Rapport Commissie Particuliere Synode

 

Rapport van PS-commissie inzake Kampen-Noord

Recht en vrede

De buitengewone PS Overijssel dd. 8 dec. 2004,
voort te zetten 9 febr.2005,
moet rechtspreken in een zeer verdrietige zaak:
een breuk binnen de gemeente van Kampen-Noord n.a.v het oordeel van de buitengewone classis Kampen d.d. 23 september 2004:

Ter wille van het heil van de gemeente van Kampen-Noord dienen alle leden van de kerkenraad, inclusief de predikant, terug te treden.

Achter dit oordeel ligt een lange voorgeschiedenis.
Alle betrokkenen, die door de commissie gehoord zijn, hebben aangegeven dat een brede behandeling van deze zaak wenselijk en ook noodzakelijk is. Alle betrokkenen hebben daarbij ook uitgesproken het heil van de gemeente op het oog te hebben. Dit rechtvaardigt de keuze van de PS om de voorgeschiedenis, oftewel de historische context, erbij te betrekken. Bovendien komt er zo meer ruimte om tot een geestelijke taxatie van de ontwikkelingen die tot de breuk geleid hebben, te komen. Die taxatie hebben we nodig voor een antwoord op de vraag of deze breuk gerechtvaardigd was en of deze te herstellen is.
De commissie is van oordeel dat de PS niet over alle verzoeken van ds. Hoogendoorn c.s. afzonderlijk een uitspraak dient te doen, maar het bezwaarschrift als geheel dient te behandelen en te beoordelen. Het betekent ook dat we willen teruggaan tot de kern van het conflict.
Op uw tafel ligt een bezwaarschrift van ds. Hoogendoorn c.s. tegen de classis Kampen.
Daarom zou formeel van die twee "partijen" gesproken kunnen worden.
Daarachter ligt evenwel een conflict binnen de kerkenraad van Kampen-Noord, waarbij zich gaandeweg twee partijen aftekenden, die nu niet meer samen vergaderen.
Naar dàt conflict moeten we terug gaan om het recht en de vrede van Christus te dienen.

Vooraf
Daarbij maken we een opmerking vooraf.
In de christelijke kerk zal de gezindheid van Christus uitgangspunt moeten zijn. Onze Heer Jezus Christus heeft ons dat zelf voorgehouden zoals we o.m. lezen in Matt.23:8 ev
.één is uw Meester en gij zijt allen broeders..
en ook bij monde van zijn apostel Paulus o.m. in Fil. 2:3

in ootmoedigheid achte de één de ander uitnemender dan zichzelf en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang maar ook op dat van de ander.

Van alle betrokkenen zal zelfverloochening, dienstbaarheid en aanvaarding van de ander gevraagd worden. Daarbij zullen schuldbewustzijn en verootmoediging om het eigen aandeel in de breuk niet gemist kunnen worden. Alleen in die sfeer kan opnieuw het vertrouwen groeien dat nodig is om samen kerk van Christus te zijn.

De commissie heeft kennis genomen van alle relevante stukken vanaf mei 2002. Ook notulen en verslagen van kerkenraads- en classisvergaderingen maken daar deel van uit. Verder zijn er hoorzittingen belegd met partijen (classis Kampen en "meerderheid" en "minderheid" van de toenmalige kerkenraad van Kampen-Noord) en diverse andere betrokkenen.
Zo heeft zij zich een beeld trachten te vormen van de oorzaken en aanleidingen die tot de breuk geleid hebben. Daarnaast is de commissie bezig geweest een weging te maken van de overtuigingen die naar voren zijn gebracht. Ze heeft daarbij steeds het Woord van God als gids en leidraad gebruikt. Met name uit vele woorden uit het Spreukenboek hebben de commissieleden wijsheid geput voor een goede geestelijke beoordeling van het geheel. Het gebed om de leiding van de Heilige Geest hebben wij in alle ootmoed zeer frequent als commissie èn persoonlijk tot onze God opgezonden; dat was voor ons allen daadwerkelijk bemoedigend en heeft er ook toe bijgedragen dat we ons werk in grote eensgezindheid mochten verrichten.

Verschillende taxatie
De classis heeft in de gronden onder haar oordeel uitgesproken dat de oorzaken van de verstoorde verhoudingen niet liggen in de schuld van deze of gene, maar in een gezamenlijk onvermogen en tekortschieten. Predikant en ambtsdragers zijn er niet in geslaagd om ervoor te zorgen dat alles in de gemeente van Christus in vrede, op gepaste wijze en met goede orde toegaat. Bovendien sprak de classis uit dat gebleken is dat er geen concrete zaken op tafel liggen die van zodanige visieverschillen blijk geven dat de trouw aan Schrift en belijdenis in geding zijn.


Taxatie ds. Hoogendoorn c.s.
In het appelschrift van ds. Hoogendoorn c.s. lezen we (p.2):
"Het kan het herstel van die eenheid ( in kerkenraad en gemeente) dienen als recht gedaan wordt aan de daadwerkelijke oorzaak van de problemen en daarvoor verantwoorde oplossingen worden aangedragen."
In het vervolg wordt de schuld van de breuk in de kerkenraad bij de meerderheid neergelegd. Op p. 16 staat onder 3.3:
" Wij voor ons zien geen zaken die er op wijzen dat wij de verhoudingen verstoord zouden hebben." En even verderop:
"Naar onze overtuiging moest het de classis uit de vele feiten duidelijk zijn dat de meerderheid van de kerkenraad in velerlei opzicht niet recht heeft gehandeld en nog steeds niet recht handelt."
De kerkenraad had o.a. verzuimd na te gaan in hoeverre visieverschillen een bepalende factor zijn.
We lezen op p.18:
"Daarbij hebben wij te kennen gegeven dat naar onze overtuiging niet het persoonlijk functioneren van de predikant oorzaak is van de problemen, maar visieverschillen op het betrekken van Gods Woord en de belijdenis op de gelovige in zijn concrete situatie. Die zijn vooral de reden dat meningen botsen".
Even verderop:
"Het rapport van de kerkenraad had bij ons de vraag opgeroepen: is er wel ruimte binnen de kerkenraad voor ambtsdragers die argumenteren vanuit de Heilige Schrift en de belijdenis? Of wordt zoiets als 'star' afgedaan en van een karakterologisch/psychologisch stempel voorzien? Aan de classis hebben wij destijds te kennen gegeven dat er met name botsingen kwamen als er punten aan de orde kwamen waarbij visieverschillen een rol speelden. Dan ging het om de vraag hoe wij in concrete gevallen in trouw aan Schrift en belijdenis dienden te handelen. Keer op keer bleek dat een beroep op Gods Woord of de belijdenis ergernis ontmoette en als negatief ervaren werd. Er is wel gezegd dat men zich alleen stootte aan de manier waaròp het gebeurde. Maar naar onze overtuiging ging het wel degelijk om de inhoud. Daarbij ging het om zaken als bijvoorbeeld:
--de principiële fundering van het jeugdbeleid;
--de prediking (zoals verhouding belofte en eis);
--shoppen en ook avondmaal vieren in andere kerken en geloofsgroepen ( en het beroep daarbij op art. 28 van de NGB);
--bediening van de kerkelijke tucht in bepaalde gevallen."
Even later ( p.19):
"Wij hebben aangegeven dat de meerderheid van de kerkenraad valt over het ( naar hun oordeel te vlot) beroep op Schrift en belijdenis bij de behandeling van diverse zaken. Het wordt door hen ervaren alsof het mes op tafel wordt gezet. Hier ligt naar onze overtuiging de kern van de fricties en groeiende conflicten."
Als even later het functioneren van ds. Hoogendoorn ter sprake komt (vanuit het rapport van Bruggen-Dijkstra) lezen we (p. 20):
" Het gaat dus niet om een functioneringsprobleem. Het gaat om het recht en de mogelijkheid om in de kerkenraad ( en de gemeente) te spreken en te werken vanuit wat wij als confessionele overtuiging zien. Dat achten wij volop een principiële zaak."

Hoewel er meer zou zijn te noemen, menen we met deze citaten recht te doen aan de overtuiging van ds. Hoogendoorn c.s. inzake het conflict en de gevolgen daarvan. Naar hun mening staat niet de persoon of het functioneren van de predikant centraal maar de vraag of er binnen de raad ruimte was om zich direct te beroepen op Schrift en belijdenis.


Taxatie van de 'meerderheid'
Uit vele stukken zou te citeren zijn om de mening van de 'meerderheid' weer te geven. We beperken ons hier tot een schrijven d.d. 31-10-2003 dat is toegezonden aan deputaten appelzaken van de classis Kampen. Daaruit het volgende citaat:
1. Geen kerkenraadslid zal ontkennen dat er tussen de ambtsdragers allerlei verschillen in visie bestaan betreffende diverse zaken.
2. De suggestie wordt gewekt dat de verschillen in visie bestaan tussen de dominee met de vijf broeders enerzijds en de rest van de kerkenraad anderzijds. Dit wordt echter niet met de stukken aangetoond en kan ook niet aangetoond worden. Daarvoor zijn de opvattingen van de kerkenraadsleden over allerlei zaken te divers. De groepen pro of contra een bepaalde opvatting wisselen van samenstelling. En dat is uiteraard afhankelijk van het onderwerp. Het komt ons voor dat dit een normaal verschijnsel binnen een kerkenraad is.
3. Het komt ons voor dat je kerkrechtelijk gezien weinig bezwaar kunt maken tegen een visie op een bepaalde zaak van individuele ambtsdragers, tenzij wordt aangetoond dat de betreffende ambtsdrager of ambtsdragers handelt/handelen in strijd met Schrift en belijdenis. Een visie wordt kerkrechtelijk pas relevant als ze wordt geoperationaliseerd in een besluit van de kerkenraad. Noch de dominee noch de vijf broeders verwijzen echter naar een concreet besluit van de kerkenraad waarmee ze het niet eens kunnen zijn. Een dergelijk besluit is in Kampen-Noord in de periode die deze kerkenraad kan overzien ook niet genomen.
4. De broeders Van Bruggen en Dijkstra ontkennen niet dat er visieverschillen bestaan . Zij concluderen echter:'De geconstateerde visieverschillen zijn niet sterker aanwezig dan elders in gereformeerd Nederland. Wat wel anders is, is dat uitwerkingsverschillen of benaderingsverschillen worden verward met visieverschillen. Daardoor dreigt voor sommigen bijna alles "principieel, onoverkomelijk of absoluut vereist" te worden.'( pag. 16/17Rapport ).
5. .
6. .
7. .
8. We constateren dat de dominee op z'n minst de indruk wekt dat de kerkenraad in een aantal gevallen een mening heeft die op gespannen voet staat met Schrift en belijdenis zonder dat hij dit in het verleden of heden met een verwijzing naar besluiten van de kerkenraad heeft gestaafd of staaft. Bij de dominee ontbreekt het vertrouwen in deze kerkenraad".

Uit vele andere stukken is een gelijksoortig verhaal weer te geven. Te wijzen valt op de intentieverklaring van de kerkenraad van 26 april 2004. Daarin staat de zin:
"Tot dusver is niet vastgesteld dat de trouw aan de Schrift, de binding aan de goede belijdenis en de gehoorzaamheid die God van ons vraagt, hier in geding zijn. Een breuk in de gemeente om de moeiten in de onderlinge samenwerking in de raad kunnen wij voor God niet verantwoorden."
Ook in de laatste hoorzitting (waarbij delegaties van 'meerderheid' en 'minderheid' ten overstaan van elkaar werden bevraagd) is dezelfde toonzetting te bespeuren. Opgemerkt werd daar van de kant van de 'meerderheid' dat het pertinent een onjuiste voorstelling van zaken is dat de dominee geen ruimte zou hebben om naar Schrift en belijdenis te spreken. Er was geen fundamenteel verschil van opvatting. Er was wel verschil van opvatting over de vraag: "Hoe gaan we om met wat God in zijn Woord van ons vraagt? Vanuit welke hoek benader je de dingen?" De conclusie lijkt gerechtvaardigd, dat niet de inhoud maar wel de wijze van toepassing in concrete situaties regelmatig verschil van opvatting opleverde (zoals overigens in elke kerkenraad in gereformeerd Nederland het geval is).


Verstoorde verhoudingen
Wij constateren dat er in de kerkenraad van Kampen-Noord sprake was van ernstig verstoorde verhoudingen, zich uitend in het elkaar niet meer kunnen bereiken, gebrek aan vertrouwen in elkaar, zich niet meer veilig voelen bij elkaar en elkaar onvoldoende aanvaarden in Christus.
Deze verstoorde christelijke verhoudingen belemmerden de samenwerking, de besluitvaardigheid en het geven van leiding aan de gemeente en maakten die tenslotte onmogelijk.

Over de oorzaken van die verstoorde verhoudingen en de invloed ervan worden door "meerderheid" en "minderheid" opvattingen gehuldigd die diametraal tegenover elkaar staan.
Globaal samengevat is ds. Hoogendoorn kennelijk van oordeel, dat het functioneren van de kerkenraad en predikant overbelicht worden en dat de hoofdoorzaak van de moeiten ligt in de zogenaamde "visieverschillen" en het niet voldoende bespreken ervan.
De "meerderheid" wijst echter met nadruk op de verstoring van de verhoudingen en wijst voor de oorzaken met name naar de predikant.
Genoemd worden o.a.:
Ø het principiëel zwaar laden van zijn standpunt in discussies;
Ø zijn weigering zich te voegen naar kerkenraadsbesluiten bij ingezette trajecten;
Ø zijn wegblijven uit kerkenraadsvergaderingen waar zijn aanwezigheid nu juist vereist was;
Ø het niet willen accepteren van de "liefdesverklaring" van de kerkenraad in zijn richting;
Ø het vasthouden aan een beschuldiging ondanks "smeekbedes" van ambtsdragers.
Uit de documentatie is volstrekt helder dat hierover zeer verschillend wordt gedacht.


Het optreden van de predikant.
Hoe men ook over allerlei inhoudelijke zaken denkt, niet te betwisten valt dat de predikant van Kampen-Noord, ds. E. Hoogendoorn, een sleutelrol in het geheel speelde en speelt. De moeiten in de kerkenraad spitsten zich toe op de persoon en het functioneren van de predikant.
Niet alleen de 'meerderheid' maar ook de 'minderheid' waarvan hijzelf deel uitmaakt, beaamt dit. "Hij is continu de zondebok die weg moet" (Pag. 24 appelschrift).
Het is ook duidelijk uit de stukken dat ds. Hoogendoorn telkenmale geweigerd heeft zonder voorwaarden vooraf zijn eigen persoon en functioneren ter discussie te stellen. Dat heeft de commissie verbaasd. Als hij gelijk heeft, dat het niet om zijn persoon en/of functioneren gaat, dan zou hij zo'n onderzoek toch met vertrouwen tegemoet kunnen zien en er loyaal aan meewerken. Juist door het feit dat hij dit steeds geweigerd heeft, vestigt hij de aandacht op zichzelf en maakt zich zo allengs tot middelpunt van het conflict. Hij laadt de schijn op zich dat in elk geval zijn positie veilig gesteld dient te worden. Van een ambtsdrager in Christus' gemeente en zeker van een dienaar van het Woord mag gevraagd worden dat hij een dienende opstelling kent en juist als hij op het heil van de gemeente uit is, van harte en zonder allerlei voorwaarden vooraf meewerkt aan een onderzoek naar zijn functioneren. Bovendien werd door de interveniënten gewezen op nog twee andere niveaus waarnaar ook moest worden gekeken, te weten het functioneren van de kerkenraad en van de gemeente.
Terugkijkend op de laatste 2 tot 3 jaar valt - zeker ook voor buitenstaanders - op hoe weinig ds. Hoogendoorn gericht was op een gezamenlijke oplossing van de conflictzaken. Hij heeft zich in niet één van de uitkomsten van alle beproefde trajecten c.q. oplossingsrichtingen kunnen vinden. Voortdurend heeft hij met procesmatige en formele argumenten ontwikkelingen geblokkeerd. Er is zelfs door zijn toedoen een sfeer van partijdenken, zoal niet van vijanddenken ontstaan.
Ook de vele appeldreigingen die hij in de loop van de tijd geuit en soms ook
waargemaakt heeft, hebben alleen maar vertragend en demotiverend gewerkt. Het is onbegrijpelijk dat iemand die naar eigen zeggen puur het heil van de gemeente op het oog heeft, zich zo sterk profileert en voortdurend de indruk wekt vooral zichzelf te willen handhaven.
Er is bij hem sprake van een verdedigende en ontoegankelijke houding. Niet een houding van openheid, dank voor feedback, reflectie op eigen (on)gelijk of het (on)gelijk van de ander en vanuit de nederigheid zoals de apostel daarover spreekt in Filippenzen 2.
De nadruk ligt steeds op de verdediging van het eigen standpunt, waarbij hij de kritiek van de ander typeert met termen als 'aanval' en de eigen positie als 'beklaagde' of 'zondebok'. Een zeer onvruchtbare en voor de anderen frustrerende benadering.
Daarbij wordt (ondanks zijn eigen verlangen om nu juist de kern-zaken te bespreken) het gesprek over de verschilpunten consequent en continu geblokkeerd en bij de ander ontmoedigd.
Hij heeft ook voortdurend zijn eigen benadering principiëel zwaar geladen door die te verdedigen als spreken en handelen vanuit Schrift en belijdenis en deze hiermee te identificeren, terwijl van hen, die er anders over dachten, werd geëist dat zij maar moesten aantonen dat dit niet het geval zou zijn.
Daarmee heeft hij aan broeders die er anders over dachten de ruimte ontnomen voor hun eigen overtuiging en benadering en wekte hij twijfel aan hun confessionele integriteit.
Dat gebeurde terwijl toch beide benaderingen lagen binnen de bandbreedte van Schrift en confessie.
Hierdoor ontstond een onwerkbaar klimaat.


Het optreden van de kerkenraad.
Hiermee is niet gezegd dat voor het vastlopen van het gesprek en de verstoring van de verhoudingen eenzijdig naar de predikant moet worden gekeken. Er is ook bij bepaalde kerkenraadsleden een sfeer ontstaan van irritatie-bij-voorbaat, niet meer echt luisteren en gebrek aan acceptatie van de predikant.
In een aantal opzichten toonde de gehele kerkenraad zich bepaald ook niet besluitvaardig en zakelijk. Bijvoorbeeld: de kerkenraad liet na krachtig in te grijpen ter gelegenheid van de weigerachtige gedragingen van de predikant. De kerkenraad nam besluiten over vermaansituaties zonder gevolgen te verbinden aan het niet uitvoeren van de daaromtrent gemaakte afspraken.
Door een en ander ontstonden er de facto uiterst ongewenste gedoogsituaties, die ook geleid hebben tot ondermijning van het kerkenraadsgezag.
Helaas kan ook worden geconstateerd dat daarvan in de gemeente misbruik werd gemaakt, - onder meer door eenzijdige informatie in de gemeente te verspreiden - zonder dat daartegen stevig is opgetreden.
Ook het wegblijven uit de erediensten waarin ds. Hoogendoorn voorging, werkte niet mee aan de verbetering van de sfeer. We spreken dan over het laatste stadium voor de breuk waarin het klimaat al dermate verslechterd was dat het aanvaarden van elkaar haast onmogelijk leek te zijn. Dan gaan er over en weer onzuivere gedachten en motieven een rol spelen, wat zich kan vertalen in (non-verbale) communicatie of mogelijk zelfs sarcasme of cynisme; ook het gevaar van roddelen over elkaar is dan volop aanwezig. Het elkaar kwetsen en op het hart trappen wordt in zulke situaties vaak niet meer voorkomen. Tegelijk staan gekwetste mensen dergelijke gevoelens vaak niet toe, maar stoppen deze weg. Intussen blijven negatieve gevoelens dan een - dikwijls prominente - rol spelen, zeker wanneer ze zich op ongelegen momenten aandienen.
Overigens valt voor de commissie op geen enkele manier aan te tonen dat er een beweging ontstaan is die er op gericht was ds. Hoogendoorn 'weg te werken'.
Deze beschuldiging - die binnen de gemeente ruim baan kreeg en waartegen onvoldoende werd opgetreden - heeft veel kwaad aangericht en polarisatie bevorderd.
Het is integendeel zo dat men de predikant keer op keer gesmeekt heeft het gesprek aan te gaan en mee te werken aan trajecten om het gesprek open te breken.
Het blijft onbegrijpelijk dat hij dit keer op keer heeft geweigerd en zelfs excuses voor te harde woorden niet heeft aanvaard en verklaringen van goede intenties en broederliefde zelfs 'gênant' heeft genoemd.

Algehele beoordeling
Uit ons onderzoek van de stukken en onze hoorzittingen is niet gebleken dat uiteenlopende benaderingen of opvattingen de grens van het gereformeerd belijden overschreden. Integendeel: in de laatste hoorzitting is dat door beide partijen ook uitgesproken.
Wel tekende ds. Hoogendoorn daarbij aan dat bepaalde opvattingen en meningen tijdens discussies "tegen of op de rand van het christelijk belijden zaten."
In elk geval kon geconstateerd worden dat er door de kerkenraad nooit besluiten zijn genomen die in strijd zijn met Schrift en/of belijdenis. De aanwezige verschillen als zodanig mochten en mogen dan ook niet kerkscheidend zijn.
Opvallend is dat zowel uit de stukken als in de hoorzittingen duidelijk is geworden dat de (vermeende) verschillen weliswaar - in concrete situaties - genoemd zijn, maar nooit benoemd of geagendeerd. Het doet merkwaardig en ook heel schrijnend aan dat op dit moment de gemeente van Kampen - Noord gebroken is - volgens ds. Hoogendoorn c.s.ten diepste vanwege bovenaangehaalde visieverschillen -, terwijl deze nog nooit als zodanig gestructureerd geagendeerd en besproken zijn op een kerkenraadsvergadering.
Wanneer we overwegen dat er binnen de kerkenraad weliswaar verschillen in visie en benadering bestonden, maar dat deze binnen de bandbreedte van Schrift en confessie lagen en bovendien nooit fatsoenlijk geagendeerd en besproken zijn, kunnen we niet anders dan concluderen dat breken van de gemeenschap der kerk door afzonderlijk te gaan vergaderen, niet gegrond is op een inhoudelijke (vanuit Schrift en confessie aan te wijzen) noodzaak.
Anders gezegd: deze daad heeft naar ons oordeel een principiële lading gekregen die op geen enkele manier hard te maken is. Daarmee - zo meent de commissie - is deze breuk voor het aangezicht van God niet te rechtvaardigen en moeten de broeders van Kampen-Ichthus met klem worden opgeroepen van deze heilloze weg terug te keren en zich weer te voegen onder de kerkenraad van Kampen-Eudokia.
Dat geldt ook voor de predikant. Dan zou verdere invulling gegeven kunnen worden aan het traject dat de classis voor hem heeft vastgesteld.

Daarmee is niet alles gezegd.
In het appelschrift van ds. Hoogendoorn tegen het besluit van de classis d.d. 23 september 2004 worden zeker punten genoemd die in ons advies en uw besluitvorming meegewogen dienen te worden.
De classis is niet in alle opzichten zorgvuldig genoeg te werk gegaan.
Dat geldt met name ook de gebruikte terminologie. Het woord 'terugtreden' is kerkordelijk onduidelijk. De term suggereeert een mate van vrijwilligheid waarvan in de praktijk geen sprake is. Ook de term 'ordemaatregel' is in de gebruikte context niet helder. Dat geldt zeker als enerzijds gezegd wordt dat die maatregel niet gezien mag worden als ontslag naar art. 14 KO, terwijl dat ontslag wel alvast wordt aangekondigd voor het geval dat een nieuwe start elders geen optie is.
De classis heeft ook niet voldoende onderbouwd dat de hulpvraag van de kerk te Kampen-Noord van 26 januari 2004 haar -op basis van de kerkorde - bevoegdheid verleent om via de ingestelde 'commissie van goede diensten' het aftreden van alle ambtsdragers te bewerkstelligen.
Voorts is de classis niet zorgvuldig genoeg geweest in het betrekken en raadplegen van de deputaten ad art. 49 KO bij haar uitspraak die zulke ingrijpende gevolgen zou hebben. Zij heeft de deputaten van de PS alleen om advies gevraagd bij de uitwerking van haar besluit.
We menen dus kritiek te moeten hebben op een aantal aspecten van het classisbesluit.
Dat neemt evenwel niet weg dat ook voor ons onomstotelijk vaststaat dat de classis genoodzaakt was ingrijpende maatregelen te treffen. Daar vroeg de situatie in Kampen-Noord onmiskenbaar om.
De commissie stelt de PS dan ook voor het besluit als zodanig niet ongedaan te maken.
Daarbij komt dat zich na het classisbesluit ontwikkelingen hebben voorgedaan (het een eigen weg gaan van ds. Hoogendoorn c.s. en het aftreden van de overige broeders) die het onmogelijk maken deze ontwikkeling terug te draaien.


Slot
Sinds begin oktober 2004 loopt er een scheur door de gemeente van Kampen-Noord. Een scheur die veel pijn en verdriet heeft veroorzaakt.
We beseffen heel goed dat ook vóór de breuk al heel veel kapot was.
De relaties binnen de kerkenraad werden gekenmerkt door wantrouwen en onvermogen elkaar te bereiken. Er zal dus (zoals één van de broeders opmerkte) heel wat water door de IJssel moeten stromen voordat een daadwerkelijk een-zijn gerealiseerd zal zijn.
Deze vaststelling houdt naar ons oordeel evenwel beslist niet in, dat men elkaar over en weer opnieuw allerlei voorwaarden gaat stellen voordat het tot verzoening kan komen. Daar zal veel gebed en ook verootmoediging voor nodig zijn.
Alleen als die weg wordt bewandeld mogen we geloven dat de breuk niet onherstelbaar is.
Als onze weging en besluitvorming aanvaard worden als een realistische benadering van het geheel, moet het mogelijk zijn met elkaar in gesprek te gaan en elkaar te aanvaarden in Christus.
Hij heeft ons veel te vergeven. In biddend opzien naar Hem mogen wij ook elkaar veel vergeven en zo elkaar vinden aan de voet van het kruis en in het samen delen van brood en wijn.

Daarom hopen we op een goede besluitvorming van de synode en bidden we van harte dat vervolgens alle betrokkenen de te nemen besluiten ernstig zullen overwegen en aanvaarden als een weg naar herstel.
De Here is machtig. Hij alleen kan door zijn Geest harten neigen en aan elkaar verbinden.
Hij roept ons tot eenheid. Samen hebben we Hem lief. Samen willen we buigen voor zijn heilig Woord. Samen willen we gebonden zijn aan de drie formulieren van eenheid. Op die basis moeten we elkaar weer kunnen vinden en aanvaarden.

Dat geve de Heer van de kerk!