar aanleiding van diverse vragen die zijn gesteld (BIJLAGE 3b).

5 november 2004
De niet-teruggetreden kerkenraadsleden verzoeken de roepende kerk van Zwolle-Berkum om medewerking te verlenen aan het samenroepen van een buitengewone particuliere synode op zo kort mogelijke termijn.

12 november 2004
De niet-teruggetreden kerkenraad informeert de kerken in het land over de in Kampen-Noord ontstane situatie en verzoekt de kerken om hen als zusterkerk binnen het kerkverband te blijven aanvaarden. De kerken in de classis Kampen wordt bovendien verzocht om de classisbesluiten niet te ratificeren.

12 november 2004
Aan de classis Kampen doet de niet-teruggetreden kerkenraad het verzoek om haar als zusterkerk, naast de andere gemeente uit Kampen-Noord te aanvaarden en uit dien hoofde ook de afvaardiging van de kerkenraad te ontvangen als wettige leden van de classicale vergaderingen.

19 november 2004
De niet-teruggetreden kerkenraad verantwoordt zich in een 'Derde en afsluitende verantwoording' naar de gehele gemeente naar aanleiding van brieven van br. A.L.Th de Bruijne en van de classis Kampen aan de gemeente en de wijze van voorlichten door de CVM aan de gemeente (BIJLAGE 3c).

30 november 2004
De niet-teruggetreden kerkenraad biedt haar appelschrift aan de PS aan (BIJLAGE 2a en2b), vergezeld van adhesiebetuigingen van een groot aantal gemeenteleden.
December 2004-Januari 2005
De PS komt in eerste zitting bijeen op 8 december 2004. Een commissie uit de PS gaat de behandeling van het appelschrift voorbereiden en belegt daartoe diverse hoorzittingen.

4 februari 2005
De appellanten bieden de PScie een schriftelijke aanvulling aan, naar aanleiding van enkele zaken die in de hoorzittingen aan de orde waren geweest (BIJLAGE 2c en 2d).

9 februari 2005
De PS behandelt het bezwaarschrift en besluit conform de door de PScie gedane voorstellen.

3 maart 2005
In een vergadering van de kerkenraad met de gemeente gaat de PScie in op vragen die door de kerkenraadsleden en gemeenteleden worden gesteld naar aanleiding van het besluit van de PS en het rapport van de PScie.

11 maart 2005
De niet-teruggetreden kerkenraad verantwoordt zich in een brief naar de hele gemeente van Kampen-Noord over haar besluit om tegen het besluit van de PS in appel te gaan bij de Generale Synode van Amersfoort-Centrum, die vanaf 12 maart 2005 wordt gehouden.

22 april 2005
De niet-teruggetreden kerkenraad van Kampen-Noord, alsmede een groot deel van de gemeente, doet, elk met een eigen appelschrift, een beroep op de Generale Synode van Amersfoort-Centrum 2005, met verzoeken om recht te spreken in de verscheurde situatie in de kerk van Kampen-Noord.

V. INHOUDELIJKE BEZWAREN

V.1. taxatie van (de oorzaken van) het conflict

a. 'Fundamentele geloofseenheid?'
In besluit E oordeelt de PS dat het conflict voortkomt uit een combinatie van tenminste vier factoren.
Als eerste twee noemt zij :
"1. regelmatig terugkerende verschillen van inzicht over concrete zaken die in de kerkenraad aan de orde werden gesteld;
2. ongelijke waardering van de onder 1 genoemde verschillen van inzicht".

In de gronden 2 en 3 onder dit besluit geeft zij die 'ongelijke waardering van de verschillen' aan als volgt:
"de een spreekt over incidentele en marginale verschillen zoals die in elke kerkenraad voorkomen, de ander beoordeelt ze uiteindelijk als structureel en principieel. De appellanten spreken over 'visieverschillen', in de zin van verschillen in visie op de toepassing van Schrift en belijdenis op actuele zaken;
Appellanten schrijven als hun oordeel: "keer op keer bleek dat een beroep op Gods Woord of de belijdenis ergernis ontmoette en als negatief ervaren werd. Er is wel gezegd dat men zich alleen stootte aan de manier waaróp het gebeurde. Maar naar onze overtuiging ging het wel degelijk om de inhoud" (pag. 18);".

In uitspraak 3 van besluit E wijst de PS op de overtuiging van de appellanten "dat de kritiek van die medeambtsdragers op het optreden van ds. Hoogendoorn slechts was ingegeven door afkeer van zijn Schriftuurlijk onderwijs".

In grond 1 onder besluit F voert de PS aan:
"De kerkenraad heeft nagelaten om deze visieverschillen gestructureerd te benoemen, te agenderen en te bespreken. Zodoende heeft de kerkenraad de gedachte laten voortbestaan dat er mogelijk fundamentele visieverschillen zouden zijn".

Uit deze aangehaalde gegevens blijkt dat er dus verschil van mening bestaat over de vraag of bij discussies over de toepassing van Schrift en belijdenis de inhoud zelf van deze geschriften in geding is. Het is nog niet uitgemaakt of de visieverschillen fundamenteel zijn of niet.

Juist met het oog op deze feitelijke gegevens doet het vreemd aan als de PS in besluit D vooraf constateert "dat er steeds sprake is gebleven van fundamentele geloofseenheid binnen de kerkenraad te Kampen-Noord". Het een strookt duidelijk niet met het ander. Er is sprake van een innerlijke tegenstrijdigheid in de besluitteksten; tenminste is er sprake van inconsistentie.
De PS wekt met besluit D de suggestie alsof zij zelf onderzoek heeft gedaan naar de inhoud van de visieverschillen en daardoor tot de conclusie gekomen is dat deze 'niet fundamenteel' zijn.

Ons is niet bekend dat de PS naar deze inhoudelijke meningsverschillen op de kerkenraad degelijk onderzoek en navraag heeft gedaan.
Wat wij op dit punt bij de PS zijn tegengekomen, is een aantal (vooral formele) vragen bij de hoorzittingen van de PScie over de vraag of er binnen de kerkenraad opvattingen zijn uitgedragen die in strijd zijn met Schrift en belijdenis. (BIJLAGE 4a en 4b)
Op die vraag is van onze kant bevestigd wat we al in ons appelschrift hadden aangegeven: dat er nog geen sprake was van besluiten van de kerkenraad die in strijd met de confessie waren. Dan hadden we ons - naar gereformeerd kerkrecht - tot de classis moeten wenden (zie appelschrift PS E.4.2.2.1.[slot]).
In de hoorzitting is van onze kant wel aangetekend, dat "bepaalde opvattingen en meningen tijdens discussies 'tegen- of op de rand van het christelijk belijden' zaten".
Op één punt is het naar ons oordeel óver de rand van de confessie gegaan, namelijk in de bespreking en het besluit over Re@ction (nov 2003). Maar op die zaak zouden we in de kerkenraad nog terugkomen. Dat was ook een zaak die diende nadat onze bezwaarschriften al op de classis van september 2003 waren gelegd.
Het voert te ver om bij zulke discussies in de kerkenraad dan al te gauw te oordelen dat iemand "vasthoudend opvattingen uitdraagt die in strijd zijn met Schrift en belijdenis".
Tegen deze achtergrond hebben wij op 26 april 2004 met de kerkenraad uitgesproken: "Tot dusver is niet vastgesteld, dat de trouw aan de Schrift, de binding aan de goede belijdenis en de gehoorzaamheid die God van ons vraagt hier in geding zijn". Het gaat hier om een formele constatering. De discussie was nog gaande in de kerkenraad.
Daarom: 'tot dusver'! Deze verklaring was namelijk opgesteld om samen de mediation in te gaan. In die mediation zou ook, conform de opdracht van de classis, gesproken worden over de vraag in hoeverre visieverschillen inzake de toepassing van Gods Woord en de belijdenis een bepalende factor vormden voor het overlegklimaat binnen de kerkenraad.
Als dat nog besproken moet worden is het te vroeg om een 'fundamentele geloofseenheid' te constateren. Dat moest op dat punt nog blijken! Zeker waar er op dit punt zulke beschuldigingen waren geuit als de kerkenraad met het rapport van vB/D had gedaan [zie wat dit rapport betreft verder onder b.]. Bovendien bevestigen de werkverslagen die achter dit rapport liggen, het feit dat de kerkenraad juist ook bij onderwerpen van principiële aard niet tot overeenstemming en daarom niet tot besluitvorming kon komen.(BIJLAGE 5)

Verder is in de hoorzittingen wel door de commissie gevraagd naar de inhoud van de meningsverschillen. (BIJLAGE 4a). Op die vraag is er een kleine discussie geweest over een bepaald punt (dat van het 'shoppen'). Daar is verder niet over doorgesproken, laat staan dat de stukken er bij zijn gehaald die toen op de kerkenraad gediend hebben.
Vanuit die korte discussie binnen de hoorzitting heeft de commissie moeilijk conclusies kunnen trekken over de vraag of het meningsverschil nu wel of niet een fundamenteel karakter droeg.

Tenslotte hebben we hier dan nog niet eens genoemd hoe de geloofseenheid in de praktijk door de meerderheid op losse schroeven is gezet door haar onchristelijk handelen. Zie wat we daarover in ons appelschrift PS naar voren hebben gebracht (onder E.2.1., E.3, E.4 en E.7.1.).
De avondmaalsviering met elkaar kwam echt in geding!

Gezien deze overwegingen vormen de gronden die de PS voor haar besluit D aanvoert, geen voldoende grond voor de constatering van dit besluit.

b. Terug naar de kern van het conflict
De PS gaat vrijwel geheel voorbij aan de diepe oorzaak van de problematiek binnen de kerkenraad.
In het rapport van de PScie wordt even aandacht besteed aan de taxatie die de minderheid van de problematiek geeft (opgevoerd als 'taxatie van ds. Hoogendoorn c.s."), waarna de 'taxatie van de meerderheid' wordt doorgegeven (blz. 2 en 3 van het PScie-rapport; BIJLAGE 1b).
In de besluiten van de PS zien wij de oorzaak van de problematiek nauwelijks terugkomen. Als die terugkomt, dan in de sfeer van: dat is het standpunt van de minderheid. Verder wordt er niets mee gedaan.

De PScie is in haar onderzoek van de problematiek teruggegaan tot ver voor de eerste classisbesluiten in deze kwestie. Namelijk tot een vergadering in mei 2002, waar de kerkenraad besloot tot het inroepen van deskundige hulp van buiten.
Wij willen nog even teruggaan tot vóór deze datum.
De sfeer binnen de van samenstelling veranderde kerkenraad werd de laatste jaren, vóór de vergadering in mei 2002, bepaald door allerlei ongenoegen dat zich regelmatig richtte op de agendacommissie en met name op ds. Hoogendoorn. Ongenoegen dat vooral gestempeld was door wantrouwen tegenover ds. Hoogendoorn. Allerlei verwijten werden gedaan, direct of indirect. Op initiatief en aandringen van ds. Hoogendoorn was dit voor de agendacommissie de aanleiding om de dingen maar eens open en eerlijk op de kerkenraad te bespreken. Onder leiding van de tweede preses kwam dit op de vergadering in mei 2002 aan de orde. Zonder verdere bespreking werd toen besloten een deskundige van buitenaf aan te trekken. Dit mondde uit in het zogeheten traject 'Zomer' (naar de naam van de later aangetrokken adviseur). Dit traject liep na enkele maanden dood.
(Ds. Hoogendoorn heeft er rekenschap van afgelegd waarom hij op een gegeven moment medewerking aan dit traject niet verantwoord vond. Ook andere leden van de raad hebben verklaard waarom zij dit traject niet verantwoord vonden. Zonodig willen we graag uw vergadering over dit traject nadere informatie verstrekken).
Vervolgens kwam het traject Van Bruggen/Dijkstra. Hiervoor hebben alle leden van de raad zich ingezet. Dit traject mondde op een bepaald moment uit in een rapport dat door de (meerderheid van de) kerkenraad werd aanvaard. (zie bijlage 2 bij appelschrift PS).
In de door de kerkenraad aanvaarde analyse van deze adviseurs stonden een aantal beschuldigingen richting ds. Hoogendoorn.
Uit de rij beschuldigingen halen we bij wijze van voorbeeld de volgende aan:
- de predikant wekt de indruk pastoraal en in de vergadering te opereren vanuit een set algemene overtuigingen. Deze overtuigingen worden vereenzelvigd met fundamentele visie en gereformeerd-zijn en leiden daardoor tot een sterke fixatie daarop met als gevolg dat er minder verwerking is van de specifieke omstandigheden van personen die juist pastoraal belangrijk zijn;
- hij heeft een meer op onderwerpen dan op personen gerichte attitude;
- het gaat om een set overtuigingen die niet duidelijk "vertaald" wordt naar de actuele situatie en een volgende generatie;
- hij maakt zich onbereikbaar voor kritiek die op verbetering gericht is door te snel en soms ten onrechte gebruik te maken van objectiverende visies op kerk, jeugd, gevoel enz.;
- hij opereert vanuit een aantal niet open bespreekbare en als confessioneel gekenmerkte standpunten;
- het gaat om een benadering vanuit de 'normen' in prediking en pastoraat die geen rekening houdt met de eigen tijd en een specifieke situatie.
(zie BIJLAGE 6a [onder punt 3.2.]; zie rapport vB/D, bijlage 2 bij appelschrift PS)
Door ds. Hoogendoorn en andere kerkenraadsleden is gevraagd om de beschuldigingen hard te maken. Er is gevraagd voorbeelden te noemen, uit de vergadering, uit de prediking, uit het pastoraat of catechese.
Daar is niet op ingegaan. De kerkenraad heeft dat niet willen bespreken.
Met die onbewezen beschuldigingen van de meerderheid komen we bij de zaak waar het om draait.
Toen dit rapport, zonder in te gaan op de aangevoerde bezwaren er tegen, werd aangenomen en in de gemeente gepubliceerd, hebben de bezwaarde kerkenraadsleden zich met (een tweetal) bezwaarschriften tot de classis gericht.
In antwoord op deze bezwaarschriften heeft de classis onder meer geoordeeld,
- dat de kerkenraad onvoldoende heeft onderzocht, dan wel doen onderzoeken in hoeverre visieverschillen op het betrekken van Gods Woord en de belijdenis op de mens een bepalende factor vormen voor het huidige overlegklimaat binnen de kerkenraad;
- dat de kerkenraad bij de beoordeling van de problemen binnen de raad ten onrechte de menings- en visieverschillen, als mogelijke oorzaak, buiten beschouwing heeft gelaten;
- dat de kerkenraad zijn oordeel over het functioneren van zijn predikant in prediking en pastoraat niet heeft onderbouwd.
(bijlage 5 bij het appelschrift PS)
Tot op heden heeft de kerkenraad de bespreking van deze zaken geweigerd.

Van onze kant is gesteld: het is geen functioneringsprobleem van ds. Hoogendoorn. Het probleem is dat de meerderheid steeds valt over de principiële benadering van ds. Hoogendoorn. Daar waar de minderheid met ds. Hoogendoorn de zaken principieel wil benaderen, wordt de dominee telkens afgerekend op zijn argumenteren vanuit de Schrift en de confessie.
Zie hierover wat we in ons appelschrift PS onder E.4.1. en E.4.2.2.1. hebben aangevoerd.

In dit verband is het frappant dat de PScie in haar rapport de taxatie van de meerderheid overneemt zoals blijkt uit wat ze aan het slot (van 'de taxatie van de meerderheid') schrijft:
"de conclusie lijkt gerechtvaardigd, dat niet de inhoud maar wel de wijze van toepassing in concrete situaties regelmatig verschil van opvatting opleverde" (BIJLAGE 1b, pag. 3).
De commissie voert geen grond aan voor deze conclusie. Tijdens de hoorzittingen zijn deze dingen wel aangestipt maar niet echt doorgesproken.
Voor alle duidelijkheid wijzen wij er op, dat ook wij beseffen dat je in discussies van mening kunt verschillen over de vraag hoe je in concrete situaties de Schrift en de belijdenis het beste recht doet, zonder dat je daarbij direct moet stellen dat dan 'Schrift en belijdenis in geding zijn'.
Maar nadrukkelijk stellen wij dat daar niet het eigenlijke probleem ligt.
Dat ligt hierin dat wij, en met name ds. Hoogendoorn, op een onzuivere manier worden neergezet en afgerekend, kennelijk omdat wij in discussies een beroep doen op het Woord van God en de belijdenis van de kerk.
Dat is aangewezen in de analyse die ds. Hoogendoorn op de kerkenraad heeft gegeven van het rapport vB/D (BIJLAGE 6a; zie ook 6b).

Wij geven uw vergadering ook een voorbeeld, zodat u duidelijk kunt zien waar het precies om gaat.
In een kerkenraadsvergadering in november 2003 kwam het verzoek op tafel of we als kerkenraad onze medewerking wilden verlenen aan de interkerkelijke jeugdkerk die ook in Kampen werd opgericht. Dat wordt in Kampen 'Re@ction' genoemd. Dit verzoek werd door een van de kerkenraadsleden ingebracht met het voorstel daar positief op in te gaan.
Ds. Hoogendoorn was die avond door ziekte verhinderd om de vergadering bij te wonen.
Schriftelijk had hij een korte bijdrage ingeleverd voor de bespreking over Re@ction (BIJLAGE 7).

Nu gaat het ons niet om de vraag hoe uw vergadering over de jeugdkerk denkt. Het gaat ons er evenmin om te stellen dat de bijdrage van ds. Hoogendoorn aangenomen en tot kerkenraadsbesluit verheven had moeten worden. Het was gepresenteerd als een 'bijdrage in de bespreking'. Omdat het vanwege de afwezigheid niet anders dan kort-schriftelijk kon, moest in deze bijdrage in één keer gezegd worden wat anders mogelijk was geweest in verschillende ronden, afgestemd op wat anderen in de bespreking inbrachten.
Wat is nu onze moeite? En dat is de kern van de zaak: ds. Hoogendoorn wordt afgerekend op zo'n bijdrage, waarin hij argumenteert vanuit de Schrift en de belijdenis. Dit wordt door de meerderheid ervaren als 'het mes op tafel'.
De gang van zaken rond dit onderwerp is heel typerend voor de kerkenraadsvergaderingen in Kampen-Noord de laatste jaren. Veel aandachtspunten van ds. Hoogendoorn waren in de eerste ronde al door verschillende kerkenraadsleden genoemd. Daarna wordt de schriftelijke bijdrage van ds. Hoogendoorn verspreid. Deze wordt echter niet gelezen (leespauze) maar achteloos terzijde gelegd met een: ´dat kennen we zo langzamerhand wel´. In plaats dat een tweede ronde werd gehouden, werd er direct stemming gevraagd en gegeven. Het is onbegrijpelijk dat de afwezige hier weer zo wordt afgerekend, en met hem in feite ook de andere broeders die eenzelfde standpunt vertolkten.

In de slotfase van de afgebroken mediation is met verwijzing naar déze bijdrage gesteld: als ds. Hoogendoorn op die manier een bijdrage levert en zo medeambtsdragers en gemeenteleden die er anders over denken, direct onder verdenking zet van 'u bent in strijd met Schrift en belijdenis', en hij ziet niet in dat dit niet kan, dan heeft voor ons voortzetting van de mediation geen zin meer.
Hierom is de mediation door de meerderheid afgebroken.

Hier heeft uw vergadering een modelvoorbeeld hoe de beschuldigingen in het rapport vB/D ingevuld worden en op welke manier ambtsdragers zijn gediskwalificeerd en om welke reden ze de kerkenraad uitgewerkt zijn.
Het is een objectief voorbeeld: zwart op wit. Ds. Hoogendoorn heeft er mondeling niets aan toegevoegd om de eenvoudige reden dat hij niet ter vergadering aanwezig was. Ieder kan dus nagaan wat letterlijk zijn persoonlijke inbreng in de discussie was.
Voor dit soort bijdragen, met zo'n verwijzing naar de Schrift en de confessie, is door de meerderheid geen ruimte meer gegeven binnen de kerkenraad. Daar zit onze moeite als minderheid.
Deze intolerantie bij de meerderheid is de achtergrond van alles wat we hierover in onze appelschriften hebben aangedragen, eerst richting de classis en vervolgens richting de PS.

In punt 3 van besluit E spreekt de PS van een groeiend wantrouwen van ds. Hoogendoorn en anderen tegenover hun medeambtsdragers.
Uit wat we hierboven hebben aangedragen, vanaf vóór mei 2002 tot en met het moment dat de mediation werd afgebroken, blijkt dat juist het omgekeerde het geval was: er heerste groeiend wantrouwen bij de meerderheid tegen met name ds. Hoogendoorn. Zie voor dit wantrouwen ook wat hieronder, onder V.2. verder nog aan feitenmateriaal wordt aangevoerd.
In BIJLAGE 2c en 2d wordt dit met voorbeelden geïllustreerd.

V.2. De PS aanklager in plaats van rechter

In besluit G oordeelt de PS dat ds. Hoogendoorn in het bijzonder verantwoordelijk gesteld moet worden voor de escalatie van het conflict.
In de gronden worden vervolgens bijzonder zware beschuldigingen geuit aan het adres van ds. Hoogendoorn.

Allereerst rijst bij deze beschuldigingen de vraag: had de PS het recht om een predikant persoonlijk aan te klagen en te beschuldigen c.q. te veroordelen terwijl niemand de PS daarom gevraagd heeft?
Er lag een appelschrift van een tiental kerkenraadsleden uit Kampen-Noord op de tafel van de PS. Een appelschrift tegen besluiten van de Classis Kampen. Dát had de PS dienen te behandelen.
Zij had rechter moeten zijn in de appelzaak die deze kerkenraadsleden haar hadden voorgelegd. Zij heeft zich echter opgeworpen als aanklager van ds. Hoogendoorn zonder dat iemand op kerkelijke wijze de vergadering daar om gevraagd heeft.
Hierin is de PS buiten haar boekje gegaan: de kerkorde die we als kerken hebben aanvaard als regel voor de kerkelijke samenleving, regel ook voor de PS en haar bevoegdheden.
Niet eerder had een mindere vergadering de klacht tegen ds. Hoogendoorn uitgesproken die de PS heeft gedaan, namelijk dat hij voortdurend geweigerd heeft zijn eigen functioneren kritisch aan de orde te laten stellen. De kerkenraad niet, ook de classis niet.
Zie verder hierover onder 'Kerkrechtelijke bezwaren' onder VI.1.

Het verbaast ons ook dat deze klacht, die zo'n speerpunt geworden is in de besluiten van de PS, niet besproken is met ds. Hoogendoorn zelf, evenmin als met de andere appellanten.
Als de PScie nader onderzoek had gedaan naar feiten en gebeurtenissen, had ze niet tot deze beschuldiging kunnen komen. We kunnen de klacht moeiteloos weerleggen.

In dit verband wijzen we op een opmerking van de PScie tijdens een hoorzitting. De suggestieve vraag werd gesteld waarom ds. Hoogendoorn zijn medewerking opschortte zodra er bepaalde situatietekeningen kwamen door externen als Zomer, Van Bruggen/Dijkstra. De commissie voegde er toen aan toe: "De waarnemingen van externen waren toch geen eigen conclusie van deze mensen, maar gebaseerd op de typeringen van een heel aantal mensen?" (BIJLAGE 4a, pag.5 )
Wij achten deze constatering tekenend voor het geheel. Hier zit juist onze grote moeite in dit lange proces van onrecht dat we nu al jarenlang ervaren. Steeds weer baseren de ingeroepen derden zich met hun beschuldigingen op allerlei beweringen van de meerderheid.
Als wij vragen: doe ons recht tegenover onze tegenpartij!, en men gaat in de rechtspraak steeds weer uit van alleen wat de meerderheid beweert, dan wordt er geen recht gesproken.
Dit hebben we in beginsel al ervaren in het Zomertraject, toen de adviseur zich liet leiden door de beweringen van de kant van de meerderheid. Dit hebben wij vervolgens ervaren in het rapport vB/D, zoals we aangetoond hebben in de analyse (met evaluatie) van 30 juni 2003 (BIJLAGE 6ab; vergelijk ook de beoordeling van dit rapport door br. en zr. Meissner in BIJLAGE 8).
Toen de classis van sept/nov 2003 bij de behandeling van ons bezwaarschrift zich voor deze fout had behoed, vervielen haar visitatoren helaas weer in dezelfde fout: zij lieten zich helemaal leiden door de beweringen van de meerderheid, zoals met vele voorbeelden is aan te tonen. Toen de classis van febr/apr 2004 haar visitatoren tot de orde riep, kwam de CVM die in zekere zin de leiding van de kerkenraad in handen kreeg. Die commissie verviel ook in deze fout, zoals we aangetoond hebben in ons bezwaarschrift aan de PS.
Nu is de PS in diezelfde fout gevallen door weer af te gaan 'op de typeringen van een heel aantal mensen', namelijk de meerderheid van de kerkenraad (die trouwens op het laatst nauwelijks nog een meerderheid was!). Het zijn weer dezelfde typeringen als waar de (meeste) andere derden in de kwestie eerder ook al op afgegaan waren!
In wezen is het allemaal gebaseerd op de al zo lang volgehouden beweringen van de meerderheid.

De PS heeft ook geen goede redenen voor haar beschuldigingen als we kijken naar de gronden die de PS voor haar besluit G aanvoert.
In grond 1 wordt gesteld dat 'algemeen erkend wordt' dat de moeiten binnen de kerkenraad zich toespitsten rond persoon en functioneren van ds. Hoogendoorn. Dat is niet terecht, ja zelfs suggestief. Dat wordt niet 'algemeen erkend'.
Dat heeft de meerderheid wel beweerd, maar dat is steeds door de minderheid ontkend. Naar ons oordeel zijn het vooral de personen en het functioneren van de meerderheid geweest die voor de problemen zorgden! Dat is de PS bekend uit ons bezwaarschrift.
In grond 1 wordt een uitspraak uit ons bezwaarschrift aangehaald. Die wordt echter tegen onze duidelijke bedoeling in gebruikt. De PS laat ons haar mening er mee bevestigen terwijl wij die juist met die uitspraak bestrijden. Met het gezegde 'hij is continu de zondebok die weg moet', signaleren wij iets dat we in de houding van de meerderheid tegenkomen!
Het gezegde gaat zelfs terug op een uitspraak van een van de mediators. Toen de meerderheid continu alleen maar de predikant aanviel terwijl ze tien broeders in het geschil tegenover zich hadden , hield de mediator scherp analyserend de meerderheid voor: dus een zondebok in een modaliteitenstrijd!

De PS stelt vervolgens: "In zo'n situatie is het van doorslaggevend belang dat de persoon zich dienend opstelt". Zo'n opmerking heeft hier geen kracht van argument. Beslissend is waar in de situatie binnen de kerkenraad van Kampen-Noord kerkenraad en gemeente het meeste mee gediend zijn!

De laatste zin in grond 1 ('het zich sterk maken voor het handhaven van eigen positie') laten we voor rekening van de PS. Het lijkt ons een 'zware rekening', om met zo'n ongegronde beschuldiging een dienaar van het Woord zwart te maken.

In grond 2 van besluit G voert de PS als bewijs voor haar beschuldiging aan het adres van ds. Hoogendoorn aan: het niet mee doen aan het traject-Zomer en het niet verder meewerken aan het ingezette traject Van Bruggen/Dijkstra.
Beseft de PS niet dat zo'n gegeven op zich geen bewijsgrond kan zijn? Beslissend is welke reden ds. Hoogendoorn had om aan het eerste traject niet mee te werken, en of zijn bezwaren tegen de (door de meerderheid van de kerkenraad aanvaarde) analyse van Van Bruggen/Dijkstra gegrond waren of niet. Over die redenen en bezwaren spreekt de PS in het geheel niet.
De PS doet de negatieve suggestie dat ds. Hoogendoorn zich terugtrok omdat genoemde adviseurs kritische opmerkingen plaatsten over zijn functioneren.
Dit is een valse beschuldiging.
Nog erger maakt de PS het als ze stelt dat de kritische opmerkingen over zijn functioneren voor ds. Hoogendoorn reden waren om de critici te beschuldigen van vooringenomenheid en gebrek aan objectiviteit.
We kunnen het tegendeel bewijzen. Zowel uit de uitvoerige correspondentie die heeft gediend in de kwestie Zomer als uit de bezwaarschriften die wij bij de classis hebben ingediend. Let wel: bezwaarschriften die WIJ hebben ingediend: niet alleen ds. Hoogendoorn, maar ook andere leden van de kerkenraad met diakenen. Denk ook aan het bezwaarschrift dat door heel wat gemeenteleden aan de classis is gestuurd.
De wetenschap dat ook andere leden van de raad bezwaren hebben gemaakt tegen zowel het Zomer-traject als tegen het rapport vB/D, had de PS voor dit soort ontsporingen moeten behoeden.
De PS maakt zich hier schuldig aan zwartmakerij.

Dat wordt nog eens bevestigd door wat de PS aan het slot van grond 2 beweert. Ds. Hoogendoorn zou op soortgelijke manier ook de visitatoren hebben beschuldigd toen dezen bij hem aandrongen op een soepeler houding.
Hier spreekt de PS geen waarheid.
In vijf brieven door samen 11 broeders van de minderheid was van te voren kritiek geleverd op de overbruggingsvoorstellen van de visitatoren (BIJLAGE 9).
Hierin was aangegeven hoe partijdig deze voorstellen waren. De voorstellen lagen helemaal in de lijn van de meerderheid. Er was gewezen op rechtsongelijkheid in de aanpak van de visitatoren.
Toen ds. Hoogendoorn op de bewuste kerkenraadsvergadering aan deze 'partijdigheid' refereerde was dat niet naar aanleiding van het feit dat visitatoren bij hem aandrongen op een soepeler houding of iets van dien aard. Het was naar aanleiding van het grove feit dat de visitatoren de minderheid beschuldigden van de zonde van 'scheurmakerij'. In reactie daarop vroeg ds. Hoogendoorn de visitatoren 'om, waar die partijdig zijn, op te passen voor zulke loodzware beschuldigingen' (citaat uit notulen van 26 jan 2004).
Hier zijn de feiten door de PS verdraaid.

Wij maken bij dezen ook bezwaar tegen de voorlichting die blijkens het verslag van de hoorzitting door de genoemde visitatoren aan de PScie is gegeven. De PS heeft zich kennelijk door deze voorlichting laten leiden blijkens haar opmerking in grond 2.
We herkennen het ook in het rapport van de PScie: in de toegevoegde bijlage 1 waar de PScie een korte samenvatting van de voorgeschiedenis geeft (BIJLAGE 1c ). Op pag. 2 wordt over de visitatoren-episode een voorstelling van zaken gegeven die in strijd met de werkelijkheid is. Het is een tendentieuze en ook suggestieve weergave. De notulen van de kerkenraadsvergaderingen in die periode alsook de 5 brieven die vanuit de minderheid in reactie op de voorstellen van de visitatoren zijn opgesteld (BIJLAGE 9) weerleggen deze weergave.
Deze voorlichting is niet juist. De PS had dit zelf kunnen nagaan in ons appelschrift naar de classis tegen het optreden van deze visitatoren (dat als bijlage 12 bij het appelschrift PS was toegevoegd). En niet alleen in dit appelschrift (met de bijbehorende documentatie), maar nog meer in het antwoord van de classis op dit bezwaarschrift. De classis heeft ons oordeel van 'partijdig' gedeeld en het optreden van de visitatoren veroordeeld. De classis heeft zelfs haar spijt betuigd over dat optreden van deze haar deputaten en daarvoor vergeving gevraagd.
Dit classis-oordeel staat in schril contrast met de lof die de PScie op de PS (en de PSdelegatie in haar uitleg in de Eudokiakerk) aan het adres van visitatoren heeft toegezwaaid om hun werk.
Het oordeel van de classis had voor de PS des te zwaarder mogen wegen waar de betreffende classis dit gedaan heeft op advies en voorstel van vier deputaten van de PS die hiervoor geraadpleegd waren.
De PS heeft in feite hier haar eigen deputaten veroordeeld.

In grond 3 van besluit G tekent de PS de situatie binnen de kerkenraad niet juist. Het is niet zo dat (de meerderheid van) de kerkenraad steeds meer tot de overtuiging kwám dat niet eventuele visieverschillen maar het optreden van ds. Hoogendoorn de oorzaak vormde van de moeite. Die overtuiging hád de meerderheid al, van voor het Zomer-traject. Vergelijk wat daarover gezegd is onder V.1.b..

In het vervolg van grond 3 worden twee onwaarheden beweerd.
In de eerste plaats dat ds. Hoogendoorn weigerde om het eigen functioneren kritisch aan de orde te laten stellen en ook nog bij die weigering bleef.
In de tweede plaats zou hij de bespreking van zijn functioneren geweigerd hebben "omdat hij eerst wenste te spreken over wat hij zelf als oorzaak zag: de 'visieverschillen'. Daardoor is hij er zelf mede oorzaak van dat deze visieverschillen niet vruchtbaar besproken konden worden".
Het is niet duidelijk waarop de PS deze beweringen baseert.
Echter, het hele traject vanaf mei 2002 tot en met de mediation in mei 2004 bewijst het tegendeel als we de stukken en de feiten nagaan. De classis van sept/nov 2003 kan daarvan getuigen alsook de classis van febr/apr 2004 met haar deputaten appelzaken.
Ds. Hoogendoorn heeft verklaard dat zijn functioneren te allen tijde aan de orde mag worden gesteld; en ook aan de orde gesteld diént te worden als daarvoor aanleiding is.
In BIJLAGE 10 vindt u dat in een persoonlijke notitie van ds. Hoogendoorn uitvoerig op een rij gezet, waarbij het hele proces is overzien, van mei 2002 tot en met februari 2004.
Wij vragen uw aandacht voor deze notitie. Ze geeft belangrijke informatie met betrekking tot allerlei verwijten die worden gedaan.

Door de classis is er op aangedrongen om onder leiding van mediators alle zaken die binnen de kerkenraad speelden open en eerlijk met elkaar te bespreken. In die bespreking moesten dan volgens de uitspraken van de classis nadrukkelijk de visieverschillen worden meegenomen. Van de kant van ds. Hoogendoorn is geen enkele voorwaarde aan die bespreking gesteld. Voorwaarden vooraf werden gesteld door de meerderheid van de kerkenraad, zowel bij de ratificatie van de besluiten van de classis van nov 2003 (samen met de visitatoren) als later in de mediation.
Door ons appellanten, inclusief ds. Hoogendoorn, is juist voortdurend aangedrongen op een open en eerlijke bespreking van de zaken. Dat is al te vinden in de correspondentie van ds. Hoogendoorn in het Zomer-traject. Dat is te vinden in zijn analyse van het rapport vB/D (BIJLAGE 6a). Dat is te vinden in zijn bezwaarschrift en dat van de andere kerkenraadsleden naar de classis sept 2003. Dat is te vinden in onze brieven tijdens het visitatoren-optreden alsook in ons bezwaarschrift naar de classis. (Zie overzicht in BIJLAGE 10.
Ook de deputaten appelzaken van de classis hebben in hun rapport er op gewezen hoe uiteindelijk de meerderheid geweigerd heeft het opgedragen gesprek hierover aan te gaan (door hun afbreken van de mediation) (BIJLAGE 11, pag. 2-4).
Hier beweert de PS dus het omgekeerde van wat de werkelijkheid laat zien.

In grond 4 van besluit G worden uitspraken gedaan die niet veel meer zijn dan subjectieve beweringen en daarom ongrijpbaar zijn. Beslissend is of er terecht of niet terecht zo wordt gehandeld, hetzij door ds. Hoogendoorn, hetzij door de betreffende kerkelijke vergadering. Dat wordt door de zaak zelf uitgemaakt.
We verwijzen naar ons bezwaarschrift PS, waar we onder E.8.1. attenderen op het subjectieve van dit soort redeneringen.
Daarom kan dit geen grond vormen onder besluit G.

Wij achten wat de PS over het functioneren van ds. Hoogendoorn beweert, een aaneenschakeling van ongegronde beschuldigingen.
In vergelijkbare trant had de PScie, in haar rapport als ook bij de verdediging van dit rapport en haar voorstellen op de PS, gesproken en op deze manier de vergadering van de PS voorgelicht.
Dit is later nog eens overgedaan door wat de PSdelegatie namens de PS in Kampen-Noord heeft beweerd bij de uitleg van de PSbesluiten, met name in de Eudokiakerk.
Er zijn onder andere beweringen over ds. Hoogendoorn gedaan als deze:
- dat hij wegliep uit kerkenraadsvergaderingen;
- dat hij telkenmale wegbleef uit kerkenraadsvergaderingen ondanks herhaalde smeekbedes van de kerkenraad;
- dat hij voortdurend weigerde zijn functioneren ter discussie te stellen;
- dat hij zichzelf steeds in de beklaagdenbank acht gezet als de zondebok;
- dat het bij hem ontbrak aan zelfreflexie wat toch van hem in zijn beroep verwacht mocht worden;
- dat hij zichzelf handhaaft, een ontoegankelijke houding vertoont, niet open staat voor feedback;
- dat door zijn toedoen een sfeer van partijdenken, zoal niet vijanddenken is ontstaan;
- dat hij in de loop van de tijd vele appeldreigingen heeft geuit en soms ook waargemaakt;
- dat hij aan niet één van al die trajecten heeft willen meewerken: traject Zomer, traject Van Bruggen/Dijkstra, het traject met de visitatoren, aan de mediation; hij heeft alle trajecten geblokkeerd;
- dat hij een liefdesverklaring van de kerkenraad naast zich neerlegde door haar af te doen als 'gênant';

Wij achten dit soort beweringen en beschuldigingen notoire leugens en publieke smaad. Wij moeten aannemen dat de PS zulke uitspraken te goeder trouw heeft gedaan. Maar het feit van het kwaad verandert daar niet van.
Ook achten wij de PS en haar PScie des te meer aansprakelijk voor haar valse beschuldigingen omdat we in ons appelschrift al geattendeerd hebben op de anti- ds.Hoogendoorn-geest bij de meerderheid van de kerkenraad waar deze beschuldigingen vandaan komen (zie bijv. onder E.7.1. van het appelschrift).
Wij hebben naar aanleiding van de bewering rond de zogeheten liefdesverklaring van de kerkenraad de PS een uitvoerige documentatie gestuurd met feitenmateriaal. Het materiaal in deze documentatie (inclusief de bijlagen!) is van wezenlijk belang voor een juiste taxatie van de geschetste situatie (BIJLAGE 2c en 2d).
Desondanks neemt de PS deze beschuldigingen voor haar rekening.

Eerder gaven wij al aan: de PS trekt hiermee een nieuwe zaak naar zich toe waar niemand om gevraagd heeft.
Omdat wij bovendien deze aanklachten ongegrond achten en de PS geen goede gronden aanvoert voor haar verregaande beweringen en zij ons ook niet gehoord heeft over deze zaken, zien wij hier verder af van weerlegging van al zulke beschuldigingen.
De bewijslast ligt bij de PS en niet bij de beklaagde.
In BIJLAGE 12 geven we slechts een paar dingen door ter illustratie hoe eenvoudig dergelijke beschuldigingen weerlegd kunnen worden.

V.3. Onterechte focus op de predikant met voorbijgaan aan de overige 9 appellanten

In ons appelschrift PS wezen wij er al op hoe wij richting de classis onze verontwaardiging hebben uitgesproken over het feit dat de meerderheid van de kerkenraad zich met haar verwijten voortdurend focust op ds. Hoogendoorn (Zie appelschrift PS onder E.7.1.).
Eerder heeft de classis (van sept/nov 2003) hier ook al de vinger bij gelegd. Zij sprak onder meer uit "dat de kerkenraad met name de aanwijzing van de predikant als meest bepalende factor onvoldoende heeft gemotiveerd c.q. onderbouwd en daarmee ook een voorbarige hypotheek legt op de schouders van de predikant en het mogelijk in te zetten evaluatietraject".

In besluit F grond 3 spreekt de PS over het ondersteunen van ds. Hoogendoorn in zijn opvattingen door een deel van de kerkenraad ('de zg. minderheid'). Sterker: gaandeweg vereenzelvigden zij zich steeds meer met het optreden van de dominee en droegen zij zo bij aan blokvorming. Mede hierdoor zou de escalatie van het conflict zijn ontstaan.
Bij de uitleg van de PSbesluiten spreekt de PSdelegatie in de Eudokiakerk (23 febr 2005) nog sterker. Van ons, ouderlingen en diakenen, wordt gezegd dat we de dominee 'blind en blindelings volgen'.
Ons zou een 'bijna sacraal denken over het predikantenambt' parten spelen, aldus br. D.Veurink, één van de woordvoerders van de PS..

De PS geeft niet aan waarop zij dit focussen op ds. Hoogendoorn en deze beledigende kwalificaties aan het adres van de overige appellanten heeft gebaseerd. Ze draagt geen feiten voor deze bewering aan. Ook geen stukken waaruit het zou moeten blijken.

Deze taxatie van een kennelijk demagogische predikant en overigens goedbedoelende maar hersenloze ambtsdragers, dient niet anders dan verworpen te worden. Wij achten de grond dat de minderheid ds. Hoogendoorn blindelings volgde, even dwaas als zou ds. Hoogendoorn een deel van de kerkenraad blindelings hebben gevolgd. Waarom is deze taxatie overigens dan ook niet aan het adres van de meerderheid meegegeven en dan in omgekeerde vorm: blindelings, dan ook te goeder trouw, niet ondersteunen van en zich niet vereenzelvigen met de predikant?
Het focussen op een kennelijk kwalijke macht van ds. Hoogendoorn heeft in deze grond een ernstige vorm aangenomen. Het deel van de kerkenraad waarover in grond 3 van besluit F wordt gesproken, bestaat uit zelfdenkende broeders, die op duidelijke feiten en stukken afgaan en niet op wat een ander, wie dan ook maar, denkt en zegt.
Het effect van deze grove belediging is dan ook slechts zielepijn.

In ons appelschrift naar de PS hebben wij onze verontwaardiging uitgesproken over het feit dat de meerderheid zich met haar verwijten voortdurend focust op ds. Hoogendoorn. 'Dit zoeken van een zondebok zagen we' - zo schreven wij - 'nog eens verergerd doordat de meerderheid aan de minderheid verweet dat die zich door de predikant steeds maar laat ronselen als een stelletje blinde volgelingen'.
Wij hebben toen het volgende in dat appelschrift verklaard: 'Als ouderlingen en diakenen die dit appelschrift ondertekenen, verklaren wij hier dan ook duidelijk dat de focus op de predikant misplaatst is. Wij allen hebben in volle verantwoordelijkheid steeds onze bezwaren uiteengezet en steunen hoofd voor hoofd de lijn zoals die in deze bezwaren is getekend en waarnaar wij handelen'.
Wij wijzen in dit verband op:
-Het gemotiveerd verwerpen door ds. Hoogendoorn van het Zomertraject. De brs. Louwerse en De Wit hebben eveneens zelfstandig met hun brief van 14 november 2002 bezwaar aangetekend en het traject in de voorgestelde opzet verworpen. (BIJLAGE 2d: bijlage 1 bij 'Aanvulling').
-Ds. Hoogendoorn is tegen het rapport vB/D bij de classis in appel gegaan. De brs. Boersma, Hartman, Louwerse, Vogel en De Wit zijn eveneens zelfstandig met een eigen appelschrift in appel gegaan.
-Ter zake van het overbruggingsplan van de visitatoren is ds. Hoogendoorn gemotiveerd in verweer gegaan. Een grote minderheid (tien broeders!) heeft eveneens zelfstandig met eigen motivatie het overbruggingsplan schriftelijk afgewezen. (BIJLAGE 9).

Het verwijt dat wij ds. Hoogendoorn blindelings volgen, kwam eerst van de kant van de meerderheid. We verwijzen naar de schaamteloze en vernietigende focus op ds. Hoogendoorn en daartegenover de eigen aangemeten slachtofferpositie van de meerderheid van de kerkenraad in de voorgelezen toelichting van br. Schaafsma aan de buitengewone classis te Urk op 6 februari 2004 (bijlage 32 bij ons appelschrift PS).
In het voetspoor van de meerderheid maakten de visitatoren ons dit verwijt haast nog erger, zoals blijkt uit hun rapport aan de classis van februari 2004 en nu ook uit (het verslag van) de hoorzitting met de PScie (BIJLAGE 4 e). Daarna kwam het verwijt ook nog eens van de CVM.
Nu vervalt de PS in dezelfde fout en nog een graad erger.

De PS voert geen grond aan voor wat ze beweert. Met deze kwetsende beschuldigingen heeft ze elementaire fatsoensregels geschonden. Ze heeft bovendien met deze publieke kwaadsprekerij over ambtsdragers nog erger tegen de geest van het negende gebod van onze Here gezondigd dan de classis van sept/nov 2003 moest aanwijzen bij de meerderheid van de kerkenraad.


V.4. De hele kerkenraad verantwoordelijk gesteld voor de escalatie van het conflict

In besluit F spreekt de PS uit "dat de classis Kampen in haar uitspraak van 23 september 2004 terecht de gehele kerkenraad van de kerk te Kampen-Noord verantwoordelijk stelde voor de escalatie van het conflict".
Wij constateren dat de PS volledig voorbijgaat aan onze bezwaren tegen deze uitspraak zoals wij die hebben verwoord onder E.3 in ons appelschrift naar de PS.
Dit feit alleen al zou het rechtvaardigen dat uw vergadering deze uitspraak van de PS veroordeelt. De PS had dit niet mogen besluiten zonder in te gaan op onze bezwaren.

De PS voert geen toereikende gronden aan voor haar besluit.
In grond 1 voert de PS aan dat de kerkenraad heeft nagelaten de visieverschillen gestructureerd te benoemen, te agenderen en te bespreken. Dat had moeten gebeuren omdat een aantal ambtsdragers al in een vroeg stadium op deze verschillen als oorzaak van de gerezen moeiten hadden gewezen.
Uit wat we eerder naar voren brachten kan blijken dat wij van onze kant dat vanaf mei 2002 al hebben aangegeven. Ook hebben wij in onze appelschriften richting de classis het een en andermaal nadrukkelijk aan de orde gesteld. (Zie ook BIJLAGE 10)
De classisdeputaten hebben in hun rapport duidelijk de verantwoordelijkheid voor het niet bespreken van de visieverschillen bij de meerderheid van de kerkenraad gelegd: die heeft het gesprek hierover geweigerd (BIJLAGE 11 pag. 2-4)
Daarom is het niet terecht om de héle kerkenraad daarvoor verantwoordelijk te stellen.

In grond 2 is niet duidelijk over wie de PS het heeft. "Een aantal ambtsdragers bleek niet bereid om mee te werken aan de uitvoering van de besluiten van de kerkenraad.".
Niet duidelijk wordt over welke ambtsdragers het gaat. Evenmin welke besluiten bedoeld zijn. Ook niet om welke reden deze ambtsdragers niet konden meewerken aan de uitvoering van die besluiten.
In welk opzicht de kerkenraad geen consequent beleid voerde, wordt ook niet aangegeven.

De onmacht waarmee de kerkenraad zich op 26 januari 2004 bij de classis heeft aangemeld, geldt niet de minderheid, de appellanten. Dat geldt uitsluitend de meerderheid. Vergelijk wat wij daarover in ons appelschrift PS hebben geschreven (onder E.7.2.3.)
Wat betreft de beweringen in grond 3 verwijzen wij naar wat hierboven onder V.3. door ons is aangevoerd.


V.5. Gemanipuleer met de mediation(rapporten)

De PS heeft in besluit H uitgesproken "niemand schuldig te verklaren wegens het voortijdig afbreken van de mediation die de kerkenraad op aandringen van de classis in juni 2004 was aangegaan".

Grond 1 is op zich zelf waar. Alleen is daarmee nog niets gezegd over het al of niet schuldig kunnen zijn aan het voortijdig afbreken van de mediation.
Zodoende is het eerder een pro memorie-post dan een grond bij het besluit. .

Bij deze verklaring vooraf van de PS in grond 1 merken we wel het volgende op.
Als de mediation zo met geheimhouding omgeven is, is het te verwonderen dat de classis - en in haar voetspoor de PS - werkt met de rapporten van mediators over de inhoud van deze mediation. En zich daarmee ook sterk wil maken om de hele kerkenraad verantwoordelijk te stellen. Het is in de besluitvorming van de classis van 23 september 2004 aangegrepen als een belangrijk zo niet doorslaggevend argument om de hele kerkenraad te ontslaan uit het ambt.
Deputaten appelzaken hadden in hun rapport aan de classis van 17 september 2004 het volgende geschreven:
"De enige manier, om toch nog beter zicht te krijgen op het waarom van de blokkade door de tien broeders [van de meerderheid], is de toestemming om inhoudelijk te mogen horen naar wat er in de mediation is gebeurd. Ook die weg is er niet, vanwege de geheimhoudingsplicht. En nogmaals: uit het feitenmateriaal kan dan niet anders geconcludeerd worden dan dat tien broeders het traject voortijdig geblokkeerd hebben". (BIJLAGE 11 , pag.2-4)
Ondanks deze rapportage is de classis met de mediationrapporten gaan werken. In grond 2 werkt de PS er net zo mee als de classis heeft gedaan.

In ons appelschrift PS hebben wij ons uitvoerig verantwoord over wat wij gemanipuleer met de mediation(rapporten) achten.
Daarbij gaven wij ook aan dat met het verstrekken van de mediationrapporten de codes van de mediation, inclusief de geheimhouding, geschonden zijn.
Intussen is er door de PS nu stevig mee gewerkt.
Dat geeft ons dan ook de noodzaak tot en het recht van verweer, zonodig uit de mediation zelf.

Wat grond 2 betreft wijzen wij er eerst op dat hier door de PS , net als eerder door de classis, gewerkt wordt met 'onrechtmatig verkregen materiaal'. Het gaat om een rapport van de mediators dat wij in bijlage 20 bij ons appelschrift PS hadden gevoegd omdat de classis met dit rapport werkte.
Zowel tegen het feit van het gebruik van dit rapport als het werken met de inhoud van het rapport, tekenden we in ons appelschrift bezwaar aan (zie onder E.3.2.). Met name dit aanvullend rapport van mediators (van die bijlage 20) had niet gegeven mogen worden.
De PS heeft deze bezwaren niet gewogen en beoordeeld.
We maken we bezwaar tegen het gebruiken van dit rapport als grond voor besluit H.
In grond 2 wordt bijvoorbeeld niet duidelijk om welke voorwaarden het ging als uit het rapport wordt aangehaald: "geen enkele partij of deelnemer die zonder voorwaarden vooraf de mediation in wilde gaan...". Om maar een concreet voorbeeld uit de mediation te noemen: het maakt wel verschil of deelnemers als voorwaarde stellen dat wat er ook gebeurt verdere samenwerking met de predikant uitgesloten blijft, óf dat een deelnemer als voorwaarde stelt de binding aan het woord van God en de belijdenis van de kerk!
Wat moeten we vervolgens ons voorstellen bij zo'n constatering dat niemand "een eerste stap in de richting van de ander wilde doen"? Alsof de mediation moet beginnen met 'onderhandeling'. Bovendien konden en mochten de mediators geen oordeel geven over de vraag of er sprake was van schuld bij deze of gene (partij), omdat zij inhoudelijk geen insider waren in de zaken die al zo lang op de kerkenraad en op de classis aan de orde waren. Zij konden en mochten niet beoordelen of bepaalde voorwaarden die van te voren werden gesteld, terecht waren of niet.
In zekere zin is het dan logisch dat zij zich niet branden aan een inhoudelijk oordeel. Daarom kunnen we uit hun rapport niet concluderen dat er dus geen sprake zou zijn van schuld bij de een of de ander. Wij van onze kant kunnen vrijmoedig wel van schuld spreken als we nagaan welke voorwaarden vooraf van de andere kant aan met name ds. Hoogendoorn gesteld zijn. Maar dan begeven we ons op het terrein van de inhoudelijke discussie binnen de mediation, en dat nog verder dan zowel de mediators hebben gedaan met hun rapporten, als ook de meerderheid heeft gedaan met haar beschuldigende beweringen in de hoorzitting op 28 juni 2004 met de classisdeputaten (BIJLAGE 11; zie de eerste bijlage bij dit rapport).
In het licht van het bovenstaande heeft grond 2 geen waarde als grond onder het besluit H.

In grond 3 geeft de PS de werkelijkheid niet goed weer. We zouden kunnen volstaan met een verwijzing naar punt E.3.2.2. van ons appelschrift naar de PS. Duidelijk is daar de werkelijke gang van zaken beschreven. Een werkelijkheid die niemand kan ontkennen: tien broeders van de meerderheid hebben persoonlijk, uit eigen beweging, zonder overleg met anderen, meegedeeld de mediation op dat moment te beëindigen. Dat was binnen de afgesproken minimum-termijn van 20 uur. De consequentie daarvan was - waartoe men zich hoofd voor hoofd verplicht had - dat daarmee met onmiddellijke ingang z'n lidmaatschap van de KMD werd beëindigd.
Het is inlegkunde wat de PS dan in grond 3 beweert met een beroep op artikel 3 van de mediation-overeenkomst. Zij haalt uit genoemd artikel het volgende aan: "Partijen en Mediator kunnen in onderling overleg besluiten de mediation eerder te beëindigen dan de voormelde tijdsduur". De PS vervolgt dan: "Blijkens het rapport van de mediators heeft iets dergelijks inderdaad plaatsgevonden". Wij merken op dat dit helemaal niet blijkt uit het rapport.
Als het rapport spreekt over 'het algemeen gevoelen was, dat bij gebrek aan medewerking van allen, voortzetting van de mediation zinloos was', dan hebben wij het wel over de resterende deelnemers die nog niet gestopt waren met de mediation! Dat resterende deel was: de minderheid met nog een enkele broeder uit de meerderheid. Die moesten beslissen over 'al of niet doorgaan'. En zij alleen. Ook al zaten de deelnemers die de vorige zitting gestopt waren met de mediation, er die laatste avond bij om samen nog fatsoenlijk afscheid te nemen van de mediators.
Het is logisch dat het algemeen gevoelen van de resterende deelnemers was dat voortzetting van de mediation - met zo'n overgebleven halve kerkenraad - zinloos was. Dit hebben de mediators toen officieel geconstateerd.
Deputaten appelzaken van de classis hebben in hun rapport de classis al gewezen op deze feitelijke gang van zaken (BIJLAGE 11, pag.2)
Zonodig kan dit met nog meer stukken worden aangetoond.

De conclusie kan na het bovenstaande helder zijn: de PS heeft geen grond voor haar bewering dat niemand speciaal schuldig is te verklaren wegens het voortijdig afbreken van de mediation.
De schuldigen zijn duidelijk de tien broeders die afhaakten nog voordat de mediation werkelijk begonnen was.

V.6. Niet 'afgescheiden', maar 'dolerend'

In besluit K spreekt de PS uit dat wij ons "metterdaad hebben losgemaakt van de kerk te Kampen-Noord".
De PS beschouwt ons met haar opvatting buiten het kerkverband en buiten de kerk van Christus te staan. Zij roept ons dan ook op om ons naar art. 28 van de NGB weer bij de kerk (te Kampen-Noord) te voegen (zie besluit L).
Door dit zware oordeel wordt ons handelen aangeduid als in strijd met de confessie van de kerk en dus met Gods Woord.
Hiertegen richt zich ons bezwaarschrift bij uw vergadering.

De eerste vraag die hierbij opkomt is of de PS wel gerechtigd was om zich uit te spreken over de gevolgen van (het zich niet conformeren aan) het classisbesluit, zoals zij in besluit C stelt.
Dat was niet op haar agenda gezet. In het appelschrift was daar ook niet om gevraagd.
Terwijl de PS vele onderdelen van het appelschrift niet of nauwelijks heeft behandeld, heeft zij wel deze niet geagendeerde zaak naar zich toegetrokken om daarover uitspraken te doen, en zelfs vernietigende uitspraken.
Zie over dit kerkrechtelijk aspect verderop, onder VI.1.

Verder constateren wij dat de PS in deze zaak veel stelt, maar niets bewijst. Zij blijkt ook niet goed op de hoogte te zijn geweest van de werkelijke gang van zaken in Kampen-Noord na de besluiten van de classis.

Wij stellen met nadruk voorop dat wij ons niet hebben losgemaakt van de kerk te Kampen-Noord, ook niet met de daad.
Toen de classis besloot dat alle kerkenraadsleden in Kampen-Noord moesten 'terugtreden', hebben wij op grond van art. 31 van de KO dit besluit niet geratificeerd maar zijn wij daartegen in beroep gegaan bij de PS. Daartoe hadden we het volste recht (zie ons appelschrift PS onder E. 8 en E.9).
Zodoende hebben wij ons ambt niet neergelegd zoals de andere kerkenraadsleden wel hebben gedaan. Wij hebben de ambtsdienst van geroepen ambtsdragers voortgezet.
De CVM gaf ons hiervoor echter geen ruimte en deed ons op haar gezag (daartoe gemandateerd door de classis) uit het ambt 'terugtreden' en nam ons ook direct onze ambtsdienst af (met uitzondering van enkele tijdelijke aflopende resttaken). Althans, zo meende de CVM te kunnen doen.
Dat had tot gevolg dat wij onze ambtsdienst niet meer konden voortzetten in samenwerking met de CVM en met dat deel van de kerkenraad dat was 'teruggetreden'. Dat was op deze manier geblokkeerd.
Van de kant van de CVM is dus de blokkade gelegd en de samenwerking in de ambtsdienst opgebroken. Dit is de oorzaak van de vervolggebeurtenissen. Hier ligt de reden tot het noodgedwongen uit elkaar gaan.
Ons restte geen andere mogelijkheid dan om los van de CVM en van dat 'teruggetreden' deel van de kerkenraad onze ambtelijke verantwoordelijkheid voor de gemeente te blijven dragen en zo ook zorg te blijven dragen voor het ambtelijk werk van pastoraat, catechese, prediking en kerkenraadswerk.
Wij hebben ons dan ook naar de gemeente toe verantwoord en de hele gemeente opgeroepen ons als ambtsdragers te blijven erkennen en zich aan onze zorg te blijven toevertrouwen (zie BIJLAGEN 3a t/m c).
Omdat wij daarvoor geen ruimte kregen in het gebouw van de Eudokiakerk en we een weinig verheffende botsing op de zondag in het kerkgebouw wilden voorkomen, zijn wij tijdelijk uitgeweken naar een andere vergaderplaats. We wilden het niet zo ver laten komen, zoals in de dagen van de Doleantie en ook van de Vrijmaking gebeurd is, dat je een confrontatie bij de kerkdeur of de kansel kreeg voor het forum van een gemeente die voor een eredienst(!) toestroomt.

Ons is verweten dat wij 'apart gingen vergaderen'.
De vraag is echter volop gerechtigd: wie gingen apart vergaderen?!
Zit dat alleen in het kerkgebouw dat wij, om de minste te zijn, niet tot onze beschikking hadden genomen (waartoe wij wel gerechtigd waren als wettig overgebleven deel van de kerkenraad van de gemeente van Kampen-Noord)?
Met recht is van onze kant te stellen dat de CVM (met het 'teruggetreden' deel van de kerkenraad) geen recht had om de Eudokiakerk voor zich op te eisen en de gemeente daar te vergaderen.
De vergaderplaats maakt de wettigheid niet uit maar de ambtelijke roeping!

Dat de gemeente hiermee nu bij de kerkdiensten voor een keus kwam te staan is een tweede. Een trieste tweede. Betekent dat nu, dat de gemeente op deze manier door ons verscheurd is?
Als nu de CVM (al of niet met het 'teruggetreden' deel van de kerkenraad) eens van het beleggen van de kerkdiensten had afgezien en de wettig aangebleven ambtsdragers was gevolgd en hun zondags de ruimte had gegeven de erediensten voort te zetten? Dan was er wel sprake geweest van een gehalveerde kerkenraad maar niet van een gemeente die geconfronteerd werd met de keus tussen twee vergaderplaatsen.
Het is daarom wel erg gemakkelijk om nu bij ons het verwijt te leggen dat wij "het conflict in de kerkenraad hebben verbreed tot een scheur in de gemeente", zoals de PS in grond 4 van besluit K stelt.
De CVM heeft - tengevolge van de classisbesluiten - gemeend ambtsdragers van de gemeente aan de kant te kunnen en te mogen zetten. Een deel van de kerkenraad is daarvoor gecapituleerd, sterker nog: heeft dat zelf gewild. Een ander deel is trouw gebleven aan zijn ambtelijke roeping.
We mogen ons niet blind staren op dat 'apart vergaderen'. Het is een gevólg, namelijk van ingrijpende maatregelen die daarvóór genomen zijn, door de classis en door dat deel van de kerkenraad en de gemeente, dat de classis en de CVM op hun verkeerde wegen volgde!

Als de PS zo stelt, dat door het op een andere plaats vergaderen het conflict in de kerkenraad zich heeft verbreed tot een scheur in de gemeente (grond 4 onder besluit K), komt opnieuw het verwijt van 'scheurmakerij' in onze richting.
In dit verband wijzen we er op hoe al veel eerder in de gemeente zich een scheur bezig was te voltrekken door het handelen van (de meerderheid van) de kerkenraad. In juli 2003 begon de kerkenraad met het publiek diskwalificeren van ambtsdragers uit zijn midden (door de publicatie van het rapport vB/D). De classis heeft uitgesproken dat de kerkenraad hierdoor niet heeft gehandeld in de geest van het negende gebod van onze Here en de ambtelijke arbeid van de predikant ernstig schaadt en hindert. De kerkenraad behoorde publiek spijt te betuigen over deze publicatie. De meerderheid van de kerkenraad weigerde zich te conformeren aan de classisbesluiten en die uit te voeren.
Vervolgens beschuldigde de kerkenraad, in het voetspoor van de visitatoren, de minderheid van scheurmakerij. Dat is publiek gemaakt in de gemeente. Daarmee werd in feite niet alleen publiek het tafellaken van de kerkenraad gescheurd maar ook dat van de avondmaalstafel in de gemeente. Scheurmakers horen niet aan de tafel van de Here maar - bij uitblijven van bekering - uit de gemeente gebannen te worden.
Die beschuldiging trok een diepe scheur in kerkenraad en gemeente. De meerderheid werd toen door de classis ernstig tot de orde geroepen. Toch weigerde de meerderheid schuld te belijden en deze publieke beschuldiging terug te trekken.
Vervolgens heeft een deel van de meerderheid van de kerkenraad een breuk gepraktiseerd door haar wegblijven uit de kerkdiensten. Deze broeders wilden niet meer samen vergaderen in de kerkdiensten als de eigen predikant voorging. Zij vergaderden 'apart', bij een zusterkerk of waar ook. Dit voorbeeld in kerkverzuim werd gevolgd door een klein deel van de gemeente dat zich ook niet meer in die diensten wilde laten vergaderen. Dat was dus al een feitelijke breuk in de gemeente bij de zondagse diensten.
Toen de mediation door het grootste deel van de meerderheid werd afgebroken betekende dit in feite dat de scheur die er in de kerkenraad al getrokken was, zich nog dieper voltrok. Meer dan eens is vanuit de meerderheid naar ons toe verklaard: wij willen niet meer met jullie in één kerkenraad zitten.
Al deze feiten wijzen op het trekken van een scheur in de kerkenraad en gemeente al lang voor dat de gemeente in oktober 2004 op twee locaties werd vergaderd.

De PS dient zich niet op een geïsoleerd punt in het hele proces te concentreren. Alles wat daarvóór is gebeurd, dient ze ook in rekening te brengen om tot een zuiver oordeel te kunnen komen.

In wezen zijn wij, nu we door de classis niet aanvaard worden, een soort dolerende gemeente in het kerkverband geworden. Hopelijk voor slechts tijdelijk!
Nadrukkelijk hebben wij keer op keer verklaard, ook naar het kerkverband toe, dat wij ons niet losmaken van het kerkverband van de Gereformeerde Kerken. Het feit dat wij tegen de classisbesluiten in beroep gingen bij de PS (zoals we nu tegen de PSbesluiten in beroep gaan bij de GS), getuigt er van.
Ook getuigt daarvan het feit dat wij ons bezwaarschrift bij de PS hebben ingediend met de vraag om recht te verschaffen en zo hulp te bieden die de eenheid en vrede in de gemeente van Kampen-Noord zoveel mogelijk mag herstellen.

Wij zien dan ook geen reden waarom de PS ons kan beschouwen als een groep die zich heeft afgescheiden van de kerk en die buiten het kerkverband staat.

We lopen de gronden die de PS aanvoert langs om dit te onderbouwen.
Grond 1 onder besluit K kan op zichzelf nog zo waar zijn, het kan in dezen niet als grond voor dit besluit dienen. Om de eenvoudige reden dat het besluit van de classis door ons niet kón en niet mócht worden nageleefd. De classis/CVM mocht ons de ambtsdienst niet afpakken; in feite gaat het hier om een vorm van afzetten. En voor ons was er geen reden die we voor de Here konden verantwoorden, om onze ambtsdienst neer te leggen.
(Zie appelschrift PS onder E.7, 8 en 9).

Ook grond 2 kan niet als grond onder dit besluit gelden. Uit het feit dat de classis "voorzag in de voortgang van de noodzakelijke ambtelijke diensten", zoals de PS stelt, volgt namelijk niet zonder meer dat ons vergaderen van de gemeente niet verantwoord of onwettig was. Het apart vergaderen vloeit voort uit het trouw blijven vervullen van ambtsdienst van geroepen ambtsdragers.

Hoe de PS wat zij in grond 3 beweert, als grond voor haar besluit kan aanvoeren is ons een raadsel. Dat heeft niets met de beweerde 'losmaking' te maken.
De PS geeft de gebeurtenissen ook niet goed weer.
De bewuste zondag was nog vóórdat de CVM de maatregel had getroffen om ons uit onze ambtsdienst te ontslaan. We hadden toen (sinds vrijdag) alleen nog maar kénnis kunnen nemen van wat de classis besloten had en wij waren daarover in (nauwelijks begonnen) beraad.
Wat de typering 'tuchtwaardig' betreft over het gedrag van mede-ambtsdragers, die zaken kwamen al veel langer voor; sommige zelfs al meer dan een jaar. In al die tijd hebben we steeds zondags erediensten gehouden en hebben we in het begin zelfs nog een keer avondmaal gevierd, omdat de zaken in kwestie in bespreking waren c.q. in behandeling lagen bij de classis.
Daarom kan wat de PS aanvoert, niet als grond onder besluit K dienen.

Grond 4 laat zien dat de PS de werkelijke gang van zaken niet waarheidsgetrouw weergeeft. .
Allereerst de term 'afzonderlijke diensten'. We verwijzen naar wat we eerder al hebben gezegd over het 'apart vergaderen'.
In de tweede plaats hebben wij geen diensten belegd voor een deel van de gemeente. Wij hebben de erediensten gecontinueerd voor de hele gemeente en die uitgenodigd.
Verder klopt het niet met de feiten als de PS beweert dat wij ons, nog voor de besluiten van de classis konden worden geratificeerd, uit de kerkenraad terugtrokken.
Wij hadden de CVM om uitstel gevraagd om ons over de besluiten te beraden. Er was namelijk een kerkenraadsvergadering gepland op de maandag na de vrijdagavond waarop we de besluiten onder ogen hadden gekregen. Op die maandagavond moesten de besluiten van de classis worden geratificeerd. De CVM wilde het allemaal rond hebben vóór de gemeentevergadering die donderdag er na (dus binnen een week na het classisbesluit!) bijeengeroepen was.
Van te voren was ons al gezegd dat, als we niet zelf ons neerlegden bij het besluit van de classis, de CVM dan voor ons de beslissing zou nemen (namelijk dat wij uit het ambt 'terugtraden').
Wij van onze kant waren er niet aan toe om zo kort na de kennisname van de ingrijpende classisbesluiten een beslissing te nemen of de CVM te laten beslissen over ons.
Dat hebben wij de CVM bericht. Daarom konden we die maandagavond ook niet deelnemen aan de beraadslaging en ook - zoals vrijdag aangekondigd was - aan de afwikkeling van het classisbesluit.
De volgende morgen, dinsdag, werden wij overvallen door het bericht dat de CVM besloten had dat alle ambtsdragers - dus ook de afwezige kerkenraadsleden - met ingang van de vorige avond waren teruggetreden.
Ds. Hoogendoorn kreeg het die morgen eerst van een journalist van het ND te horen, om het later uit zijn mailbox te lezen. Hij bleek de vorige avond, evenals de andere broeders, ontheven te zijn van zijn ambtelijke taken (behoudens nog wat aflopende diensten).
Na deze onvoorstelbare gang van zaken zijn we pas later in de week - en dat na intens beraad - naar het besluit gegroeid om de gemeente nog voor de zondag op te roepen ons te blijven erkennen als haar ambtdragers en zich aan onze ambtelijke zorgen te blijven toevertrouwen, ook wat de erediensten betreft.
Uit dit alles blijkt dat de PS niet zorgvuldig de zaken heeft onderzocht en naar recht heeft gewogen.
Gezien het bovenstaande achten wij grond 4 een trieste illustratie van de onzorgvuldigheid waarmee de PS de zaken heeft onderzocht en tot haar besluiten met de daarbijbehorende gronden is gekomen.

Voor besluit K blijven dan geen toereikende gronden over.

Na alles wat we tot hier toe in ons bezwaarschrift hebben aangedragen, behoeven onze ernstige bezwaren tegen besluit L geen nadere toelichting meer.
We vinden het alleen maar tekenend voor de besluiten van de PS.


V.slot. Verzoek
Op grond van bovenstaande overwegingen verzoeken wij de generale synode het volgende uit te spreken:

1. De PS heeft onvoldoende grond om te constateren dat er binnen de kerkenraad te Kampen-Noord steeds sprake is gebleven van fundamentele geloofseenheid, nu de zaak van de visieverschillen tot op heden niet dan wel onvoldoende is besproken en/of onderzocht;

2. de PS heeft geen goede gronden aangevoerd voor haar beoordeling van de problematiek in de kerkenraad, en ook gemeente, te Kampen-Noord;

3. de PS heeft met haar beoordeling van de kwestie geen recht gedaan aan appellanten;

4. de PS heeft ten onrechte de verzoeken van appellanten onder E.1.5.(1-2), E.2.3. (1-2), E. 3.5. (1 t/m 13) , E.4.4.(1-3), E.5.2., E.6.2., E.7.4(1-9) en E.8.4.(1-3) van hun bezwaarschrift niet gehonoreerd;

5.a. het oordeel van de PS dat ds. Hoogendoorn in het bijzonder verantwoordelijk gesteld moet worden voor de escalatie van het conflict, kan geen stand houden gelet op de gegeven onderbouwing;
5.b. het oordeel van de PS dat de negen ambtsdragers met hun ondersteuning van de predikant in zijn opvattingen zich met zijn optreden vereenzelvigden en zo bijdroegen aan blokvorming, is ongegrond;
5.c. de PS heeft met het oog op de naam van deze Dienaar van het Woord, ouderlingen en diakenen niet gehandeld in de geest van het negende gebod ('niemand lichtvaardig en onverhoord veroordelen , de eer en goede naam van de naaste zoveel mogelijk verdedigen en bevorderen');

6. de PS heeft ten onrechte uitgesproken dat de classis Kampen in haar uitspraak van 23 september 2004 terecht de gehele kerkenraad van de kerk te Kampen-Noord verantwoordelijk stelde voor de escalatie van het conflict;

7. de PS heeft geen grond voor haar besluit 'niemand speciaal schuldig te verklaren jegens het voortijdig afbreken van de mediation die de kerkenraad op aandringen van de classis in juni 2004 was aangegaan' ;

8. de PS heeft ten onrechte de appellanten niet erkend als ambtsdragers in de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord;

9. De PS heeft ten onrechte appellanten, samen met dat deel van de gemeente dat in de Ichthus vergadert, beschouwd als buiten het kerkverband en zo buiten de kerk van de Here Christus te staan.

VI. KERKRECHTELIJKE BEZWAREN
VI.1. Niet geagendeerd, wel behandeld


De PS heeft zich bij de behandeling van ons appelschrift niet gehouden aan wat door middel van het appelschrift op haar agenda was geplaatst. De PS heeft daarentegen andere zaken daarbij behandeld en zich daarover uitgesproken. De PS heeft zich zelfs uitgesproken over zaken die niet eens in een mindere vergadering aan de orde zijn geweest.
Verder heeft de PS classisbesluiten die aan het bestreden besluit zijn voorafgegaan, zonder enige aanleiding aan een beoordeling onderworpen en ernstig bekritiseerd en er zodoende eigenhandig afbreuk gedaan.
Dit is in strijd met de regels die wij hierover in de kerkorde hebben afgesproken (artikel 30 en 31 KO).

De CENTRALE VRAAG in onze 34 verzoeken van ons appelschrift aan de PS was deze: PS, wilt u uitspreken dat het besluit van de classis om alle ambtsdragers (gedwongen) te laten terugtreden, onterecht en onwettig is?
In ons appelschrift PS hebben wij naar voren gebracht dat de gronden voor dit besluit onterecht zijn en dat het besluit en de uitvoering ervan in strijd zijn met de kerkorde.
Met het antwoord van de PS op deze centrale vraag zou dan tegelijk beslist zijn of de appellanten hun ambtsdienst wettig hebben voortgezet of niet.
De PS omzeilt deze centrale vraag van ons appelschrift in feite door het recht spreken op bezwaar uit de weg te gaan. Er is geen sprake van onderzoek naar ontvankelijkheid van appellanten in hun bezwaren en naar (on)gegrondheid van de ingebrachte bezwaren. De PS is andere sporen, wat ons betreft dwaalsporen, gaan bewandelen.

Het eerste is, dat ze zelf (de oorzaken van) het conflict binnen de kerkenraad is gaan behandelen en beoordelen. Dat was in tegenstelling tot de classis van sept/nov 2003, die daarvoor juist de weg van een gesprek onder leiding van deskundigen had gewezen. De PS is met de behandeling en beoordeling van (de oorzaken van) het conflict wel heel gauw klaar gekomen, zonder gedegen onderzoek en zonder een open en eerlijk gesprek waar de classis op aangedrongen had.
Het tweede dwaalspoor is, dat ze zelf het functioneren van de predikant tot onderwerp van haar agenda heeft gemaakt. En dat zonder verantwoord onderzoek en ook zonder de vereiste hoor en wederhoor.
Het derde dwaalspoor is dat ze zich nogal gefocust heeft op 'de gebeurtenissen die volgden op het aangevochten classisbesluit', het - zoals zij dat noemt - 'apart vergaderen' of de 'eigen kerkvorming' van de appellanten. Ook zonder dat ze daar nauwkeurig onderzoek naar heeft gedaan om tot een eerlijke beoordeling te kunnen komen.
Tegen alle drie de punten hebben wij in het voorgaande deel van ons bezwaarschrift onze inhoudelijke bezwaren al verwoord.
Hier brengen wij naar voren dat de PS op deze manier kerkrechtelijk in de fout is gegaan. Ook nog op andere punten. Met alle gevolgen van dien.
Wij willen dit hieronder verder aantonen.

a. behandeling van de achterliggende problematiek zelf, waartegen géén appel was ingesteld
In besluit B (m.n. grond 1b) wordt 'een brede behandeling van de zaak' aangekondigd. Om deze brede behandeling is door niemand gevraagd. Uit de verslagen van de hoorzittingen kan wel worden afgeleid dat het voor de behandeling van het appelschrift dienstbaar is, om kennis te hebben van de voorgeschiedenis. Dit plaatst het appelschrift in het juiste kader. Maar dit is heel iets anders dan een zelfstandige 'brede behandeling van de zaak' inclusief de hele voorgeschiedenis, waar eerdere classes zich nog niet over hadden uitgesproken.. Hiermee gaat de PS veel verder dan de vraagstelling van het appelschrift.
Overigens is het onjuist om te stellen dat alle betrokkenen hebben ingestemd met deze 'brede behandeling'. Ons is bekend dat de deputaten appelzaken van de classis Kampen expliciet hebben aangegeven dat zij met deze aanpak niet akkoord gingen. En ook wijzelf hebben niet aangegeven in te stemmen met deze 'brede behandeling' zoals de deputaten dat hebben ingevuld. We hebben duidelijk een restrictie aangebracht (zoals op ons verzoek ook is opgenomen in het verslag van de hoorzitting van 14 dec. 2004 [BIJLAGE 4b, onder 'Werkwijze',slot] ). De restrictie namelijk: als het ging om voorafgaande classisbesluiten over eerdere appelschriften in het onderzoek te betrekken. Kennisname van die voorgeschiedenis is uiteraard van belang voor het verstaan van de classisbesluiten van 23 september 2004 en ons appelschrift daartegen. Maar dat is nog geen rechtvaardiging voor het beoordelen en bekritiseren en het in feite niet in stand laten van voorgaande classisbesluiten (waartegen dus geen bezwaren bij de PS waren ingediend, niet door de meerderheid en ook niet dor de minderheid).
Het betekent evenmin dat de PS(cie) ook dát onderzoek moet gaan doen dat de eerste classis (sept/nov 2003) juist heeft terugverwezen naar de kerkenraad en wat daar onder leiding van mediators had moeten gebeuren.
Wij hadden de PS niet om een oplossing van die oorzakelijke en complexe problematiek gevraagd. Wij hadden gevraagd of de PS ons recht wilde doen tegenover het onterechte en onwettige besluit van de classis van 23 sept 2004. Hetgeen niet is gebeurd.
De PS had zich bij de leest van haar bevoegdheden moeten houden.

b. behandeling van een aanklacht tegen de predikant
De PS veroorlooft zich om in een aantal van haar besluiten en/of gronden en in het rapport van de commissie een oordeel uit te spreken over het functioneren van de predikant, ds. Hoogendoorn (besluit E.4, F grond 3, G).
(Zie ons verweer hiertegen onder V.2.)
In ons appelschrift is er echter geen verzoek gedaan om uitspraken te doen over het functioneren van ds. Hoogendoorn in zijn ambtswerk. Ook de classis van september 2004 heeft daarover geen enkele uitspraak gedaan. Dit heeft eerder niet in een mindere vergadering gediend.
De PS heeft ook niet gemotiveerd waarom het van groot belang zou zijn om juist het functioneren van ds. Hoogendoorn er bij te moeten betrekken, om tot een uitspraak te kunnen komen over de in het appelschrift aangedragen zaken. Het is daarom niet legitiem om in het kader van een uitspraak over ons appelschrift het functioneren van ds. Hoogendoorn ter discussie te stellen.

c. beoordeling van de 'gebeurtenissen die volgden op het aangevochten classisbesluit'
De PS besluit expliciet om "ook een oordeel te geven over bepaalde gebeurtenissen die volgden op het aangevochten classisbesluit" (besluit C). Hierbij heeft de PS het beleggen van "afzonderlijke erediensten" op het oog. Daardoor zouden wij ons hebben losgemaakt van de kerk en geen ambtsdrager meer zijn in de gemeente van Kampen-Noord (besluit K).
(Zie ons eerder verweer daartegen onder V.6; verder ook onder VI.2.)
Merkwaardig is de motivatie dat 'deze ontwikkeling niet mag worden genegeerd' bij de behandeling van het appelschrift omdat dit noodzakelijk is voor 'het zoeken naar rechtsherstel' (grond bij besluit C). Waarom dit 'noodzakelijk is' wordt niet duidelijk gemaakt.
In de besluiten K en L spreekt de PS zich uit over het 'zich metterdaad losmaken van de kerk' en het 'zich weer voegen bij de kerk'. Niemand heeft om uitspraken, laat staan oordelen en oproepen over deze zaken gevraagd.
Onduidelijk blijft waarom het van belang is bij het zoeken naar recht, een oordeel te geven over het beleggen van erediensten door ambtsdragers die via de kerkelijke weg zijn verkozen en benoemd. Bij het zoeken naar recht is van belang dat een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van de gang van zaken die heeft geleid tot de situatie die (c.q. het besluit dat) als onrecht wordt ervaren. Het voortzetten van de erediensten (op een andere locatie) is niet meer dan een gevolg van het betwiste besluit.

d. eigen selectie van 'kernzaken'
In besluit B (grond 2a) wordt gesteld dat het voor het herstel van het recht noodzakelijk is dat de rechtsprekende vergadering zich een eigen oordeel vormt over de vraag wat de kernzaken zijn en wat zij eventueel kan laten rusten.
In grond 2b gebeurt iets dergelijks: de PS kwalificeert zaken als 'van ondergeschikt belang'
Hiermee veroorlooft de PS zich een eigen selectie van wat al of niet moet worden onderzocht en beoordeeld. Ze gaat hiermee voorbij aan het feit dat door middel van het appelschrift zaken op haar tafel worden gelegd die om een uitspraak vragen. Het is niet aan de PS om hierin een eigen selectie te maken. De PS was geroepen onze bezwaren naar art. 31 KO te behandelen en de verzoeken te wegen en te beoordelen.

e. ongevraagde veroordeling van eerdere classisuitspraken
In besluit I grond 1 oordeelt de PS dat de classis de schijn van hiërarchie wekt door naast de reguliere classisvergaderingen maar aan te blijven zolang zij vindt dat dit nodig is.
Wat men hier inhoudelijk ook van kan denken, niemand heeft de PS hier om een uitspraak gevraagd.
In besluit I grond 2 velt de PS ongevraagd een oordeel over besluiten van de classis Kampen in november 2003 en maart 2004. Ten eerste wordt geoordeeld: deze besluiten "raakten niet de achtergrond van het conflict". Vervolgens wordt de classis verweten dat zij met deze besluiten "mede oorzaak is geworden van de toenemende spanning". Nog afgezien van de vraag of deze zware verwijten terecht zijn (wij bestrijden dat!), de PS is niet bevoegd uitspraken van de classis te veroordelen zonder dat ook maar iemand bezwaar heeft aangetekend tegen deze besluiten. Deze uitspraken van de classis behoren naar artikel 31 van de kerkorde "als bindend te worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd zijn met het Woord van God of met de kerkorde". Ook door een PS.
In besluit I grond 4 oordeelt de PS dat de classis heeft nagelaten om te onderbouwen dat de hulpvraag van de kerk te Kampen-Noord d.d. 26 januari 2004 haar de kerkordelijke bevoegdheid verleende om via de CVM het aftreden van alle ambtsdragers te bewerkstelligen.
In ons appelschrift hebben wij niet gevraagd om een bevestiging van de veronderstelde bevoegdheden van de CVM. Wij hebben gevraagd om een beoordeling van de uitbreiding en de zich toegemeten bevoegdheden van de CVM.


VI.2. Classisbesluit (ten dele) veroordeeld, gevolgen gehandhaafd

In besluit I spreekt de PS uit dat de classis Kampen op een heel aantal punten "niet zorgvuldig genoeg is te werk gegaan". In de gronden wijst de PS op onder meer de volgende punten:
1. de classis wekt de schijn van hiërarchie
2. de classis heeft zich er onvoldoende rekenschap van gegeven dat haar voorgaande besluiten "slechts procedureel een richting wezen, en dat zij zo mede oorzaak is geworden van de toenemende spanning".
3. de classis hanteert de kerkordelijk onduidelijke term van "terugtreden", die een niet bedoelde vrijwilligheid suggereert.
4. de classis onderbouwt niet de kerkordelijke bevoegdheid die zij zichzelf had toegemeten om via de CVM het aftreden van alle ambtsdragers te bewerkstelligen.
5. tegenover de predikant wordt een "ordemaatregel getroffen die niet gezien moet worden als ontslag naar art. 14 KO, terwijl het ontslag in feite (op termijn) al wel wordt aangekondigd.
6. de classis heeft (ondanks waarschuwingen van o.a. haar deputaten appèlzaken) nagelaten deputaten naar art. 49 KO om bijzondere bijstand te verzoeken; er is slechts om advies bij de uitwerking gevraagd.

In ons appelschrift hebben wij op 34 punten de PS gevraagd het handelen van de classis af te keuren. Slechts op enkele punten daarvan is de PS ingegaan op onze bezwaren (zie ons schematisch overzicht verderop onder VII.4).
Het is opvallend hoe verzachtend de PS oordeelt als zij de classis op verschillende fouten wijst:
- wekt de schijn van hiërarchie
- heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven
- hanteert de onduidelijke term van 'terugtreden'
- onderbouwt niet de kerkordelijke bevoegdheid
- heeft nagelaten om.

En dat waar wij in ons appelschrift onrecht op onrecht bij de classis hebben aangewezen, een handelen in strijd met het recht van de Schrift en in strijd met de kerkorde.
Dit verzachtend spreken typeert ook de formulering van besluit I van de PS. Zij spreekt over 'niet zorgvuldig genoeg te werk gegaan'.
Op de keeper beschouwd spreekt de PS hiermee uit dat de classis wel zorgvuldig te werk is gegaan, alleen niet zorgvuldig genoeg. Met andere woorden: het had nog beter gekund/gemoeten.
Maar op geen enkel punt spreekt de PS uit dat de classis onzorgvuldig te werk is gegaan, laat staan van onterecht of onwettig.
Wij maken hiertegen bezwaar. Doordat de PS nauwelijks op onze bezwaren ingaat zonder te verantwoorden waarom zij aan onze gemotiveerde verzoeken geen gehoor geeft, doet zij aan ons geen recht.

Vervolgens constateren wij dat met het weinige waarin de PS deels aan onze bezwaren is tegemoetgekomen, zij niets doet. Integendeel, zij laat door haarzélf gesignaleerd en geconstateerd onrecht in stand.
De PS bekritiseert de classis op punten als:
- hiërarchie
- het 'terugtreden' 'van ambtsdragers dat in feite 'afzetten'is
- de bevoegdheid van de CVM
- het [in wezen] ontslaan van een predikant, buiten deputaten PS om.
Goed beschouwd is het geen kleinigheid als een classis op zulke fouten wordt gewezen.
Maar de PS verbindt er geen gevolgen aan. Het onrecht wordt nauwelijks afgekeurd, en vervolgens laat ze het onrecht bestaan! Want de PS besluit direct aansluitend, met besluit J, "ondanks het gestelde onder besluit I de rechtsgevolgen van de uitspraak van de classis Kampen d.d. 23 september 2004 te handhaven".
Dit is onbestaanbaar en ook onaanvaardbaar.

In grond 1 van besluit J stelt de PS dat de situatie de classis noodzaakte tot ingrijpende maatregelen. Dat is waar. Wij onderschrijven deze stelling. Echter, dat zegt nog niets over de noodzaak tot deze maatregelen. In ons appelschrift hebben we juist aangegeven dat er andere maatregelen nodig waren en ook gewettigd.
De noodzaak tot ingrijpen rechtvaardigt nooit dat de classis dit doet op een kerkrechtelijk onjuiste en onzorgvuldige wijze, in strijd met kerkelijke regels.
Evenmin kan het een grond zijn voor het besluit van de PS om wat zij noemt de 'rechtsgevolgen' van de uitspraak van de classis, te handhaven.
De noodzaak om de gevolgen van het onrechtmatig classisbesluit te handhaven wordt op geen enkele manier onderbouwd.
Als er ernstig onrecht wordt gedaan dient het te worden recht gezet.
Als dat onrecht niet alleen ongemoeid wordt gelaten maar ook nog in stand wordt gehouden, wordt er opnieuw onrecht gepleegd.
Dat wordt des te schrijnender als in principe erkend is dat de classis niet juist heeft gehandeld.
En dat deed de PS in besluit I.

In grond 2 acht de PS het onwenselijk en onmogelijk om het aftreden van 11 broeders uit de voormalige kerkenraad en het aantreden van nieuwe broeders terug te draaien.
Wij zijn van oordeel dat als er recht gesproken wordt en de onzorgvuldigheid van de procedure wordt aangetoond, het aftreden van de 11 broeders niet behóeft te worden teruggedraaid. Zij hebben conform hun eigen voorstel en uit eigen beweging hun ambt neergelegd.
Het 'onwenselijk' van de PS is subjectief, het 'onmogelijk' is niet waar.
Had de PS het niet veel meer onwenselijk, onbehoorlijk en onmogelijk mogen noemen om van ons te vragen alsnog ons ambt neer te leggen?!
Wanneer de PS onze bezwaren had aanvaard, dan was de wettigheid erkend van het feit dat wij de classismaatregel niet hebben uitgevoerd.

Grond 3 van besluit J bevat geen argumentatie. Wij zouden direct een eigen weg zijn gegaan. Het is onjuist om dit zo voor te stellen. Wij hebben de uitoefening van ons ambt voortgezet en hebben de gemeente opgeroepen om zich te blijven toevertrouwen aan de ambtsdienst van de aangebleven ambtsdragers.
Verder wijzen we terug naar alles wat hierover onder V.6. is aangedragen tegen de verkeerde voorstelling van de PS. Daar is ook aangetoond hoe besluit K alle grond mist.

Ook verwijzen wij naar wat wij in ons appelschrift PS onder E. 8. hebben gezegd over het recht, en soms zelfs de plicht!, om naar art. 31 K.O. besluiten van een kerkelijke vergadering niet uit te voeren maar daar tegen in appel te gaan bij een meerdere vergadering.

Zo blijkt dat zowel besluit I als besluit J alle grond mist.

Als de PS dan ook stelt dat wij geen ambtsdragers meer zijn (zie besluit L.2. : 'de voormalige ambtsdragers van Kampen-Ichthus') en dat wij het hooguit weer kunnen worden langs de weg van wettige roeping (ook besluit L.2.), dan bevestigt zij de hiërarchie van de classis. Zij bevéstigt niet alleen de hiërarchie en de onwettige maatregelen van de classis, de PS sanctioneert ze in feite en spreekt het nu zelf ook nog eens uit. Daarmee pleegt ze hetzelfde onrecht als ze zelf bij de classis heeft bekritiseerd, door ons niet als wettige ambtsdragers te erkennen.
Ook de PS vergrijpt zich hiermee niet alleen aan het kerkrecht dat we in onze kerken hebben afgesproken, maar ook aan de rechten van onze God.
Zie wat wij daarover hebben gezegd in ons appelschrift PS (onder E.9.) als ook in onze verantwoording naar de gemeente van 2 oktober 2004 onder 'Ons besluit'(BIJLAGE 3a).
Als ambtsdragers zijn wij trouw gebleven aan de roeping die wij hadden ontvangen, namelijk het 'hoeden van de kudde Gods, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen ons ten deel gevallen is, maar als voorbeelden van de kudde" (1 Petr. 5 : 2, 3). Wij zullen te Zijner tijd rekenschap moeten afleggen van de wijze waarop wij hebben gewaakt over de zielen van de broeders en zusters.
Hoe kunnen wij een neerleggen van ons ambt verantwoorden naar onze Zender, Die ons zelf geroepen heeft tot deze dienst?
Omdat een classis Kampen vond dat wij maar beter konden gaan?
In ons bezwaarschrift PS hebben wij genoegzaam aangetoond waarom dat geen reden kon zijn die bestaansrecht heeft voor het aangezicht van de Here.

V.slot. Verzoek
Op grond van bovenstaande overwegingen verzoeken wij de generale synode het volgende uit te spreken:

1. De PS heeft onvoldoende grond om te constateren dat er binnen de kerkenraad te Kampen-Noord steeds sprake is gebleven van fundamentele geloofseenheid, nu de zaak van de visieverschillen tot op heden niet dan wel onvoldoende is besproken en/of onderzocht;

2. de PS heeft geen goede gronden aangevoerd voor haar beoordeling van de problematiek in de kerkenraad, en ook gemeente, te Kampen-Noord;

3. de PS heeft met haar beoordeling van de kwestie geen recht gedaan aan appellanten;

4. de PS heeft ten onrechte de verzoeken van appellanten onder E.1.5.(1-2), E.2.3. (1-2), E. 3.5. (1 t/m 13) , E.4.4.(1-3), E.5.2., E.6.2., E.7.4(1-9) en E.8.4.(1-3) van hun bezwaarschrift niet gehonoreerd;

5.a. het oordeel van de PS dat ds. Hoogendoorn in het bijzonder verantwoordelijk gesteld moet worden voor de escalatie van het conflict, kan geen stand houden gelet op de gegeven onderbouwing;
5.b. het oordeel van de PS dat de negen ambtsdragers met hun ondersteuning van de predikant in zijn opvattingen zich met zijn optreden vereenzelvigden en zo bijdroegen aan blokvorming, is ongegrond;
5.c. de PS heeft met het oog op de naam van deze Dienaar van het Woord, ouderlingen en diakenen niet gehandeld in de geest van het negende gebod ('niemand lichtvaardig en onverhoord veroordelen , de eer en goede naam van de naaste zoveel mogelijk verdedigen en bevorderen');

6. de PS heeft ten onrechte uitgesproken dat de classis Kampen in haar uitspraak van 23 september 2004 terecht de gehele kerkenraad van de kerk te Kampen-Noord verantwoordelijk stelde voor de escalatie van het conflict;

7. de PS heeft geen grond voor haar besluit 'niemand speciaal schuldig te verklaren jegens het voortijdig afbreken van de mediation die de kerkenraad op aandringen van de classis in juni 2004 was aangegaan' ;

8. de PS heeft ten onrechte de appellanten niet erkend als ambtsdragers in de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord;

9. De PS heeft ten onrechte appellanten, samen met dat deel van de gemeente dat in de Ichthus vergadert, beschouwd als buiten het kerkverband en zo buiten de kerk van de Here Christus te staan.

VI. KERKRECHTELIJKE BEZWAREN
VI.1. Niet geagendeerd, wel behandeld


De PS heeft zich bij de behandeling van ons appelschrift niet gehouden aan wat door middel van het appelschrift op haar agenda was geplaatst. De PS heeft daarentegen andere zaken daarbij behandeld en zich daarover uitgesproken. De PS heeft zich zelfs uitgesproken over zaken die niet eens in een mindere vergadering aan de orde zijn geweest.
Verder heeft de PS classisbesluiten die aan het bestreden besluit zijn voorafgegaan, zonder enige aanleiding aan een beoordeling onderworpen en ernstig bekritiseerd en er zodoende eigenhandig afbreuk gedaan.
Dit is in strijd met de regels die wij hierover in de kerkorde hebben afgesproken (artikel 30 en 31 KO).

De CENTRALE VRAAG in onze 34 verzoeken van ons appelschrift aan de PS was deze: PS, wilt u uitspreken dat het besluit van de classis om alle ambtsdragers (gedwongen) te laten terugtreden, onterecht en onwettig is?
In ons appelschrift PS hebben wij naar voren gebracht dat de gronden voor dit besluit onterecht zijn en dat het besluit en de uitvoering ervan in strijd zijn met de kerkorde.
Met het antwoord van de PS op deze centrale vraag zou dan tegelijk beslist zijn of de appellanten hun ambtsdienst wettig hebben voortgezet of niet.
De PS omzeilt deze centrale vraag van ons appelschrift in feite door het recht spreken op bezwaar uit de weg te gaan. Er is geen sprake van onderzoek naar ontvankelijkheid van appellanten in hun bezwaren en naar (on)gegrondheid van de ingebrachte bezwaren. De PS is andere sporen, wat ons betreft dwaalsporen, gaan bewandelen.

Het eerste is, dat ze zelf (de oorzaken van) het conflict binnen de kerkenraad is gaan behandelen en beoordelen. Dat was in tegenstelling tot de classis van sept/nov 2003, die daarvoor juist de weg van een gesprek onder leiding van deskundigen had gewezen. De PS is met de behandeling en beoordeling van (de oorzaken van) het conflict wel heel gauw klaar gekomen, zonder gedegen onderzoek en zonder een open en eerlijk gesprek waar de classis op aangedrongen had.
Het tweede dwaalspoor is, dat ze zelf het functioneren van de predikant tot onderwerp van haar agenda heeft gemaakt. En dat zonder verantwoord onderzoek en ook zonder de vereiste hoor en wederhoor.
Het derde dwaalspoor is dat ze zich nogal gefocust heeft op 'de gebeurtenissen die volgden op het aangevochten classisbesluit', het - zoals zij dat noemt - 'apart vergaderen' of de 'eigen kerkvorming' van de appellanten. Ook zonder dat ze daar nauwkeurig onderzoek naar heeft gedaan om tot een eerlijke beoordeling te kunnen komen.
Tegen alle drie de punten hebben wij in het voorgaande deel van ons bezwaarschrift onze inhoudelijke bezwaren al verwoord.
Hier brengen wij naar voren dat de PS op deze manier kerkrechtelijk in de fout is gegaan. Ook nog op andere punten. Met alle gevolgen van dien.
Wij willen dit hieronder verder aantonen.

a. behandeling van de achterliggende problematiek zelf, waartegen géén appel was ingesteld
In besluit B (m.n. grond 1b) wordt 'een brede behandeling van de zaak' aangekondigd. Om deze brede behandeling is door niemand gevraagd. Uit de verslagen van de hoorzittingen kan wel worden afgeleid dat het voor de behandeling van het appelschrift dienstbaar is, om kennis te hebben van de voorgeschiedenis. Dit plaatst het appelschrift in het juiste kader. Maar dit is heel iets anders dan een zelfstandige 'brede behandeling van de zaak' inclusief de hele voorgeschiedenis, waar eerdere classes zich nog niet over hadden uitgesproken.. Hiermee gaat de PS veel verder dan de vraagstelling van het appelschrift.
Overigens is het onjuist om te stellen dat alle betrokkenen hebben ingestemd met deze 'brede behandeling'. Ons is bekend dat de deputaten appelzaken van de classis Kampen expliciet hebben aangegeven dat zij met deze aanpak niet akkoord gingen. En ook wijzelf hebben niet aangegeven in te stemmen met deze 'brede behandeling' zoals de deputaten dat hebben ingevuld. We hebben duidelijk een restrictie aangebracht (zoals op ons verzoek ook is opgenomen in het verslag van de hoorzitting van 14 dec. 2004 [BIJLAGE 4b, onder 'Werkwijze',slot] ). De restrictie namelijk: als het ging om voorafgaande classisbesluiten over eerdere appelschriften in het onderzoek te betrekken. Kennisname van die voorgeschiedenis is uiteraard van belang voor het verstaan van de classisbesluiten van 23 september 2004 en ons appelschrift daartegen. Maar dat is nog geen rechtvaardiging voor het beoordelen en bekritiseren en het in feite niet in stand laten van voorgaande classisbesluiten (waartegen dus geen bezwaren bij de PS waren ingediend, niet door de meerderheid en ook niet dor de minderheid).
Het betekent evenmin dat de PS(cie) ook dát onderzoek moet gaan doen dat de eerste classis (sept/nov 2003) juist heeft terugverwezen naar de kerkenraad en wat daar onder leiding van mediators had moeten gebeuren.
Wij hadden de PS niet om een oplossing van die oorzakelijke en complexe problematiek gevraagd. Wij hadden gevraagd of de PS ons recht wilde doen tegenover het onterechte en onwettige besluit van de classis van 23 sept 2004. Hetgeen niet is gebeurd.
De PS had zich bij de leest van haar bevoegdheden moeten houden.

b. behandeling van een aanklacht tegen de predikant
De PS veroorlooft zich om in een aantal van haar besluiten en/of gronden en in het rapport van de commissie een oordeel uit te spreken over het functioneren van de predikant, ds. Hoogendoorn (besluit E.4, F grond 3, G).
(Zie ons verweer hiertegen onder V.2.)
In ons appelschrift is er echter geen verzoek gedaan om uitspraken te doen over het functioneren van ds. Hoogendoorn in zijn ambtswerk. Ook de classis van september 2004 heeft daarover geen enkele uitspraak gedaan. Dit heeft eerder niet in een mindere vergadering gediend.
De PS heeft ook niet gemotiveerd waarom het van groot belang zou zijn om juist het functioneren van ds. Hoogendoorn er bij te moeten betrekken, om tot een uitspraak te kunnen komen over de in het appelschrift aangedragen zaken. Het is daarom niet legitiem om in het kader van een uitspraak over ons appelschrift het functioneren van ds. Hoogendoorn ter discussie te stellen.

c. beoordeling van de 'gebeurtenissen die volgden op het aangevochten classisbesluit'
De PS besluit expliciet om "ook een oordeel te geven over bepaalde gebeurtenissen die volgden op het aangevochten classisbesluit" (besluit C). Hierbij heeft de PS het beleggen van "afzonderlijke erediensten" op het oog. Daardoor zouden wij ons hebben losgemaakt van de kerk en geen ambtsdrager meer zijn in de gemeente van Kampen-Noord (besluit K).
(Zie ons eerder verweer daartegen onder V.6; verder ook onder VI.2.)
Merkwaardig is de motivatie dat 'deze ontwikkeling niet mag worden genegeerd' bij de behandeling van het appelschrift omdat dit noodzakelijk is voor 'het zoeken naar rechtsherstel' (grond bij besluit C). Waarom dit 'noodzakelijk is' wordt niet duidelijk gemaakt.
In de besluiten K en L spreekt de PS zich uit over het 'zich metterdaad losmaken van de kerk' en het 'zich weer voegen bij de kerk'. Niemand heeft om uitspraken, laat staan oordelen en oproepen over deze zaken gevraagd.
Onduidelijk blijft waarom het van belang is bij het zoeken naar recht, een oordeel te geven over het beleggen van erediensten door ambtsdragers die via de kerkelijke weg zijn verkozen en benoemd. Bij het zoeken naar recht is van belang dat een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van de gang van zaken die heeft geleid tot de situatie die (c.q. het besluit dat) als onrecht wordt ervaren. Het voortzetten van de erediensten (op een andere locatie) is niet meer dan een gevolg van het betwiste besluit.

d. eigen selectie van 'kernzaken'
In besluit B (grond 2a) wordt gesteld dat het voor het herstel van het recht noodzakelijk is dat de rechtsprekende vergadering zich een eigen oordeel vormt over de vraag wat de kernzaken zijn en wat zij eventueel kan laten rusten.
In grond 2b gebeurt iets dergelijks: de PS kwalificeert zaken als 'van ondergeschikt belang'
Hiermee veroorlooft de PS zich een eigen selectie van wat al of niet moet worden onderzocht en beoordeeld. Ze gaat hiermee voorbij aan het feit dat door middel van het appelschrift zaken op haar tafel worden gelegd die om een uitspraak vragen. Het is niet aan de PS om hierin een eigen selectie te maken. De PS was geroepen onze bezwaren naar art. 31 KO te behandelen en de verzoeken te wegen en te beoordelen.

e. ongevraagde veroordeling van eerdere classisuitspraken
In besluit I grond 1 oordeelt de PS dat de classis de schijn van hiërarchie wekt door naast de reguliere classisvergaderingen maar aan te blijven zolang zij vindt dat dit nodig is.
Wat men hier inhoudelijk ook van kan denken, niemand heeft de PS hier om een uitspraak gevraagd.
In besluit I grond 2 velt de PS ongevraagd een oordeel over besluiten van de classis Kampen in november 2003 en maart 2004. Ten eerste wordt geoordeeld: deze besluiten "raakten niet de achtergrond van het conflict". Vervolgens wordt de classis verweten dat zij met deze besluiten "mede oorzaak is geworden van de toenemende spanning". Nog afgezien van de vraag of deze zware verwijten terecht zijn (wij bestrijden dat!), de PS is niet bevoegd uitspraken van de classis te veroordelen zonder dat ook maar iemand bezwaar heeft aangetekend tegen deze besluiten. Deze uitspraken van de classis behoren naar artikel 31 van de kerkorde "als bindend te worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd zijn met het Woord van God of met de kerkorde". Ook door een PS.
In besluit I grond 4 oordeelt de PS dat de classis heeft nagelaten om te onderbouwen dat de hulpvraag van de kerk te Kampen-Noord d.d. 26 januari 2004 haar de kerkordelijke bevoegdheid verleende om via de CVM het aftreden van alle ambtsdragers te bewerkstelligen.
In ons appelschrift hebben wij niet gevraagd om een bevestiging van de veronderstelde bevoegdheden van de CVM. Wij hebben gevraagd om een beoordeling van de uitbreiding en de zich toegemeten bevoegdheden van de CVM. 

VI.2. Classisbesluit (ten dele) veroordeeld, gevolgen gehandhaafd

In besluit I spreekt de PS uit dat de classis Kampen op een heel aantal punten "niet zorgvuldig genoeg is te werk gegaan". In de gronden wijst de PS op onder meer de volgende punten:
1. de classis wekt de schijn van hiërarchie
2. de classis heeft zich er onvoldoende rekenschap van gegeven dat haar voorgaande besluiten "slechts procedureel een richting wezen, en dat zij zo mede oorzaak is geworden van de toenemende spanning".
3. de classis hanteert de kerkordelijk onduidelijke term van "terugtreden", die een niet bedoelde vrijwilligheid suggereert.
4. de classis onderbouwt niet de kerkordelijke bevoegdheid die zij zichzelf had toegemeten om via de CVM het aftreden van alle ambtsdragers te bewerkstelligen.
5. tegenover de predikant wordt een "ordemaatregel getroffen die niet gezien moet worden als ontslag naar art. 14 KO, terwijl het ontslag in feite (op termijn) al wel wordt aangekondigd.
6. de classis heeft (ondanks waarschuwingen van o.a. haar deputaten appèlzaken) nagelaten deputaten naar art. 49 KO om bijzondere bijstand te verzoeken; er is slechts om advies bij de uitwerking gevraagd.

In ons appelschrift hebben wij op 34 punten de PS gevraagd het handelen van de classis af te keuren. Slechts op enkele punten daarvan is de PS ingegaan op onze bezwaren (zie ons schematisch overzicht verderop onder VII.4).
Het is opvallend hoe verzachtend de PS oordeelt als zij de classis op verschillende fouten wijst:
- wekt de schijn van hiërarchie
- heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven
- hanteert de onduidelijke term van 'terugtreden'
- onderbouwt niet de kerkordelijke bevoegdheid
- heeft nagelaten om.

En dat waar wij in ons appelschrift onrecht op onrecht bij de classis hebben aangewezen, een handelen in strijd met het recht van de Schrift en in strijd met de kerkorde.
Dit verzachtend spreken typeert ook de formulering van besluit I van de PS. Zij spreekt over 'niet zorgvuldig genoeg te werk gegaan'.
Op de keeper beschouwd spreekt de PS hiermee uit dat de classis wel zorgvuldig te werk is gegaan, alleen niet zorgvuldig genoeg. Met andere woorden: het had nog beter gekund/gemoeten.
Maar op geen enkel punt spreekt de PS uit dat de classis onzorgvuldig te werk is gegaan, laat staan van onterecht of onwettig.
Wij maken hiertegen bezwaar. Doordat de PS nauwelijks op onze bezwaren ingaat zonder te verantwoorden waarom zij aan onze gemotiveerde verzoeken geen gehoor geeft, doet zij aan ons geen recht.

Vervolgens constateren wij dat met het weinige waarin de PS deels aan onze bezwaren is tegemoetgekomen, zij niets doet. Integendeel, zij laat door haarzélf gesignaleerd en geconstateerd onrecht in stand.
De PS bekritiseert de classis op punten als:
- hiërarchie
- het 'terugtreden' 'van ambtsdragers dat in feite 'afzetten'is
- de bevoegdheid van de CVM
- het [in wezen] ontslaan van een predikant, buiten deputaten PS om.
Goed beschouwd is het geen kleinigheid als een classis op zulke fouten wordt gewezen.
Maar de PS verbindt er geen gevolgen aan. Het onrecht wordt nauwelijks afgekeurd, en vervolgens laat ze het onrecht bestaan! Want de PS besluit direct aansluitend, met besluit J, "ondanks het gestelde onder besluit I de rechtsgevolgen van de uitspraak van de classis Kampen d.d. 23 september 2004 te handhaven".
Dit is onbestaanbaar en ook onaanvaardbaar.

In grond 1 van besluit J stelt de PS dat de situatie de classis noodzaakte tot ingrijpende maatregelen. Dat is waar. Wij onderschrijven deze stelling. Echter, dat zegt nog niets over de noodzaak tot deze maatregelen. In ons appelschrift hebben we juist aangegeven dat er andere maatregelen nodig waren en ook gewettigd.
De noodzaak tot ingrijpen rechtvaardigt nooit dat de classis dit doet op een kerkrechtelijk onjuiste en onzorgvuldige wijze, in strijd met kerkelijke regels.
Evenmin kan het een grond zijn voor het besluit van de PS om wat zij noemt de 'rechtsgevolgen' van de uitspraak van de classis, te handhaven.
De noodzaak om de gevolgen van het onrechtmatig classisbesluit te handhaven wordt op geen enkele manier onderbouwd.
Als er ernstig onrecht wordt gedaan dient het te worden recht gezet.
Als dat onrecht niet alleen ongemoeid wordt gelaten maar ook nog in stand wordt gehouden, wordt er opnieuw onrecht gepleegd.
Dat wordt des te schrijnender als in principe erkend is dat de classis niet juist heeft gehandeld.
En dat deed de PS in besluit I.

In grond 2 acht de PS het onwenselijk en onmogelijk om het aftreden van 11 broeders uit de voormalige kerkenraad en het aantreden van nieuwe broeders terug te draaien.
Wij zijn van oordeel dat als er recht gesproken wordt en de onzorgvuldigheid van de procedure wordt aangetoond, het aftreden van de 11 broeders niet behóeft te worden teruggedraaid. Zij hebben conform hun eigen voorstel en uit eigen beweging hun ambt neergelegd.
Het 'onwenselijk' van de PS is subjectief, het 'onmogelijk' is niet waar.
Had de PS het niet veel meer onwenselijk, onbehoorlijk en onmogelijk mogen noemen om van ons te vragen alsnog ons ambt neer te leggen?!
Wanneer de PS onze bezwaren had aanvaard, dan was de wettigheid erkend van het feit dat wij de classismaatregel niet hebben uitgevoerd.

Grond 3 van besluit J bevat geen argumentatie. Wij zouden direct een eigen weg zijn gegaan. Het is onjuist om dit zo voor te stellen. Wij hebben de uitoefening van ons ambt voortgezet en hebben de gemeente opgeroepen om zich te blijven toevertrouwen aan de ambtsdienst van de aangebleven ambtsdragers.
Verder wijzen we terug naar alles wat hierover onder V.6. is aangedragen tegen de verkeerde voorstelling van de PS. Daar is ook aangetoond hoe besluit K alle grond mist.

Ook verwijzen wij naar wat wij in ons appelschrift PS onder E. 8. hebben gezegd over het recht, en soms zelfs de plicht!, om naar art. 31 K.O. besluiten van een kerkelijke vergadering niet uit te voeren maar daar tegen in appel te gaan bij een meerdere vergadering.

Zo blijkt dat zowel besluit I als besluit J alle grond mist.

Als de PS dan ook stelt dat wij geen ambtsdragers meer zijn (zie besluit L.2. : 'de voormalige ambtsdragers van Kampen-Ichthus') en dat wij het hooguit weer kunnen worden langs de weg van wettige roeping (ook besluit L.2.), dan bevestigt zij de hiërarchie van de classis. Zij bevéstigt niet alleen de hiërarchie en de onwettige maatregelen van de classis, de PS sanctioneert ze in feite en spreekt het nu zelf ook nog eens uit. Daarmee pleegt ze hetzelfde onrecht als ze zelf bij de classis heeft bekritiseerd, door ons niet als wettige ambtsdragers te erkennen.
Ook de PS vergrijpt zich hiermee niet alleen aan het kerkrecht dat we in onze kerken hebben afgesproken, maar ook aan de rechten van onze God.
Zie wat wij daarover hebben gezegd in ons appelschrift PS (onder E.9.) als ook in onze verantwoording naar de gemeente van 2 oktober 2004 onder 'Ons besluit'(BIJLAGE 3a).
Als ambtsdragers zijn wij trouw gebleven aan de roeping die wij hadden ontvangen, namelijk het 'hoeden van de kudde Gods, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen ons ten deel gevallen is, maar als voorbeelden van de kudde" (1 Petr. 5 : 2, 3). Wij zullen te Zijner tijd rekenschap moeten afleggen van de wijze waarop wij hebben gewaakt over de zielen van de broeders en zusters.
Hoe kunnen wij een neerleggen van ons ambt verantwoorden naar onze Zender, Die ons zelf geroepen heeft tot deze dienst?
Omdat een classis Kampen vond dat wij maar beter konden gaan?
In ons bezwaarschrift PS hebben wij genoegzaam aangetoond waarom dat geen reden kon zijn die bestaansrecht heeft voor het aangezicht van de Here.



VI.slot Verzoek

Op grond van bovenstaande overwegingen verzoeken wij de generale synode het volgende uit te spreken:

1. de PS heeft ten onrechte nagelaten uit te spreken dat de buitengewone classis Kampen, bijeengekomen op 6 februari 2004, onzorgvuldig en onwettig te werk is gegaan;

2. de PS heeft ten onrechte de 'rechtsgevolgen' van de uitspraak van de classis Kampen d.d. 23 september 2004 gehandhaafd;

3. de PS heeft ten onrechte een uitspraak gedaan over wat zij noemt 'de eigen kerkvorming' van de appellanten;

4. de PS heeft ten onrechte een uitspraak gedaan over het functioneren van ds. Hoogendoorn;

5. de PS heeft ten onrechte gekozen voor een behandeling van de zaak die veel verder ging dan haar in het bezwaarschrift gevraagd was;

6. de PS heeft ten onrechte een eigen selectie gemaakt van wat zij de kernzaken vindt en zo vele verzoeken van appellanten niet behandeld;

7. de PS heeft ten onrechte een oordeel, ja zelfs een veroordeling, gegeven over classisuitspraken waartegen geen appel is aangetekend;

VII. BEZWAREN TEGEN WERKWIJZE VAN DE PS

VII.1.. Schijn van partijdigheid

De behandeling van ons appelschrift is voorbereid door een door de PS benoemde commissie. De PS heeft uitgesproken dat voor de behandeling van het appelschrift de appelprocedure ad artikel 31 KO) van de GS (Zuidhorn 2002) zou worden gehanteerd, omdat de PS zelf niet over een dergelijke procedure beschikt.
In de procedure is in artikel 6 geregeld dat "onder geen beding de in een bepaalde zaak fungerende deputaat eerder bij de in appel aanhangige zaak betrokken is geweest of in enige persoonlijke relatie staat met de partijen dan wel één van de partijen".
Aan deze voorwaarde is niet voldaan, gezien de samenstelling van de commissie (deputaatschap) van de PS: ds. H.J. Messelink (die als preses van de PS de beraadslagingen bijwoonde) is een volle neef van br. J. Messelink te Kampen. Br. J. Messelink was tot voor kort (2003) ouderling en 2e preses in de voormalige kerkenraad van Kampen-Noord.
Ds. K. Harmanny (lid het moderamen en toegevoegd aan de commissie) is zwager van een broeder en zuster en ook schoonzoon van een zuster die leden zijn van dat deel van onze gemeente dat in de Ichthus vergadert.
Ds. K. van de Geest (voorzitter van de commissie) is zwager van br. en zr. Schaafsma. Br. Schaafsma was tot december 2004 kerkenraadslid en 2e preses in Kampen-Noord.
Br. M.E. Hoekzema (lid van de commissie) was tot voor kort collega van meerdere kerkleden van de Eudokiagemeente, die aan de Theologische Universiteit verbonden zijn. Deze docenten waren alle op een of andere manier in de kwestie betrokken.
Hieruit blijkt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat de leden van de commissie niet in een persoonlijke relatie mogen staan met (één van) de partijen.
De PS heeft de bezwaren, die door verschillende leden van onze gemeente hiertegen waren ingebracht, niet gehonoreerd.
Daardoor heeft de PS onvoldoende de schijn van partijdigheid voorkomen bij de behandeling van ons bezwaarschrift.

VII.2. Hoor- en wederhoor
De wijze waarop tijdens de behandeling van ons appelschrift hoor- en wederhoor is toegepast, stuit bij ons op bezwaren.
a. Na de twee zittingen waarin [ook] wij gehoord zijn, hebben wij in een schrijven d.d. 4 februari 2005 aan de PScie aanvullende informatie gegeven op een aantal zaken die in de hoorzitting waren aangesneden. In een begeleidende brief hebben wij deze aanvullende informatie samen met de bijlagen (als bewijsstukken van een en ander) met klem aan de PS en haar commissie voorgelegd omdat het naar onze overtuiging belangrijk materiaal aandroeg dat de beeldvorming over de werkelijke gang van zaken kon dienen. (BIJLAGEN 2c en 2d)
Deze aanvulling kwam bij de commissie binnen op het moment dat zij haar conceptrapport reeds had toegezonden aan de afgevaardigden van de PS. Tijdens de behandeling op de PS meldde de commissie dat deze aanvulling haar niet tot andere inzichten had gebracht. Hieruit trekken wij de conclusie dat onze aanvulling de PScie helaas niet heeft overtuigd.
Op de PS is gezegd dat de afgevaardigden deze stukken niet hebben gekregen. Daardoor is aan de PS belangrijke informatie onthouden.

b. Wij kregen na afloop van de tweede hoorzitting de beschikking over de verslagen van enkele andere hoorzittingen die de commissie had gehouden. In die hoorzittingen waren diverse zaken naar voren gekomen waarop wij graag hadden willen reageren. Het betrof onder andere allerlei beschuldigingen in onze richting. Beschuldigingen die we eenvoudig met de feiten konden weerleggen.
We hebben de PScie gevraagd om zich niet te beperken tot de beide hoorzittingen waarin wij met anderen zijn gehoord, maar ons ook te horen over de beweringen en beschuldigingen die in die andere hoorzittingen zijn gedaan.
Hiervoor kregen wij geen gelegenheid.

c. We herinneren verder aan de voorbeelden in dit verband, die al eerder in dit bezwaarschrift ter sprake kwamen.



VII.3. Eenzijdige, partijdige, subjectieve en suggestieve voorlichting

De commissie van de PS heeft de voorstellen die zij aan de PS heeft gedaan vergezeld doen gaan van een rapport als achtergrondinformatie voor de voorgestelde besluiten ( BIJLAGEN 1b en 1c). In het onderstaande willen wij met een aantal voorbeelden aantonen dat de informatie die de commissie hierin geeft, niet objectief en evenmin onpartijdig is. Hierdoor is de PS onvolledig en niet juist voorgelicht.

1. In de paragrafen "Taxatie ds. Hoogendoorn c.s." en "Taxatie van de meerderheid" wordt in een samenvatting van de commissie weergegeven wat de kern is van de bezwaren van de appellanten en de taxatie hiervan van de 'meerderheid'. Zich aansluitend bij de mening van de meerderheid trekt de commissie vervolgens de conclusie dat "het gerechtvaardigd lijkt, dat niet de inhoud maar wel de wijze van toepassing in concrete situaties regelmatig verschil van opvatting opleverde (.)".
Het is een subjectieve conclusie, zonder toereikende onderbouwing.

2. Op bladzijde 4 (paragraaf "verstoorde verhoudingen") wordt suggestief het volgende gesteld: "Globaal samengevat is ds. Hoogendoorn kennelijk van oordeel, dat . ligt in de zogenaamde visieverschillen en het niet voldoende bespreken ervan". Even verderop wordt het volgende gesteld: "De "meerderheid" wijst echter met nadruk op de verstoring van de verhoudingen en wijst voor de oorzaken met name naar de predikant." Van de woordkeus van de commissie (cursief) gaat een suggestieve werking uit. Eenzijdig en suggestief is ook het noemen van 5 uitspraken van de meerderheid, terwijl de opvatting van de appellanten niet met voorbeelden aangevuld wordt (terwijl die er wel zijn). De uitspraken van de meerderheid worden voor waar aangenomen, maar niet onderbouwd. Wij kunnen elk van de genoemde uitspraken ontkrachten of tegenspreken door aan te geven wat de wérkelijke gang van zaken is geweest.

3. Blz. 4 "Het optreden van de predikant":
a. "niet te betwisten valt.": waarop is dit gebaseerd en waaruit blijkt dit? Dit wordt niet duidelijk gemaakt en in de hoorzittingen is hierover niet doorgesproken.
b. Het citaat "Hij is continu de zondebok die weg moet" (pag. 24 van ons appèlschrift naar de PS) wordt door de commissie aangehaald om hiermee te illustreren dat ook wij zouden vinden dat ds. Hoogendoorn een sleutelrol in het geheel vervult. Dit is een volstrekt onjuist gebruik van dit citaat. Met deze uitspraak hebben wij aangegeven dat de meerderheid van de kerkenraad zich in haar verwijten haast uitsluitend richt op onze predikant (zie de zin voorafgaande aan het citaat, pag. 24 van ons appèlschrift naar de PS).
c. "Het is ook duidelijk uit de stukken dat ds. Hoogendoorn telkenmale geweigerd heeft.". Deze uitspraak wordt niet onderbouwd en is bovendien suggestief. Wij kunnen de totale onjuistheid van deze stelling aantonen.
d. De zin die daarop volgt: "Als hij gelijk heeft ." gaat al direct van de suggestie uit dat hij niet gelijk heeft, zonder dat dit wordt aangetoond.
e. "Van een ambtsdrager in Christus' gemeente en zeker van een dienaar van het Woord mag gevraagd worden dat hij een dienende opstelling kent en .". Door deze stelling wordt de indruk gewekt als zou ds. Hoogendoorn geen dienende opstelling hebben. Wij kunnen van het tegendeel getuigen. Wij durven te stellen dat juist deze dienende opstelling er mede toe heeft bijgedragen dat het conflict op deze wijze wordt "uitgevochten". De dominee heeft achteraf gezien te veel laten gebeuren. Er is over hem heen gelopen.
f. "Het is onbegrijpelijk dat iemand die naar eigen zeggen puur het heil van de gemeente op het oog heeft .". Alsof we daaraan mogen twijfelen! De wijze waarop ds. Hoogendoorn zijn ambtswerk in de afgelopen 14 jaar in Kampen heeft gedaan, getuigt van niets anders dan het volgen van zijn Zender.

4. Blz. 5: "Overigens valt voor de commissie op geen enkele manier aan te tonen dat er een beweging ontstaan is die er op gericht was ds. Hoogendoorn 'weg te werken'."
In onze aanvulling op het bezwaarschrift PS (BIJLAGE 2c en 2d) hebben wij bewijsmateriaal overgelegd dat het wel aantoont.
Dit bewijsmateriaal toont ook aan de eenzijdigheid en partijdigheid van zo'n opmerking als de commissie verderop doet: "dat [ds. Hoogendoorn] verklaringen van goede intenties en broederliefde
zelfs 'gênant' heeft genoemd". Er wordt niets over doorgegeven waaróm ds. Hoogendoorn dat zo genoemd heeft.

Zo zijn er nog veel meer punten te noemen. We volstaan met deze voorbeelden. Ze illustreren hoe de PScie zowel door haar inkleuring en weging van feiten als door het selectief gebruik van de stukken de indruk wekt niet onpartijdig en niet objectief te zijn geweest in haar voorlichting aan de PS. En langs die weg gekomen is tot uitspraken die zéker een kerkelijke vergadering onwaardig zijn. Gelet op Schrift, belijdenis en kerkorde. 

VII.4. Op een aantal onderdelen van ons bezwaarschrift is de PS nauwelijks of niet ingegaan

(tussen haakjes de verwijzing naar de verzoeken in ons bezwaarschrift naar de PS)

 

Wat hebben we gevraagd ? Wat heeft de PS op dit punt uitgesproken?
Voorafgaande processen
(1.5) De classis heeft onzorgvuldig gehandeld door af te gaan op adviezen van de CVM die niet bevoegd was zich met het conflict in te laten; en die evenmin ter zake kundig was.
Niets.
Voorbijgaan aan het niet conformeren aan eerdere besluiten
(2.3) De classis is ten onrechte voorbijgegaan aan het feit dat de KR (meerderheid) zich niet heeft geconformeerd aan eerdere classisbesluiten en dient hierop alsnog toe te zien.
Niets.
"Verstoorde verhoudingen"
(3.5)
1. De classis had niet ineens het argument van "verstoorde verhoudingen" mogen introduceren, zonder dat zij deze "koerswijziging" beargumenteerde;
De classis (6 februari 2004) is niet zorgvuldig genoeg te werk gegaan.
2. de classis heeft geen recht gedaan aan haar eigen eerdere besluiten (nov. 2003 en febr-april 2003); Niets.
3. de classis heeft ten onrechte niet de eigenlijke problemen onderzocht; De classis (6 februari 2004) is niet zorgvuldig genoeg te werk gegaan.
4. de classis heeft ten onrechte als het probleem "verstoorde verhoudingen" aangewezen; De classis (sept. 2004) heeft de gehele KR terecht verantwoordelijk gesteld voor de escalatie v.h. conflict.
De classis (sept. 2004) heeft terecht maatregelen genomen tegen ds. Hoogendoorn omdat hij in het bijzonder verantwoordelijk moet worden gehouden voor de escalatie.
5. daarmee doet de classis geen recht aan de feiten; Niets.
6. en ook niet aan de minderheid; Niets.
7. de classis handelde onzorgvuldig door het mediationrapport als grond voor het besluit aan te voeren; Niets.
8. de classis had de 10 brs. die de mediation afbraken, moeten aanspreken op hun verplichting de afspraak na te komen; Er wordt niemand schuldig verklaard wegens het voortijdig beëindigen van de mediation.
9. de classis had de meerderheid moeten aanspreken op hun verplichting om het gesprek met de minderheid te voeren; Niets.
10. de classis had de meerderheid moeten aanspreken op hun tuchtwaardig en schorsingswaardig gedrag (publieke beschuldigingen rapport vB/D en scheurmakerij); Niets.
11. de classis had de meerderheid moeten aanspreken op hun wegblijven uit de erediensten; Niets.
12. de classis had de meerderheid moeten aanspreken op het niet conformeren aan eerdere classisbesluiten; Niets.
13. de classis heeft niet gemotiveerd waarom ze geen mogelijkheid meer zag om aan te dringen op verder gesprek. Niets.
Visieverschillen (4.4)
1. De classis spreekt eerdere eigen uitspraken tegen door nieuwe uitspraken te doen over de visieverschillen (nov. 2003: onderzoeken visieverschillen als oorzaak);
Niets.
2. de classis had over de visieverschillen hoor- en wederhoor moeten toepassen; Niets.
3. de classis heeft ons ten onrechte beschuldigd van handelen in strijd met 1 Tim. 5:19 en 20. Niets.
Onthouden Heilig Avondmaal aan de gemeente
(5.2) Het argument van de classis over onthouding van het Heilig Avondmaal aan de gemeente kan niet als grond worden aangevoerd voor het classisbesluit.
Niets.
Verwarring in de gemeente
(6.2) Het argument van de classis over verwarring in de gemeente, kan niet als grond worden aangevoerd voor het classisbesluit.
Niets.
Beëindiging ambtsdienst ambtsdragers
(7.4)
1. Ten onrechte gebruikt de classis het argument van 'verstoorde verhoudingen' om ds. Hoogendoorn te doen terugtreden;
De classis (sept. 2004) heeft terecht maatregelen genomen tegen ds. Hoogendoorn omdat hij in het bijzonder verantwoordelijk moet worden gehouden voor de escalatie.
2. de classis heeft onvoldoende onderzocht in hoeverre de meerderheid onwettige redenen had om de predikant kwijt te raken; Niets.
3. de classis had de predikant niet van zijn ambtelijke taken mogen ontheffen; De classis (sept. 2004) heeft terecht maatregelen genomen tegen ds. Hoogendoorn omdat hij in het bijzonder verantwoordelijk moet worden gehouden voor de escalatie.
4. … zonder medewerking en goedkeuring van de deputaten PS; De classis is niet zorgvuldig genoeg te werk gegaan
5. het al aankondigen van losmaking (als ds. Hoogendoorn niet zou meewerken) zonder goedkeuring van deze deputaten PS niet had mogen doen; De classis is niet zorgvuldig genoeg te werk gegaan
6. de classis heeft onvoldoende gemotiveerd waarom ALLE ambtsdragers moesten terugtreden; De classis (sept. 2004) heeft de gehele KR terecht verantwoordelijk gesteld voor de escalatie v.h. conflict.
7. de classis had niet het recht om het oordeel (dat alle ambtsdragers moesten terugtreden) zelf (of via de CVM) uit te voeren; Niets.
8. de classis heeft ten onrechte het besluit tot terugtreden uitgevoerd, buiten 11 leden van de KR om; Niets.
9. de classis heeft met de uitvoering van dit besluit ten onrechte de gemeente gepasseerd. Niets.
Appèl schort effectuering niet op
(8.4)
1. De classis heeft gehandeld in strijd met art. 31 KO door te stellen dat een evt. appèl op de PS de effectuering van het besluit niet opschort.
Niets.
2. de minderheid had het recht om het besluit van de classis niet uit te voeren (ambtsdienst voort te zetten) hangende het appèl bij de PS; Niets.

Als wij dit overzicht zien, constateren wij een ernstige nalatigheid bij de PS in het behandelen van ons bezwaarschrift.
Wij kunnen ons voorstellen dat een kerkelijke vergadering een bezwaarschrift behandelt en ook kan honoreren zonder op alle bezwaren apart in te gaan. Dat zou verantwoord zijn als het antwoord op het bezwaarschrift van dien aard is, dat daarmee de facto aan de bezwaren tegemoet gekomen is en de noodzaak voor verdere behandeling van het bezwaarschrift is komen te vervallen.
Het antwoord van de PS op ons bezwaarschrift voldoet hieraan niet.

VII.slot. Verzoek


Op grond van bovenstaande overwegingen verzoeken wij de generale synode het volgende uit te spreken:

1. de PS heeft geen dan wel onvoldoende hoor en wederhoor toegepast bij haar onderzoek;

2. de PS heeft zich onvoldoende behoed voor partijdige, eenzijdige, subjectieve en suggestieve elementen in haar onderzoek en besluitvorming;

3. de PS is ten onrechte op vele onderdelen van het appelschrift en verzoeken van appellanten niet ingegaan;



VIII. AFSLUITING


Met bovenstaande bezwaren hopen wij uw vergadering duidelijk te hebben gemaakt dat de PS met haar uitspraken geen recht heeft gedaan aan ons appelschrift. Integendeel, ze heeft zelf, in plaats van recht te spreken, onrecht in stand gehouden en zelf (nieuw) onrecht gepleegd.
Het stemt tot verdriet waar dit alles is gebeurd onder de vlag van 'Recht en vrede' - de titel die de PScie aan haar rapport voor de PS heeft meegegeven.
Door dit schrijnend onrecht van deze kerkelijke vergadering is de scheur in Kampen-Noord nog dieper getrokken. De synode heeft nog grotere blokkades opgeworpen, die het herstel van de eenheid van de gemeente van Kampen-Noord alleen maar moeilijker gemaakt hebben.

Met klem doen wij nu een beroep op u, de generale synode van onze kerken.
Het kostte ons al moeite - en overwinnen van veel innerlijke schroom en weerstand - om als ambtsdragers ons te beroepen op een classis en dat tegen de eigen kerkenraad. Tot zelfs twee keer toe. Dat koste moeite, temeer waar de zorg voor de gemeente een zware verantwoordelijkheid op onze schouders legt: het gaat om niet minder dan de eigen kudde van onze Here Jezus Christus.
Het valt nog zwaarder om dan vervolgens een appel op een particuliere synode te doen. Dan moet de nood van ambtsdragers wel dringend zijn en de bezwaren echt onoverkomelijk. Én de zorg voor de gemeente moet daar toe dringen, anders zou het niet mogen.
Wat zullen wij zeggen nu wij een beroep doen op u, de generale synode?
Wij mogen ons ambtsdragers weten, door God geroepen om zijn kudde te hoeden.
Die ambtsdienst wordt ons door verschillende kerkelijke vergaderingen betwist. En daarmee ook de plaats die wij met de gemeente in het verband van de Gereformeerde Kerken (willen blijven) innemen.
U bent de meeste vergadering van de Gereformeerde Kerken. Ook de laatste beroepsinstantie in ons kerkverband.
Op u doen wij nu een klemmend beroep: wilt ú recht verschaffen? In al dit onrecht dat de gemeente van Kampen-Noord zo verteerd heeft en maar blijft verteren.
Het verteert niet alleen de gemeente in Kampen-Noord. Het kerkverband is er ook bij betrokken, te beginnen in het dichtstbijzijnde classicale ressort. Onrecht is altijd vernielend. Naar de aard van de zonde. Zuivere rechtspraak werkt genezend en kan diepe wonden helen, onder de zegen van de Here.


Wij hopen en bidden dat uw vergadering met een schriftuurlijke rechtspraak - dat is zowel rechtvaardig als wijs - wegen opent om door recht de vrede in de gemeente van Christus te Kampen-Noord te dienen.

Daarvoor bidden wij uw vergadering de wijsheid en leiding van de Heilige Geest toe - dat is de Geest van de Vader der lichten en van de grote Herder van de schapen.


Met broedergroeten,


Diaken J. Boersma Ouderling A.J. Both


Diaken J.A. Hartman Ouderling J. Hoksbergen


Ds. E. Hoogendoorn Ouderling A. Louwerse


Diaken K.H. Poll Diaken R. Visscher


Ouderling E. Vogel Ouderling J.A. de Wit




BIJLAGE 7: Bijdrage ds. E. Hoogendoorn Re@ction

BIJLAGE 7 (Bij Bezwaarschrift aan GS Amersfoort-Centrum 2005)

Bijdrage in de bespreking rond 'Re@ction'.
Vooraf:
Geveld door de griep moet ik me beperken. Vandaar puntsgewijs een aantal opmerkingen. Vanwege het belang van de zaak toch even op papier gezet.

Goede bedoelingen
Bewogenheid om jeugd binnen of buiten de kerk met het evangelie in aanraking te brengen en zo met de Here zelf is uiteraard een goede zaak.
De grote vraag is of dit de goede manier is.
Naar mijn overtuiging niet.

Verschillende doelen
Naar mijn gevoel lopen verschillende doelen door elkaar heen.
Men wil enerzijds evangeliseren onder jongeren buiten de kerk.
Anderzijds wil men een grote groep jongeren die het in de kerken laat afweten proberen te bereiken. En ten derde wil men [zelfs 'allereerst'] de positieve groep jongeren in de kerk die uiterlijk nog wel loyaal zijn maar innerlijk vervreemd, trachten vast te houden.
Dus evangelisatie alsook pastoraat aan randkerkelijken als opbouwwerk aan kerkelijk nog net meelevenden.
Het eerste, evangelisatie, is zoals we als Gereformeerde Kerken hebben uitgesproken, een zaak vanuit de kerk naar de kerk.
Het tweede en derde is typisch de eigen verantwoordelijkheid van de kerk(enraad).

Een eigen kerk gesticht op particulier initiatief
Bewust presenteert men zich als [jeugd]kerk. Compleet met leiding, diensten, evangelieverkondiging, pastoraat, e.d.
Een kerk zonder bevoegde ambtsdragers.
Dit lijkt me niet in overeenstemming met wat de Schrift ons leert over Christus' kerkvergadering (Joh 10 Christus de goede herder, 1 Pet 5: oudsten als onderherders [ook voor jeugd!], Hebr. 13 een gemeente die haar voorgangers dient te volgen die rekenschap zullen moeten afleggen e.a. Schriftplaatsen) Vergelijk wat we belijden in artt 30-32 van de NGB. Vergelijk art.3 KO: wettige roeping tot het ambt.
Bij Reaction benoemen mensen zichzelf in een soort [opper]kerkenraad ('kernteam') die verantwoordelijkheid neemt voor het stichten en beheren van een 'kerk/gemeente'.
Waar is de schriftuurlijke bewaking van prediking, diensten en pastoraat?

Innerlijk tegenstrijdig
De beweging ZEGT
- een positieve houding tav de 'gewone' kerk te stimuleren
- niet op onvrede of negativisme tav de kerk te drijven
- niet de generaties van elkaar te vervreemden
Men DOET het omgekeerde als men zich zo over de kerk uit:
- de kerk is niet eigentijds
- de taal is daar moeilijk en soms oubollig
- weinig ruimte daar voor jongeren om zelf hun ideeën te exploreren
- 'kerk vol tradities', de 'traditionele kerken'
- de kerken hangen vast aan regels waar jongeren niet veel mee hebben
- de culturele kloof tussen traditonele setting van de kerk en de cultuur van de jongeren
- etc

In feite worden hiermee 'de kerken', dus ook de gereformeerde kerk gesmaad en bereikt men juist het omgekeerde bij de jongeren dan men zegt voor te staan.

In wezen vergroot men de generatiekloof door een jeugdkerk te stichten, waar de Here in zijn kerk een volk, van oud tot jong vergaderd wil zien.

Niet de Here centraal maar 'eigen beleving /gevoel van jongeren'
In Zondag 21 belijden we dat de Here zijn kerk vergadert, beschermt en onderhoudt door zijn Woord en Geest, in de eenheid van het ware geloof.
In deze jeugdkerkbeweging krijgt de eigen beleving van 'de' (welke?!) jeugd een centrale plaats, zoals overal uit de stukken blijkt.


Interkerkelijk
'De kerken' worden voor een groot deel op één hoop gegooid. Van hervormd tot vrijgemaakt.
Kerkmuren worden als ballast uit het verleden beschouwd.
De jeugd van deze 'kerk' moet het voorbeeld en de avant garde worden voor de hooggeroemde nieuwe oecumene van de toekomst.
Waar blijft de eenheid in de waarheid?
Vergelijk artt 27-29 van de NGB.

Op grond van bovenstaande overwegingen lijkt me het streven en opereren van Reaction een zaak waar we als Gereformeerde Kerk niet achter kunnen staan. Integendeel, hier lijkt me een duidelijke afwijzing op zijn plaats.

Mijn voorstel
1. Wijs als kerkenraad met een heldere Schriftuurlijke en confessionele verantwoording deze beweging duidelijk af, ondanks alle begrip voor goede bedoelingen.
2. Zet dat helder op een rij en verantwoordt dat in een stuk naar de gemeente [zoals zusterkerken in den lande in vergelijkbare situaties ook hebben gedaan]. Waarschuw zo de jeugd voor deelname aan deze onschriftuurlijke onderneming
3. beleg een avond met de jeugd én gemeente om deze zaken open en duidelijk te bespreken
4. verantwoord een en ander richting de beweging 'Reaction'.
5. Spreek binnen de gemeente degenen die mee in de organisatie zitten, hierop aan, onderwijs hen broederlijk en vraag hen namens de kerkenraad hun deelname in deze organisatie stop te zetten
6. Als we het onderling in de kerkenraad hierover niet eens zijn, is het goed om daar indringend met elkaar over door te praten opdat we als kerkenraad eensgezind schriftuurlijke confessionele leiding geven aan de gemeente en haar jeugd.


EH
3 nov 03