Appèl KR op Particuliere Synode

 

Appèlschrift van de (aangebleven) kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord tegen de besluiten van de buitengewone Classis Kampen van 23 september 2004,
gericht aan de buitengewone Particuliere Synode van Overijssel, samen te komen op
D.V. 8 december 2004 te Zwolle-Berkum
Kampen, 30 november 2004


A. Inleiding

Dit bezwaarschrift richt zich tegen het besluit van de buitengewone Classis Kampen, bijeen op 17,18 en 23 september 2004.

In haar zitting van 23 september 2004 besloot zij het volgende:

De classis spreekt als haar oordeel uit:

Ter wille van het heil van de gemeente van Kampen-Noord dienen alle leden van de kerkenraad, inclusief de predikant, terug te treden.

De classis spreekt uit dat op dit moment niet wordt gekozen voor een losmaking van de predikant naar artikel 14 van de KO, maar voor de ordemaatregel van een terugtreden, omdat in deze weg - wanneer hij daaraan wil meewerken - de mogelijkheid kan worden afgetast van een nieuwe start elders, waarbij de schade voor hem en de gemeente zo beperkt mogelijk blijft. Wanneer dit geen optie is, wordt de weg naar een losmaking voorbereid.

Onder deze uitspraak worden de gronden voor het besluit in een zevental punten weergegeven. Vervolgens wordt een aantal zaken verder uitgewerkt in de 'concretisering'.
Onder 'materiaal' treffen wij aan: Een notitie van de "Commissie van Drie" en enkele stukken vanuit de poging tot mediation.

Op zowel de gronden als een aantal punten uit de 'concretisering' , de 'notitie' en de stukken terzake van de mediation komen wij in het vervolg van dit appèlschrift terug.
[Het besluit is opgenomen in bijlage 1]

De reden dat wij dit bezwaarschrift tot u richten is dat wij onoverkomelijke bezwaren hebben tegen:
- de wijze waarop de classis Kampen de problemen in de kerk en kerkenraad van Kampen-Noord heeft behandeld;
- de wijze waarop de classis Kampen hierbij is omgegaan met besluiten die eerder in deze kwestie door de classis zijn genomen;
- het oordeel dat de classis Kampen in de bestreden beslissing heeft uitgesproken over de problemen, gelet op de aangevoerde gronden en de wijze waarop zij tot deze gronden is gekomen.
- de wijze waarop de classis via haar commissie haar besluit heeft uitgevoerd.

Wij leggen u deze zaken voor in de hoop en het vertrouwen dat u al het aangevoerde zorgvuldig wilt wegen en naar recht wilt oordelen.
Wij hebben hierbij het heil van de gemeente op het oog.
Het gaat ons er om dat in de gehele problematiek recht gedaan wordt aan wat onze God in Zijn Woord ons leert met betrekking tot de zorg voor zijn gemeente, ook via trouwe uitoefening van het ambt. Ook dat recht gedaan wordt aan wat de Schrift ons leert over zuivere rechtspraak. Verder dat er recht wordt gedaan aan wat wij in onze kerkorde (KO) daarover hebben afgesproken met het oog op de vrede in de gemeente.
Naar ons oordeel heeft de classis dit recht op verschillende manieren geschonden.
Wij willen dit aantonen door in te gaan op de aangevoerde gronden en aan de hand hiervan te laten zien dat (op een aanzienlijk aantal punten) sprake is van handelen in strijd met de Schrift en onze kerkelijke afspraken, vastgelegd in de KO.
Wij hopen en bidden dat de uitspraak van de PS zal mogen bijdragen aan het herstel van de eenheid in de gemeente van Christus te Kampen-Noord die aan onze zorg is toevertrouwd, een eenheid die tengevolge van het classisbesluit in kerkenraad en gemeente verder is gebroken. Het kan het herstel van die eenheid dienen als recht wordt gedaan aan de daadwerkelijke oorzaak van de problemen en daarvoor verantwoorde oplossingen worden aangedragen.

Wij hebben het appèlschrift als volgt opgebouwd:

A. Inleiding (zie hierboven)
B. Terminologie
C. Materiaal
D. Voorgeschiedenis
E. Bezwaren tegen de besluiten van de classis Kampen d.d. 23 sept. 2004
F. Afsluiting

B. Terminologie

- Kerkenraad: de kerkenraad met diakenen van de Gereformeerde Kerk van Kampen-Noord, van vóór de uitspraken van de classis d.d. 23 sept. 2004;
- Minderheid: deel van de kerkenraad dat in appèl is gegaan bij de classis van september 2003 (zes broeders) en februari 2004 (tien broeders);
- Meerderheid: de rest van de kerkenraad
- Rapport vB/D: het rapport van de broeders J. van Bruggen en P. Dijkstra, aangeboden aan de kerkenraad op 30 juni 2003 en gepubliceerd naar de gemeente op 2 juli 2003;
- Classis: de classis Kampen, de gewone classis van september t/m november 2003, of de buitengewone van februari 2003 t/m heden;
- CVM: de door de classis ingestelde 'commissie van 3', de Commissie Van Middelkoop, nu bestaande uit de brs. G.J. van Middelkoop, H.F. Jansma en ds. G.E. Geerds (die in oktober 2004, dus na de classis van 23 september 2004, in de plaats gekomen is van ds. J. Slotman).

C. Materiaal

1. Besluit buitengewone classis Kampen d.d. 23 september 2004
2. Rapport en advies van J. van Bruggen en P. Dijkstra d.d. 30 juni 2003
3. Bezwaarschrift ds. E. Hoogendoorn d.d. 4 september 2003
4. Bezwaarschrift 5 ambtsdragers d.d. september 2003
4a Bezwaarschrift gemeenteleden d.d. september 2003
5. Besluiten classis Kampen d.d. 28 november 2003 op bezwaarschrift ds. Hoogendoorn
6. Besluiten classis Kampen d.d. 28 november 2003 op bezwaarschrift 5 ambtsdragers
6a Besluiten classis Kampen d.d. 28 november 2003 op bezwaarschrift gemeenteleden
7. Notulen Kerkenraad Kampen-Noord d.d. 17 december 2003
8. 'Overbruggingsvoorstellen' van visitatoren d.d. 12 januari 2004
9. Notulen kerkenraad Kampen-Noord d.d. 12 januari 2004
10. Notulen kerkenraad Kampen-Noord d.d. 14 januari 2004
11. Notulen kerkenraad Kampen-Noord d.d. 16 januari 2004
12. Bezwaarschrift 10 ambtsdragers d.d. 26 januari 2004
13. Besluit buitengewone classis Kampen d.d. 6 februari 2004
14. Brief appellanten aan classis (acceptatie Commissie Van Middelkoop) d.d. 11 februari 2004
15. Besluiten en toelichting buitengewone classis Kampen d.d. 19, 26 maart en 2 april 2004
16. Antwoordbrief appellanten aan classis Kampen (afhandeling bezwaarschrift) d.d. 10 april 2004
17. Besluit kerkenraad Kampen-Noord d.d. 26 april 2004
18. Mediation-overeenkomst leden kerkenraad Kampen-Noord d.d. 2 juni 2004
19. Rapport mediation d.d. 30 juni 2004
20. Aanvulling rapport mediation (beantwoording vraag Commissie van Middelkoop) d.d. 31 augustus 2004
21. Notitie Commissie Van Middelkoop "Hoe verder in Kampen-Noord" d.d. 9 september 2004
22. Notulen kerkenraad Kampen-Noord d.d. 24 september 2004
23. Brief aan de gemeente van Kampen-Noord d.d. 25 september 2004
24. Bericht minderheid aan de kerkenraad m.b.t. afmelding d.d. 27 september 2004
25. Notulen kerkenraad Kampen-Noord d.d. 27 september 2004
26. Besluit Commissie Van Middelkoop d.d. 27 september 2004
27. Bericht (via e-mail) aan ds. Hoogendoorn d.d. 28 september 2004
28. Introductie Commissie Van Middelkoop door classis d.d. 8 maart 2004
29. Intentieverklaring Commissie Van Middelkoop (uitgesproken d.d. 8 maart 2004)
30. Brief appellanten aan deputaten appèlzaken classis Kampen d.d. 13 juli 2004
31. Verklaring appellanten aan de kerkenraad Kampen-Noord d.d. 17 mei 2004
32. Toelichting op hulpvraag aan de buitengewone classis Kampen d.d. 6 februari 2004
33. Verslag hoorzitting deputaten appèlzaken classis met 8 broeders 28 juni 2004
34. Notulen kerkenraad Kampen-Noord d.d. 5 juli 2004
35. Commentaar op hoorzitting diaken br. R. Visscher d.d. 10 juli 2004
36. Brief Commissie Van Middelkoop aan een gemeentelid d.d. 15 juli 2004
37. Verantwoording aan de gemeente 2 oktober 2004


D. Voorgeschiedenis

Mei 2002
Al geruime tijd doen zich binnen de kerkenraad moeiten voor die geregeld leiden tot spanningen tijdens de besprekingen. Op aandringen van de predikant wordt besloten om de problemen open aan de orde te stellen binnen de kerkenraad. Zonder dat de problemen verder besproken worden wordt direct hulp van buiten de raad ingeschakeld. Dit leidt niet tot een oplossing.

30 juni 2003
In een nieuwe poging tot een oplossing te komen zijn de broeders J. van Bruggen en P. Dijkstra gevraagd te adviseren.
De (meerderheid van de) kerkenraad aanvaardt op 30 juni 2003 een rapport, opgesteld door de broeders Van Bruggen en Dijkstra (bijlage 2). In het rapport wordt een analyse gegeven van de situatie en worden aanbevelingen gedaan om hierdoor verder te komen. Bij de ontvangst van het rapport op 30 juni 2003 geeft een aantal kerkenraadsleden aan dat zij niet achter het rapport kunnen staan en dat zij dit graag binnen de kerkenraad willen bespreken. Voor bespreking wordt echter geen gelegenheid gegeven. De kerkenraad besluit om het rapport in de gemeente te verspreiden. Gezien de inhoud van het rapport vB/D en de aard van de bezwaren er tegen, is dit voor zes broeders aanleiding om zich met hun bezwaren tot de classis te wenden.

September 2003
Ds. Hoogendoorn legt in een appèlschrift zijn bezwaren aan de classis Kampen voor (bijlage 3). Een vijftal andere kerkenraadsleden maakt zijn bezwaren kenbaar bij de classis (bijlage 4). Tevens zijn er meerdere gemeenteleden die bezwaar maken bij de classis tegen de inhoud van het rapport vB/D (bijlage 4a).

28 november 2003
De classis spreekt in antwoord op de ingebrachte bezwaren onder meer het volgende uit (bijlagen 5, [6] en 6a):
1. Dat de kerkenraad onvoldoende heeft onderzocht, dan wel doen onderzoeken in hoeverre visieverschillen op het betrekken van Gods Woord en belijdenis op de mens (gelovige) een bepalende factor vormen voor het huidige overlegklimaat binnen de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord;
2. dat de raad bij de beoordeling van de problemen binnen de raad ten onrechte de menings- en visieverschillen, als mogelijke oorzaak, buiten beschouwing heeft gelaten;
3. Dat de kerkenraad met name de aanwijzing van de predikant als meest bepalende factor onvoldoende heeft gemotiveerd, c.q. onderbouwd en daarmee ook een voorbarige hypotheek legt op de schouders van de predikant en het mogelijk in te zetten evaluatietraject;
4. Dat de kerkenraad zijn oordeel over het functioneren van zijn predikant in prediking en pastoraat, zoals hij dat gegeven heeft door zijn instemming te verklaren met de analyse in pagina 21 van het [eerdere] rapport van 31 mei 2003, niet heeft onderbouwd;
5. Dat de kerkenraad, door het werk van de predikant publiek zo te diskwalificeren, niet heeft gehandeld in de geest van het negende gebod van onze Here en de ambtelijke arbeid van zijn medeambtsdrager ernstig schaadt en hindert;
6. Dat de kerkenraad in de huidige omstandigheden dient af te zien van het instellen van een commissie voor een nieuwe taakomschrijving van de predikant;
7. Dat de kerkenraad onzorgvuldig heeft gehandeld door de bezwaren die ds. E. Hoogendoorn tegen de analyse en beoordeling van de zaak in geding heeft aangevoerd, niet in bespreking te willen nemen;
8. Dat de kerkenraad publiek spijt betuigt aan de gemeente dat hij door verspreiding van het rapport en advies 30 juni 2003 in de gemeente het werk van de predikant publiek gediskwalificeerd heeft.

De classis gaf aan dat de kerkenraad het gesprek over al deze zaken (met hulp van visitatoren) moest aangaan onder begeleiding van professionele mediators.

Oktober 2003
Enkele ambtsdragers treden af en nieuwe ambtsdragers worden, na verkiezing door de gemeente, bevestigd.

December 2003 - januari 2004
Bij bespreking van de classisuitspraken van 28 november 2003 in de kerkenraad blijkt dat een deel uit de meerderheid zich niet kan conformeren aan de uitspraken (bijlage 7). Daarop formuleren de visitatoren van de classis 'overbruggingsvoorstellen', die er toe moeten leiden dat er toch op de één of andere manier een oplossing wordt gecreëerd om uit de impasse te komen (bijlage 8). De overbruggingsvoorstellen en de wijze waarop deze door de visitatoren zijn ingebracht, zijn echter voor de minderheid niet aanvaardbaar omdat deze voorstellen in feite tegen de besluiten van de classis ingaan. Zij geeft aan dat de classisuitspraken door de raad behoren te worden geratificeerd en uitgevoerd en dat er geen onderhandeling dient plaats te vinden over het al dan niet uitvoeren van de besluiten. Wie het niet met de classisuitspraken eens is dient zich in de kerkelijke weg met een appèl op de particuliere synode te beroepen.
(bijlage 9).

14 januari 2004
De visitatoren spreken in een vergadering van de kerkenraad uit dat de 10 broeders, die de overbruggingsvoorstellen in strijd met de classisbesluiten vinden, 'scheurmakers' zijn en dat daarom verdere samenwerking binnen de raad niet mogelijk is. De (meerderheid van de) kerkenraad sluit zich daarbij aan. (Zie bijlage 10).

16 januari 2004
De kerkenraad besluit dat ds. Hoogendoorn en andere ambtsdragers uit de raad niet meer mogen voorgaan in de erediensten van de kerk van Kampen-Noord. Dit is ook van toepassing op de docenten van de TU en de predikanten uit de classis Kampen. (Zie bijlage 11)

Februari - april 2004
De 10 broeders van de minderheid leggen hun bezwaren voor aan de classis (bijlage 12). De meerderheid van de kerkenraad besluit buiten de minderheid om tot het inroepen van de hulp van de classis. De classis komt in een buitengewone zitting samen om beide zaken te bespreken.

6 februari 2004
De buitengewone classis Kampen besluit om broeders te zenden (de CVM) die gezag en zeggenschap krijgen om de goede voortgang te dienen van het plaatselijk kerkelijk leven in de gemeente van Kampen-Noord. De classis geeft het gezag en de zeggenschap op een door haar te bepalen tijd terug aan de kerkenraad. (Zie bijlage 13)

11 februari 2004
De minderheid van de kerkenraad laat de classis door middel van een brief weten dat zij, gezien de beperkte doelstelling van de commissie, het gezag van deze commissie aanvaardt.
(Zie bijlage 14)

19 maart 2004
De buitengewone classis Kampen neemt de volgende besluiten (verkort weergegeven) (zie bijlage 15):
1. de overbruggingsvoorstellen van de visitatoren worden weggenomen;
2. de beschuldiging (door de visitatoren) aan het adres van de appellanten, dat zij scheurmakers zouden zijn, wordt onder betuiging van spijt teruggenomen; aan de appellanten wordt om vergeving gevraagd;
3. geconstateerd wordt dat de breuk in de kerkenraad er niet meer is, omdat de overbruggingsvoorstellen zijn weggenomen; en
4. de grond voor de hulpaanvraag (ingestelde commissie met gezag en zeggenschap) is vervallen, omdat de breuk er in feite niet meer is. Op een nader te bepalen tijdstip zal worden bepaald hoe het gezag weer aan de kerkenraad kan worden teruggegeven;

26 maart 2004
De buitengewone classis Kampen neemt de volgende besluiten (verkort weergegeven) (bijlage 15):
5. het besluit van de kerkenraad tot een verbod op voorgaan in de kerkdiensten in Kampen-Noord wordt weggenomen;
6. Aan de 10 appellanten wordt verzocht om hun bezwaarschrift terug te nemen;
7. de kerkenraad moet een vergadering met de gemeente uitschrijven waarin de classis haar besluiten kan toelichten.
8. de deputaten appèlzaken krijgen (in plaats van de visitatoren) de taak om de kerkenraad te helpen de classisuitspraken van 28 november 2003 te doen uitvoeren.

2 april 2004
De buitengewone classis Kampen neemt (t.a.v. het tweede deel van de hulpvraag) de volgende besluiten (bijlage 15):
1. De classis besluit de CVM geen gezag en zeggenschap te geven terzake van herstel van broederlijke en zusterlijke samenleving in de gemeente.
2. Ter zitting van 17 september 2004 zal na overleg met de mediators en de CVM bezien worden of hier alsnog toe moeten worden overgegaan.

10 april 2004
De minderheid laat per brief aan de classis weten dat zij er geen moeite mee heeft dat haar bezwaarschrift niet verder in behandeling wordt genomen omdat de facto aan haar bezwaarschrift is tegemoetgekomen en hiermee de noodzaak voor verdere behandeling van het bezwaarschrift is komen te vervallen (bijlage 16).

26 april 2004
De kerkenraad besluit gezamenlijk de volgende lijnen uit te zetten voor het werken aan een oplossing van de bestaande moeiten en conflicten in de onderlinge samenwerking - wel genoemd de 'intentieverklaring' - (dit is een samenvatting, de volledige tekst treft u aan in bijlage 17):
1. de problemen binnen de kerkenraad mogen niet leiden tot een breuk in de gemeente;
2. de ambtsdragers blijven zélf hun ambt vervullen en zullen het de andere ambtsdragers tevens mogelijk maken dat te blijven doen;
3. zij zullen zich concentreren op de diepere inhoud van de problemen;
4. de kerkenraad zal door naar de diepte af te steken gaan werken aan het herstel van het onderling vertrouwen;
5. alle kerkenraadsleden spreken hoofd voor hoofd de bereidheid uit om zich zonder voorbehoud in te zetten voor beëindiging van de conflicten, herstel van de vrede en grondig doorspreken van de problemen; startpunt is het rapport vB/D. Hierbij kunnen ook eventuele visieverschillen aan de orde komen.
6. de mediation start zo gauw mogelijk en is eind juni 2004 afgerond; de classis zoekt professionele mediators;
7. als de raad er niet in slaagt om (voor 1 september 2004) te komen tot een goede onderlinge samenwerking, zal de classis in deze ernstige situatie moeten oordelen.
8. Een en ander wordt meegedeeld aan de gemeente.

Mei - september 2004
Een groot deel van de ambtsdragers van de meerderheid (alsmede een aantal gemeenteleden) blijft weg uit de kerkdiensten waarin ds. Hoogendoorn voorgaat.

2 juni 2004
De mediation-overeenkomst wordt in de vergadering van de kerkenraad besproken, door een ieder geaccordeerd en vervolgens getekend. Hiermee verbinden de kerkenraadsleden zich onder meer om tenminste 20 uur aanwezig te zijn bij de mediation. Wie zich, vóórdat deze tijd is verstreken, uit de mediation wenst terug te trekken is verbonden op de mededeling hiervan zijn lidmaatschap van de kerkenraad met onmiddellijke ingang te beëindigen.
(zie bijlage 18)

19 juni 2004
10 broeders (uit de meerderheid) geven aan niet met de mediation verder te willen. Dit was binnen de termijn van 20 uur.

23 juni 2004
De minderheid doet een beroep op de 10 broeders van de meerderheid om de mediation alsnog gezamenlijk voort te zetten. De broeders van de meerderheid gaan hier niet op in.

30 juni 2004
De mediators stellen op verzoek van de kerkenraad een rapport op (bijlage 19).

17, 18 september 2004
De buitengewone classis Kampen komt bijeen om zich uit te spreken over de in Kampen-Noord ontstane situatie. De bespreking is voorbereid door de deputaten appèlzaken van de classis. Ook br. Van Middelkoop komt (namens de CVM) met een rapport op de classisvergadering (bijlage 21).

23 september 2004
De classis besluit als haar oordeel uit te spreken dat "ter wille van het heil van de gemeente van Kampen-Noord alle leden van de kerkenraad, inclusief de predikant, dienen terug te treden" (bijlage 1).

24 september 2004
De kerkenraad wordt door de classis geïnformeerd over haar besluitvorming (bijlage 22).

25 september 2004
De gemeente wordt (per brief, door de CVM) geïnformeerd over het classisbesluit. Het rapport van de CVM (notitie d.d. 9 september 2004) wordt meegestuurd. (Bijlage 23)

27 september 2004
De kerkenraad vergadert over de uitvoering van het besluit van de classis. De minderheid deelt mee tijd nodig te hebben voor beraad en meldt zich daarom af voor deze vergadering.
De vergadering gaat ondanks de afwezigheid van deze 10 broeders door. In deze vergadering geven de 11 aanwezige broeders van de meerderheid aan dat zij bereid zijn om terug te treden. De CVM besluit vervolgens dat alle ambtsdragers per direct terugtreden. Het besluit wordt direct uitgevoerd, omdat de classis had besloten dat een eventueel appèl tegen dit besluit de effectuering niet opschort. (Bijlagen 25 en 26)

28 september 2004
Per e-mail wordt ds. Hoogendoorn meegedeeld dat hij 'met ingang van heden ontheven is van het preken en catechiseren in Kampen-Noord'. Ook wordt hij ontheven van de eindredactie van De Wijnstok (het plaatselijk kerkblad). (Bijlage 27).

30 september 2004
De gemeente wordt in een gemeentevergadering nader geïnformeerd over het besluit van de classis.

2 oktober 2004
De ambtsdragers van de 'minderheid' verantwoorden zich naar de gemeente en de CVM over de gang van zaken in de afgelopen tijd en maken bekend dat zij het naar de Here toe niet kunnen verantwoorden om hun ambt neer te leggen. Tevens delen zij mee dat zij met hun bezwaren tegen het classisbesluit in appèl zullen gaan bij de particuliere synode van Overijssel. (Zie bijlage 37)


E. Bezwaren tegen Classisbesluiten van 23 september 2004

E.1. Vraagtekens bij voorafgaande processen

1.1. de beperkte taak van de CVM
De classis van 17 en 23 september 2004 heeft bij haar besluitvorming zich niet alleen laten adviseren door haar deputaten die met de kwestie Kampen-Noord waren belast, maar ook door de CVM. Deze commissie heeft, blijkens het besluit (met gronden) van de classis en de bijgevoegde notitie van de CVM, een dominante rol gespeeld bij de besluitvorming.
De classis heeft zich door deze werkwijze laten leiden door een adviesinstantie die niet competent was om in dezen te oordelen over de situatie. De classis heeft hiermee in strijd met haar eigen opdracht aan deze CVM gehandeld.

De opdracht aan de CVM was heel beperkt en duidelijk afgebakend.
Op 6 februari 2004 heeft de classis over de taak van deze commissie besloten (zie bijlage 13):
"De Classis zal met een aantal ervaren en bekwame broeders komen, die gezag en zeggenschap krijgen om de goede voortgang te dienen van het plaatselijk kerkelijk leven in de gemeente van Kampen-Noord."
Als de classis op 2 april 2004 besluit (voorshands) niet verder op de hulpvraag van de kerk te Kampen-Noord in te gaan, voert zij daarvoor de volgende gronden aan (zie bijlage 15):
"1. de KMD van Kampen-N is de weg gewezen in de onderhavige problematiek door de septemberclassis van 2003 (..) en moet die weg eerst betreden.
2. als de classis nu verder op de hulpvraag van de kerk te Kampen-N in zou gaan, kan dit de weg die door de classis van 28 november 2003 gewezen is doorkruisen."
Ook besluit deze classis op 17 september 2004 D.V. opnieuw bij elkaar te komen om te bezien of zij verder moet ingaan op de hulpvraag van Kampen-N na overleg met: de mediators en de CVM. Als gronden worden daarvoor aangevoerd dat de classis duidelijkheid moet verschaffen inzake de afhandeling van de hulpvraag; dat het inwilligen van die hulpvraag het door de classis van 28 november 2003 aangewezen proces niet moet gaan doorkruisen. "Eerder dan september 2004 is gezien het werk dat aan deputaten appèlzaken is opgedragen(..), de uitvoering van de besluiten van de classis Kampen, d.d. 28 november 2003 en de naderende vakantietijd, niet wel mogelijk".
Uit deze besluiten is duidelijk dat de CVM niet bevoegd is gemaakt om zich met de kwestie te bemoeien. De uitvoering van de classisbesluiten van november 2003 mag niet doorkruist worden. Het is aan de deputaten appèlzaken opgedragen de kerkenraad hierin te begeleiden.

Uit de besluiten van de classis blijkt duidelijk dat de CVM zich zou beperken tot een leiding geven aan de lopende zaken in het kerkelijk leven van Kampen-Noord.
De CVM was zich dat ook bewust en heeft dat ook zelf aangegeven. Zowel op vergaderingen met de gemeente als in correspondentie met gemeenteleden. Om het met haar eigen woorden te zeggen, in een schrijven aan een lid van de gemeente d.d. 15 juli 2004 (zie bijlage 36): "Wij als commissie van drie hebben niet de bevoegdheid ons met het conflict te bemoeien. Daarvoor zijn wij niet aangesteld" .
De deputaten van de classis (Knepper/Voorberg/vdWolf) waren aangewezen om de kerkenraad te begeleiden in de kwestie zelf en bij de uitvoering van de classisbesluiten van november 2003 (en februari-april 2004).

Uiteindelijk heeft de CVM zich toch ingedrongen in het oordelen en beoordelen inzake de kwestie zelf en heeft zij zich zelfs veroorloofd de classis te dienen met een notitie over heel de kwestie. De aanhef van de notitie bevestigt het: "Doel: feiten en omstandigheden op een zuivere manier in kaart brengen, waardoor een goede basis gelegd wordt voor de noodzakelijke beslissingen van de classis die de problemen in Kampen-Noord zo goed mogelijk tot een einde brengen."
Deze notitie is uiteindelijk doorslaggevend geworden voor het classisbesluit.

De CVM heeft zich voor deze indringing in de kwestie beroepen op het classisbesluit van 2 april 2004. Dit zegt dat de classis "na overleg met de mediators en de CVM" in september 2004 zal bezien of zij verder moet ingaan op de hulpvraag van de kerk te Kampen-N.
Het beroep op dit classisbesluit is echter onjuist omdat de raadpleging van de CVM in dit besluit alleen zou plaatsvinden in het kader van de vraag of er verder moet ingegaan worden op (het tweede deel van) de hulpvraag van Kampen-Noord.
Aan dit punt is de classis van 17 september jl. echter helemaal niet meer toegekomen.

Kortom, de CVM is volledig buiten haar boekje gegaan: zij was onbevoegd tot het schrijven van de notitie 'hoe verder in Kampen-Noord'. De classis had deze notitie niet in de besluitvorming mogen betrekken.

De onterechte handelwijze van de CVM heeft tot gevolg gekregen dat de classis ineens met twee rapporterende instanties te maken kreeg, die zij als gelijkwáárdige adviseurs in de kwestie is gaan beschouwen, terwijl er sprake is van bevóegde en ónbevoegde adviseurs.
Het rapport en voorstel van de CVM stond tegenover dat van de deputaten.
De deputaten waren van mening dat, in de lijn van de besluiten van vorige classes (november 2003 en februari 2004), het gesprek gevoerd had moeten worden. Dit gesprek was door een aantal broeders geblokkeerd en die dienen daarom hun ambt neer te leggen.
(Zo heeft br. Van Middelkoop het gerapporteerd op de KMD vergadering van 24 september 2004 (zie bijlage 22). Zo is het ook gerapporteerd in de gemeentevergadering).

1.2. de beperkte kennis van de CVM in de materie
Allereerst was de CVM niet bevoegd om zich in de kwestie zelf te mengen. Verder was zij niet ter zake kundig. De CVM is pas later ingestroomd en zij heeft zich niet ten volle kunnen invoeren in de materie. Zij heeft ook nooit hoor en wederhoor kunnen toepassen omdat het niet tot haar taak behoorde. Aan het eind van het traject heeft de CVM hoorzittingen willen houden om de beide partijen in de kwestie te horen. Wij hebben haar voorgehouden dat dit niet tot haar taak behoorde. Dat heeft zij ook van de deputaten te verstaan gekregen waarom zij uiteindelijk ervan heeft afgezien.
Deze deputaten hadden zich van het begin af aan, door hoor en wederhoor, op de hoogte gesteld van de situatie. Zo zijn ze ook betrokken geweest bij de besluiten van de classis in november 2003. Ook bij die van februari tot en met april 2004. Ook daarna zijn ze betrokken gebleven in de voortslepende problematiek.
Daarom is het niet te begrijpen hoe de classis het oordeel van de deputaten aan de kant heeft geschoven en ineens op de notitie en het oordeel van de CVM haar besluit is gaan gronden.

1.3. de partijdigheid van de CVM
Afgezien van de bevoegdheidsvraag is de classis bovendien te verwijten de CVM als adviescommissie te hebben aanvaard, waar de CVM zich partijdig heeft opgesteld aan de kant van de meerderheid.
Dat is op allerlei manieren getoond. We geven een aantal voorbeelden.
- De CVM heeft vanaf haar aantreden alleen maar gewerkt met een Agendacommissie die een eenzijdige samenstelling kende. Alle leden van deze commissie maakten deel uit van de meerderheid. Dat maakte het onvermijdelijk dat de CVM bij alles eenzijdig werd ingelicht. Ondanks het van verschillende zijden en voortdurend aandringen om te gaan werken met een Agendacommissie die de beide partijen in de raad evenredig vertegenwoordigde, heeft ze dat geweigerd. Er is nog wel een broeder van de minderheid gevraagd er bij te komen maar dat zag hij als eenling niet zitten.
- Direct aan het begin van haar optreden heeft de CVM - tegen haar opdracht in - zich met de kwestie zelf ingelaten door onze predikant te vragen een belangrijk onderdeel van zijn bezwaarschrift (dat op de classis van november 2003 was afgehandeld!) in te trekken. Dit bezwaarschrift was voor het grootste deel gehonoreerd door de classis. De ratificatie van die classisbesluiten gaf echter de meerderheid grote moeite.
Het is de CVM voorgehouden dat zij hiermee dezelfde fout maakt die de visitatoren van de classis eerder al hadden gemaakt. De classis had dit optreden van de visitatoren duidelijk veroordeeld.
- De CVM heeft rond de zaak van de avondmaalsviering de raad een voorstel gedaan dat inging tegen de classisbesluiten omdat het onze predikant het avondmaal niet wilde laten bedienen.
- De CVM heeft het wegblijven van een deel van de meerderheid uit de kerkdiensten waarin de eigen predikant voorging richting kerkenraad en gemeente in wezen goedgepraat door begrip voor de betrokken broeders te vragen.
- De CVM had zich vrij snel aangesloten bij de mening van de meerderheid dat de hele kerkenraad maar moest aftreden. Dit kwam al vóór de mediation naar voren (bij de bespreking van de intentieverklaring op 26 april 2004).

Door dit alles heeft de CVM geen onpartijdige leiding gegeven aan het kerkenraadswerk.
Ook naar de classis kon zij niet anders dan partijdig zijn omdat ze zich zo eenzijdig heeft laten voorlichten door de meerderheid.

1.4. conclusie
Op grond van het bovenstaande zijn wij van oordeel dat:
- de CVM onbevoegd was tot het opstellen van haar notitie "Hoe verder in Kampen-Noord?";
- de classis zich in haar besluitvorming niet had mogen laten leiden door de adviezen en oordelen van de CVM;
- de classis slechts had acht te slaan op de adviezen en oordelen van deputaten. Dit waren de aangewezen adviseurs die bevoegd en bekwaam geacht mochten worden om de classis te dienen met een evenwichtig advies dat de werkelijkheid alsook de beide partijen in de kerkenraad recht deed.

Wij geven de PS daarom in overweging om zich in dezen te verstaan met de betrokken deputaten van de classis die hier nog veel meer over zouden kunnen zeggen dan ons mogelijk is.

1.5. Verzoek

Op grond van het bovenstaande vragen wij de particuliere synode uit te spreken,

1. dat de classis niet zorgvuldig heeft gehandeld door voor haar oordeels- en besluitvorming af te gaan op adviezen van een commissie die niet bevoegd was om zich met de kwestie in te laten;

2. dat de classis niet zorgvuldig heeft gehandeld door voor haar oordeels- en besluitvorming af te gaan op adviezen van een commissie die - afgezien van het feit dat die niet bevoegd was om zich met de kwestie in te laten, ook - niet ter zake kundig was in deze kwestie en al evenmin onpartijdig.




E.2. Voorbijgaan aan het zich niet willen conformeren aan eerdere besluiten

2.1. Weigering om zich te conformeren
Toen de classis van november 2003 besluiten had genomen naar aanleiding van de binnengebrachte bezwaren tegen de (meerderheid van de) kerkenraad van Kampen-Noord, heeft de minderheid zich geconformeerd aan deze besluiten, mede omdat zij voor een belangrijk deel haar bezwaren erkend zag door de classis.
(Dat gold niet alleen de minderheid van de kerkenraad maar ook dat deel van de gemeente dat eveneens in dezelfde zaak bezwaren had ingediend bij deze classis. Ook deze broeders en zusters konden zich neerleggen bij wat de classis besloten had.)
[Zie voor deze besluiten onderdeel D van dit bezwaarschrift: 'Voorgeschiedenis', onder 28 november 2003]

De meerderheid van de kerkenraad verzette zich tegen ratificatie. Zij had grote moeiten om de besluiten van de classis te aanvaarden. In plaats dat zij de weg naar de particuliere synode ging voor een appèl tegen de classisbesluiten heeft overleg met de visitatoren (die destijds hulp boden bij de uitvoering van de besluiten) er toe geleid dat deze met zogenaamde overbruggingsvoorstellen kwamen. Met deze voorstellen kon de meerderheid aan ratificatie van de classisbesluiten van 28 november 2003 ontkomen.

Uitvoerig hebben wij de visitatoren en de kerkenraad uiteengezet hoe deze overbruggingsvoorstellen ingaan tegen de besluiten van de classis als ook tegen het advies van de classis over de verder te bewandelen weg. Vanwege ons verzet tegen deze voorstellen beschuldigden de visitatoren, samen met de kerkenraad, ons van 'scheurmakerij'. Ook werd de predikant (met vele andere 'betrokkenen') de toegang tot de kansel geweigerd. Opnieuw hebben wij ons toen met bezwaren tot de classis gericht (zie bijlage 12).
De (hiervoor speciaal bijeengeroepen buitengewone) classis heeft onze bezwaren gehonoreerd door de overbruggingsvoorstellen van haar visitatoren weg te nemen, de beschuldiging van scheurmakerij te veroordelen, daarover schuld te belijden en daarvoor vergeving te vragen op kerkenraad en in de gemeentevergadering.
Ook heeft de classis aangegeven dat onze predikant niet van de kansel mocht worden geweerd. De kerkenraad behoorde hem te laten voorgaan.
Verder drong deze classis er op aan om het gesprek aan te gaan dat de classis van november had geadviseerd, en zo die besluiten te aanvaarden en uit te voeren (zie bijlage 15).
[Zie voor deze besluiten onderdeel D 'Voorgeschiedenis' onder 19 en 26 maart 2004]

De (meerderheid van de) kerkenraad heeft de beschuldiging van scheurmakerij tot nog toe niet herroepen en als schuld beleden (zoals de classis wel had gedaan).
Ook heeft een groot deel van de meerderheid zich niet neergelegd bij het weer mogen voorgaan van de predikant en zich daartegen verzet door weg te blijven uit de kerkdiensten waarin hij voorging.
Bij de vraag of het avondmaal weer gevierd kon worden heeft de meerderheid dat tegengehouden omdat ze niet wilde dat de predikant dit sacrament zou bedienen.

Toen tenslotte met heel veel moeite door de kerkenraad besloten was de weg van de aangewezen mediation op te gaan is die vrij snel door het overgrote deel van de meerderheid - eenzijdig van haar kant - opgebroken.
Ook hierin is niet serieus het advies van de classis opgevolgd om door een open bespreking onder deskundige leiding de problematiek te bespreken.

2.2. Niet door classis bewaakt
Op 10 mei 2004 hebben wij in een onderhoud met de deputaten van de classis (ds.P.L. Voorberg en ds. R. van der Wolf) de zaak van het (niet) ratificeren van de classisbesluiten door de kerkenraad, uitvoerig besproken.
Tijdens de bespreking van deze zaken met de deputaten, hebben zij verzekerd dat de classis toeziet op de ratificatie en uitvoering van haar eigen besluiten. Hierop zal dan ook, volgens de deputaten, worden teruggekomen op de vergadering van de buitengewone classis Kampen van 17 september 2004 (zie bijlage 31).

Wij constateren dat de classis van 23 september 2004 hier volledig aan is voorbijgegaan en zo haar verzekering - door middel van haar deputaten gedaan - niet is nagekomen.
Tot op heden heeft de (meerderheid van de) kerkenraad geweigerd de classisbesluiten uit te voeren. Deze weigering heeft de problematiek doen voortslepen en verergeren.
Het is voor de classis een valkuil geworden om tot het besluit te komen van 23 september 2004. Dit besluit gaat hier volledig aan voorbij en doet zodoende geen recht aan de bezwaren die destijds (september 2003) bij de classis zijn ingebracht en door de classis zijn gehonoreerd.
De ongeestelijke en onkerkelijke opstelling van de meerderheid van de kerkenraad om de besluiten van de classis een en andermaal niet te ratificeren lijkt nu beloond te worden met een classisbesluit dat dit niet willen ratificeren, en tegelijk afzien van appèl, sanctioneert.
Deze gang van zaken bij de classis zien wij als buigen voor onrecht.

2.3. Verzoek

Op grond van het bovenstaande vragen wij de particuliere synode uit te spreken,

1. dat de classis niet juist heeft gehandeld door in haar besluit voor bij te gaan aan het feit dat de (meerderheid van de) kerkenraad zich niet heeft geconformeerd aan eerdere classisbesluiten (van november 2003 en van februari-april 2004) over de aan de orde zijnde kwestie

2. dat de classis als nog er op dient toe te zien dat de (meerderheid van de) kerkenraad zich conformeert aan genoemde besluiten
(voorzover die ook nu nog hun gelding behouden)


E.3. het argument van "verstoorde verhoudingen" (Grond 1,2,3 en 7 onder classisbesluit)

3.1. niemand schuldig, iedereen schuldig?
Volgens de classis zijn "de verhoudingen binnen de kerkenraad dusdanig verstoord, dat de leden niet langer vruchtbaar kunnen samenwerken" (grond 1).
"De oorzaken daarvan liggen niet in de schuld van deze of gene, maar in een gezamenlijk onvermogen en tekortschieten." (grond 2).
Predikant en andere ambtsdragers zijn er niet in geslaagd om ervoor te zorgen, dat alles in de gemeente van Christus in vrede, op gepaste wijze en met goede orde toegaat, in overeenstemming met wat daarover wordt gezegd in artikel 30 van de NGB, de bevestigingsformulieren en de artikelen 16 en 21 van de KO. (grond 3).
De classis ziet geen enkele mogelijkheid meer om, in het verlengde van eerdere besluitvorming, aan te dringen op het gesprek dat binnen de kerkenraad gevoerd zou moeten worden, omdat de enige weg die de classis van 28 november 2003 heeft gewezen niet tot dat gesprek heeft geleid. (grond 7)

De constatering van "verstoorde verhoudingen" is de hoofdgrond onder het oordeel van de classis dat "ter wille van het heil van de gemeente van Kampen-Noord alle leden van de kerkenraad, inclusief de predikant, dienen terug te treden".

Met deze constatering en met dit oordeel heeft de classis een duidelijke wending gemaakt in de beoordeling van de situatie in Kampen-Noord.
Tot twee keer toe had de classis de meerderheid van de kerkenraad op duidelijke wijze tot de orde geroepen.
De classis van november 2003 heeft geoordeeld dat de (meerderheid van de) kerkenraad niet had mogen handelen zoals hij gedaan heeft. Er moest in gesprek met elkaar worden gegaan.
(zie ons overzicht hierboven onder 2)
De classis van 6 februari-2 april 2004 heeft met haar besluiten de minderheid ('appellanten') met hun bezwaren de facto in het gelijk gesteld [zie classis 6 februari-2 april, besluit 6 grond 1 - bijlage 15].
Opnieuw werd er op aangedrongen dat men het gesprek met elkaar zou aangaan.
Toen uiteindelijk dat gesprek - de mediation - in gang gezet is, werd het voortijdig afgebroken door de meerderheid van de kerkenraad. Hieruit bleek weer bij de meerderheid het gebrek aan bereidheid om met elkaar serieus in gesprek te gaan waarop de classis herhaaldelijk had aangedrongen.

De classis van 23 september 2004 maakt een ommezwaai door te spreken over 'verstoorde verhoudingen' waarvan de oorzaken niet liggen "in de schuld van deze of gene, maar in een gezamenlijk onvermogen en tekortschieten".
Naar de oorzaak van de verstoorde verhoudingen heeft de classis niet gezocht.
Enerzijds geeft de classis aan dat er geen schuldige wordt aangewezen. Anderzijds worden nu, zonder nadere argumentatie, alle leden van de kerkenraad met diakenen evenveel schuldig verklaard. Daarbij wordt de predikant als eerst verantwoordelijke aangewezen blijkens de bijgevoegde notitie.
Nu wordt van alle ambtsdragers geoordeeld dat zij er niet in geslaagd zijn hun roeping na te komen zoals die omschreven is in artikel 30 van de NGB, de bevestigingsformulieren en de artikelen 16 en 21 van de KO.
Dat is een ernstig oordeel en ook een zware veroordeling.
Hiermee heeft de classis een draai gemaakt van 180 graden, zoals ook door de leden van het moderamen van de classis op een gemeentevergadering is beaamd.

In de lijn van de eerdere classisuitspraken adviseerden de deputaten appèlzaken de classis om maatregelen te treffen tegen de broeders waarvan gebleken was dat zij verder gesprek hadden geblokkeerd.
Echter zonder dat de classis de eerder door de classis genomen besluiten in deze kwestie heeft heroverwogen of gronden aanvoerde om deze buiten werking te stellen, kiest zij nu voor de heel andere lijn van "verstoorde verhoudingen". In de gronden die de classis hiervoor aanvoert komt zij niet verder dan te constateren dat zij geen mogelijkheid ziet om aan te dringen op het gesprek dat binnen de kerkenraad gevoerd zou moeten worden (grond 7).
De onzorgvuldigheden en fouten die de classis van november 2003 en daarna de classis van februari 2004 bij de (meerderheid van de) kerkenraad hadden aangewezen, worden nu geheel buiten beschouwing gelaten.
Naar ons oordeel doet de classis hiermee geen recht aan de werkelijkheid en sluit zij de ogen voor een duidelijk aantoonbaar (en door haar voorgangers aangewezen) verkeerde houding en handelwijze bij de meerderheid.


3.2. het mediationrapport terecht aangevoerd?
In de notitie van de CVM bij het classisbesluit wordt een sterk beroep gedaan op het rapport van de mediators. Dit wordt in de gronden voor het besluit gebruikt als een bewijsstuk, dat de verhoudingen zo verstoord zijn dat de kerkenraadsleden niet langer vruchtbaar kunnen samenwerken.
Wij stellen de vraag: is dat terecht uit het rapport van de mediators opgemaakt?
Ons oordeel is dat het mediationrapport zich hier niet voor kan lenen.
Wij wijzen daarvoor op het volgende.

3.2.1. Intentieverklaring voorafgaand aan de mediation
Op 26 april 2004 heeft de kerkenraad het besluit genomen om zich tot het uiterste in te spannen via mediation uit de bestaande conflictsituatie te komen. We noemen dat wel een 'intentieverklaring'. [bijlage 17]
Daar is onder meer verklaard:
- er mag geen breuk in de gemeente komen
- de ambtsdragers zullen zélf hun ambt blijven vervullen en het de ánderen mogelijk maken dat te doen en zo samen de kudde Gods te hoeden
- concentratie op de diepere inhoud van de problemen
- werken aan herstel van vertrouwen met voorbijzien aan allerlei persoonlijke gevoelens en moeiten
- hoofd voor hoofd bereidheid verklaard om de bestaande impasse te doorbreken en zich zonder voorbehoud in te zetten voor een beëindiging van de conflicten, een eerste herstel van de vrede en een grondig doorspreken van de problemen waarmee we al jaren worstelen, met als startpunt het rapport van Bruggen/Dijkstra, waarbij vervolgens ook eventuele verschillen in visie aan de orde kunnen komen.

3.2.2. overeenkomst bij de mediation niet nagekomen
Vooraf hebben wij de inspanningsverplichting op ons genomen om het geschil op te lossen. Deze verplichting zijn wij hoofdelijk aangegaan omdat iedereen persoonlijk partij is.
Daarbij hebben wij ons verplicht om tenminste 20 uur aanwezig te zijn bij de mediation. Wie zich binnen 20 uur terug trekt heeft zich er toe verbonden op de mededeling daarvan met onmiddellijke ingang zijn lidmaatschap van de KMD te beëindigen.(zie bijlage 18).
Ook hebben wij ons verplicht om ons te onthouden van acties of gedragingen die de mediation in ernstige mate bemoeilijken of belemmeren.
Verder hebben wij ons ook verplicht bereid te zijn naar elkaars argumenten te luisteren en te zoeken naar mogelijkheden om tot een vergelijk te komen.

Tien broeders hebben, in de tweede sessie onder leiding van de mediators op zaterdag 19 juni 2004, individueel, persoon na persoon, duidelijk meegedeeld niet langer aan de mediation mee te doen. Hiermee hebben zij zich binnen de overeengekomen termijn van 20 uur, uit de mediation teruggetrokken.
Met de instemming met de mediation-overeenkomst hebben zij 'getekend' voor de consequentie dat hiermee hun lidmaatschap van de KMD met onmiddellijke ingang wordt beëindigd.
De woensdag daarna is er door ons nog een indringend beroep op de betrokken broeders gedaan om alsnog terug te keren van hun besluit (om niet langer mee te werken), en gezamenlijk de mediation voort te zetten. Dat is geweigerd.
Wij achten het in strijd met de aangegane verplichtingen (en consequenties van dien) dat deze broeders niet hun lidmaatschap van de KMD hebben beëindigd.

Dit afbreken van de mediation is bovendien in strijd met de gezamenlijke intentieverklaring van 26 april 2004.
Met deze terugtrekking hebben de tien broeders zelf verder gesprek geweigerd. Zelfs formeel is hiermee geen gevolg gegeven aan de opdracht van de classis om open met elkaar te communiceren over de aangedragen zaken.
De broeders hebben, na wat nog maar een begín van het gesprek was, vanuit hun eigen individuele beoordeling een punt gezet. Voordat de mediators enig oordeel konden geven over het verloop van de mediation en de mogelijkheden of onmogelijkheden daarvan, hebben de broeders ieder voor zich hun oordeel gegeven en voor zich zelf conclusies getrokken.
Dat is niet een nakomen van de verplichting tot mediation.


3.2.3. rapportage aan classis
In een brief d.d. 13 juli 2004 hebben wij bij de deputaten van de classis (en via hen bij de classis zelf) bezwaar aangetekend tegen het toesturen van het rapport (dat de mediators op verzoek van de kerkenraad hadden opgemaakt - bijlage 19) aan de classis als ook tegen de inhoud van het rapport (bijlage 30).
Van onze kant is op kerkenraad geen toestemming verleend tot doorzending van het rapport van mediators naar de classis/deputaten (zie notulen, bijlage 34).
Ook is later een aanvullend rapport van de mediators gevraagd door een onbevoegde derde (de CVM). Dit is door de mediators ook verstrekt (bijlage 20).
Hiermee is gehandeld in strijd met art. 4 van de mediationovereenkomst in samenhang bezien met art. 7 NMI Mediation reglement en artikel 5 Gedragsregels voor de NMI Mediator.

Over de tekst van het rapport is de kerkenraad niet met de mediators in discussie gegaan.
De mediation was gestopt en een inhoudelijke discussie met de mediators over de korte weergave leek ons niet dienstig. Temeer waar voortzetting van de mediation geblokkeerd was.
De mediation was voorbij.

Bij de classis hebben wij bezwaren aangetekend tegen het naar buiten (derden) toe werken met dit rapport. Afgezien van het feit dat het handelen van de mediators (en kerkenraad en CVM) in ging tegen de algemeen aanvaarde regels van de mediation hebben we het volgende aan de classis voorgelegd.

Zo'n rapport - hoe kort ook - kan bij derden die het proces niet zelf hebben meegemaakt, zomaar een eigen leven gaan leiden. Opmerkingen daaruit kunnen een lading krijgen die aan de zaak geen recht doet
Dat zou wellicht ook tegen de bedoeling van de mediators zelf ingaan, gezien de regels die gelden voor mediation, met name het niet inhoudelijk of beoordelend rapporteren daarover aan enige instantie buiten de partijen in geding. Dat zou elke mediation bij voorbaat onder druk zetten en ook tot verkeerd gebruik van het mediationproces kunnen leiden.
De mediators hadden kunnen volstaan met de mededeling dat de mediation afgebroken was doordat tien leden van de raad zich binnen de afgesproken minimumtermijn uit het proces hebben teruggetrokken. De mediators hebben dus geen kans gezien een vruchtbare gedachtewisseling op gang te krijgen.
De mediators zijn in dit rapport echter verder gegaan en hebben ook enkele opmerkingen gemaakt die min of meer een waardeoordeel geven over de inhoudelijke gang van zaken in het korte mediationproces. Ook zijn andere momenten niet of niet helemaal helder weergegeven waardoor verkeerde beeldvorming mogelijk is.
Bepaalde constateringen in het rapport zijn open deuren. Een vastgelopen situatie is tekenend voor de eerste fase van een mediationproces. Je doet niet voor niets een beroep op een mediation. Het is aan de mediators om zodanige omstandigheden te creëren dat de vastgelopen situatie doorbroken kan worden.
Sowieso is het al te vroeg geweest in het beginstadium van het afgebroken proces zulke inhoudelijke oordelen te geven als in het rapport is gedaan. In wezen wordt met zulke taxaties als in het rapport de schuld van het mislukken van de mediation bij de partijen van het conflict gelegd. Hoort een mediator zich niet te onthouden van enig oordeel over de partijen en hun schuld?

3.2.4. de inhoud van het mediationrapport
Wij maken bezwaar tegen vage algemene beschuldigingen in het rapport die alle leden van de kerkenraad stuk voor stuk veroordelen.
Wij verklaren hier nadrukkelijk dat bepaalde constateringen beslist in strijd zijn met de werkelijkheid.
De mediation is vastgelopen omdat opnieuw, met name aan de predikant, vooraf condities zijn gesteld voor een voortgaan van het gesprek (zie bijvoorbeeld bijlage 15). Toen aan die condities niet werd voldaan is het direct door de meerderheid afgebroken.
Wij hebben hierin hetzelfde ervaren als bij het vastgelopen traject met de visitatoren: er worden vooraf harde voorwaarden aan het gesprek gesteld, en als daaraan niet bij voorbaat wordt voldaan, wordt gesprek niet zinvol geacht en afgebroken.
Als wij opening van zaken zouden geven uit de mediation, zouden we het met voorbeelden kunnen aantonen.
Wij zien hier de oude lijn voortgezet: de weigering om wat beweerd wordt in het rapport van Bruggen/Dijkstra, open en eerlijk te bespreken.
De mislukte mediation is het zoveelste bewijs geworden van deze weigerachtigheid.
Alleen al de onwil om minstens de afgesproken minimumtijd de mediators de gelegenheid te geven(!) een doorbraak te bewerken, spreekt voor zich.


3.2.5. de hantering van het rapport
In de notitie van de CVM wordt schuingedrukt het eindoordeel van de mediators aangehaald.
Schuingedrukt, alsof met dit eindoordeel het overtuigend bewijs geleverd zou zijn dat beide partijen even schuldig staan en de verhoudingen van weerskanten even hard verstoord zijn.
Het eindoordeel namelijk, "dat men willens en wetens met zijn allen het ravijn is ingegaan en dat 'het systeem kerkenraad Kampen-Noord dood is'.

Wij hebben bij de classis van te voren bezwaar aangetekend zowel tegen de passage zelf als het werken met zulke passages.
Het aanvullend rapport van de mediators zelf maant hier al tot voorzichtigheid: "deze misschien op het eerste gezicht wat vreemde wijze van zeggen refereert aan een beeld dat in de mediation herhaalde malen aan de orde is geweest en dat voor de leden van de kerkenraad duidelijk is geweest. Om die reden zouden wij liever niet willen spreken van schuld, noch collectief, noch eenzijdig. Geconstateerd is dat het niet lukte en dat er niet meer in zat en dat is vastgelegd ". (bijlage 20)
Vergelijk ook wat bijlage 15 hierover zegt.

Tenslotte is in de notitie van de CVM ook de aanhaling van de conclusie van de mediators niet zo veelzeggend als het kan schijnen. Wij bedoelen de passage: "Hun conclusie was dat men het erover eens was dat ze het niet met elkaar eens zijn'.
Als het verband niet bekend is waarin deze opmerking is gemaakt, wordt het gemakkelijk misverstaan.
Bij de classis hebben wij daarom het volgende aangegeven wat wij hierbij doorgeven.
"Normaal dient zo'n vaststelling aan het eind van een afgeronde mediation om aan te geven dat beide partijen inhoudelijk geen toenadering of overeenstemming hebben kunnen bereiken omdat de standpunten uiteindelijk helaas toch tegenover elkaar zijn blijven staan. Dan ben je dus inhoudelijk uitgesproken.
Deze lading kan de opmerking van de mediators in dit geval niet hebben. Om de eenvoudige reden dat het voortgaand gesprek geblokkeerd is door tien deelnemers.
Daarom ook kan niet gesteld worden, dat we over de zaken - waarover in opdracht van de classis moest worden doorgesproken - zijn overeengekomen dat we het niet met elkaar eens konden worden. Die zaken zijn niet of nauwelijks aan de orde gekomen.
In feite zou deze opmerking van de mediators dus slechts kunnen slaan op de kwestie van: doorgaan of niet doorgaan met de mediation. Op dat punt moesten we samen constateren dat we het niet met elkaar eens waren.
Zie ook de zin die voorafgaat aan deze passage in het rapport: "Het algemeen gevoelen was, dat bij gebreke aan medewerking van allen, voortzetting van de mediation zinloos was".
Het lijkt ons logisch. Als het grootste deel van de meerderheid afhaakt, hoe kan dan de minimale rest van de meerderheid met de minderheid nog een mediation voortzetten?!
Iedereen kan beseffen dat zoiets zinloos is.

Wij hebben bij de zaak van de mediation en de rapportage van de mediators zo breed stilgestaan omdat het in het besluit van de classis een grote rol krijgt toebedeeld, zowel op de achtergrond (zie de notitie van de CVM - bijlage 21) als in de gronden.

3.3. schuld bij meerderheid
Wij voor ons zien geen zaken die er op wijzen dat wij de verhoudingen verstoord zouden hebben. Natuurlijk beseffen wij dat ook wij mensen zijn die fouten maken, onvolmaakt in alles. Dit zeggen wij niet pro memorie maar bewust van onze zwakheden.
Dat laat onverlet dat wij vorig jaar met gegronde redenen ons tot de classis gewend hebben met bezwaarschriften tegen de kerkenraad. De kerkenraad had daar ernstige aanleiding toe gegeven met de publicatie van het rapport van Bruggen/Dijkstra.
Wij hebben vervolgens steeds de besluiten van de classis willen ratificeren, ook als het hier en daar met behoud van gevoelen was, zoals de classis bekend is.
Wij hebben ook de andere broeders willen blijven zoeken door de mediation aan te gaan en vol te houden, ondanks grote moeite met het gedrag van deze broeders (zie o.a. de verklaring van 17 mei 2004 - bijlage 31).
Naar onze overtuiging moest het de classis uit de vele feiten duidelijk zijn dat de meerderheid van de kerkenraad in velerlei opzicht niet recht heeft gehandeld en nog steeds niet recht handelt.
De classis had zelf eerder diverse zaken aangewezen in haar besluiten .
We halen de volgende dingen aan vanuit de classisuitspraken van november 2003 :
- de kerkenraad heeft onzorgvuldig gehandeld door de bezwaren tegen analyse en beoordeling van het rapport van Bruggen/Dijkstra niet in bespreking te willen nemen;
- de kerkenraad heeft zijn oordeel over het functioneren van de predikant in prediking en pastoraat niet onderbouwd;
- de kerkenraad heeft zijn aanwijzen van de predikant als meest bepalende factor onvoldoende onderbouwd;
- de kerkenraad heeft verzuimd na te gaan in hoeverre visieverschillen een bepalende factor zijn;
- de kerkenraad heeft niet in de geest van het 9e gebod gehandeld met de publieke diskwalificatie van de predikant en hiermee de ambtelijke arbeid van een medeambtsdrager ernstig geschaad en gehinderd en dient daarover publiek naar de gemeente toe spijt te betuigen.

In de periode daarna zagen we het niet naar recht handelen van de (meerderheid van de) kerkenraad voortgezet. We denken dan aan de volgende zaken:
- het in feite niet willen ratificeren van de classisbesluiten (denk aan de affaire met de visitatoren); sommigen hebben aanvankelijk het neerleggen van het ambt overwogen;
- de publieke beschuldiging van scheurmakerij;
- het eigenhandig opschorten van de preekbevoegdheid van de predikant (en anderen) in de eigen gemeente;
- het toenemend focussen op alleen de predikant en de steeds ergere beschuldigingen dat hij de minderheid om zich heen ronselt in de bestrijding van de meerderheid.
Meer dan eens hebben wij aangegeven dat het hier gaat om censurabel gedrag. Ambtsdragers die zo handelen zijn schorsingswaardig.

Nadat de classis van maart/april 2004 zich opnieuw duidelijk had uitgesproken over deze ernstige ontsporing en van haar kant (met betrekking tot haar visitatoren) spijt betuigd had over de zonde van beschuldiging van scheurmakerij en had aangegeven dat het opschorten van de preekbevoegdheid niet terecht was en is opgeheven, zagen we de meerderheid van de kerkenraad in haar houding doorgaan. We wijzen op de volgende zaken:
- bij de meerderheid van de kerkenraad heerste diepe verontwaardiging over de classisuitspraken. Dat nam de vorm aan dat diverse broeders onder hen hun ambt hebben neergelegd en dat anderen onder hen verklaard hebben dat te zullen doen. Dat is ook in de gemeente bekend geworden, deels door hen zelf, maar ook tijdens een gemeentevergadering waarop door br. Van Middelkoop officieel te kennen gegeven is dat diverse broeders moeite hadden om in het ambt te blijven. Op een latere kerkenraadsvergadering is bekendgemaakt dat de broeders hun ambtswerk weer opgenomen hebben c.q. zullen blijven voortzetten.
- diverse broeders zijn vervolgens uit de kerkdiensten waarin de eigen predikant voorging, maandenlang weggebleven, wat door velen werd gezien als een publieke demonstratie tegen de classisbesluiten en tegen hun medeambtsdrager;
- de avondmaalviering ging voor de tweede keer niet door, omdat de broeders niet wilden dat de eigen predikant het sacrament zou bedienen.

Begin juni 2004 ging de mediation van start. Duidelijk was dat diverse broeders uit de meerderheid heel veel moeite hadden met dit traject. Tien broeders uit de meerderheid hebben zich vóór het eind van de verplichte termijn op eigen initiatief uit de mediation teruggetrokken.

In het licht van al het bovenstaande lijkt het ons een onrechtvaardige poging tot kerkpolitieke oplossing om te volstaan met een constatering van "verstoorde verhoudingen". Waar er heel duidelijk van één kant onrecht op onrecht is begaan (zelfs bij herhaling aangewezen door de classis) gaat het niet aan om onder het mom van 'grondig verstoorde verhoudingen' nu beide partijen naar huis te sturen. De grote vraag - die naar onze overtuiging geen vraag is - is deze: waardóór worden de verhoudingen verstoord ?!
Er is geen sprake van ónmacht om met elkaar in gesprek te komen. Er is duidelijk onwíl gebleken uit de vele feiten die zijn aangehaald, en dat van de kant van de meerderheid.
Herstel van verhoudingen kan niet van één kant komen. Daar heb je de bereidheid van twee partijen voor nodig. Als één partij daartoe, ondanks alle aanwijzingen in besluiten en toelichting van de kant van de classis in de eerdere genoemde uitspraken, niet bereid is (en blijft), dan dient dat ook eerlijk aangewezen te worden. Dan mag de andere partij geen onvermogen of tekortschieten verweten worden. Wij verwijzen naar Romeinen 12: 18 - 'houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen'.

3.4. conclusie
Op grond van bovenstaande overwegingen en feiten achten wij het oordeel van de classis ongegrond en geen recht doen aan de werkelijke gang van zaken. Ook is hiermee geen recht gedaan aan onze bezwaarschriften die wij eerder bij de classis hebben ingediend en die toen voor een groot deel zijn gehonoreerd, zonder dat ze echter geratificeerd en uitgevoerd zijn door de (meerderheid van de) kerkenraad.

3.5. Verzoek

Op grond van bovenstaande overwegingen vragen wij de particuliere synode uit te spreken,

1. dat de classis niet de nieuwe lijn van (de conclusie tot) 'verstoorde verhoudingen' had mogen kiezen zonder zich te verantwoorden over de (ingrijpende) wijziging die dit betekent ten opzichte van de lijn die de classis in haar eerdere besluiten heeft gevolgd, namelijk het in hoofdzaak gegrond verklaren van de bezwaren van de minderheid van de kerkenraad (hetgeen impliceert dat de meerderheid in hoofdzaak onjuist gehandeld heeft);

2. dat de classis geen recht heeft gedaan aan de besluiten die de classis eerder in deze kwestie heeft genomen (november 2003 en februari tot april 2004);

3. dat de classis ten onrechte de achterliggende problemen niet heeft onderzocht dan wel doen onderzoeken waar de classis van november 2003 toe had geadviseerd;

4. dat de classis bij gebreke van voldoende onderzoek ten onrechte 'verstoorde verhoudingen' als het probleem heeft aangewezen;

5. dat de classis met haar beweringen van grond 2 en grond 3 geen recht doet aan de feiten;

6. dat de classis met haar bewering van grond 2 en grond 3 geen recht doet aan de minderheid;

7. dat de classis onzorgvuldig heeft gehandeld door het mediation-rapport als grond voor haar besluit aan te voeren; te meer daar één van de partijen geen toestemming heeft gegeven voor verstrekking van dit rapport aan de classis;

8. dat de classis verzuimd heeft tien broeders van de meerderheid aan te spreken op hun niet nakomen van de aangegane verplichtingen bij de mediation;

9. dat de classis verzuimd heeft bij de meerderheid het gebrek aan bereidheid tot (het door de classis gevraagde) (mediation)gesprek met de minderheid, aan te wijzen en haar daarop aan te spreken;

10. dat de classis de meerderheid had behoren aan te spreken op het tuchtwaardig en schorsingswaardig gedrag dat deze vertoonde door haar nog steeds volgehouden publieke beschuldigingen aan het adres van haar medeambtsdragers (in het rapport vB/D en in de beschuldiging van 'scheurmakerij' in januari 2004);

11. dat de classis die broeders van de meerderheid had behoren aan te spreken op hun wegblijven uit de kerkdienst die zich daaraan schuldig maakten;

12. dat de classis de (meerderheid van de) kerkenraad had behoren aan te spreken op hun weigering zich te conformeren aan de verschillende eerdere besluiten van de classis.

13. dat de classis onvoldoende heeft onderbouwd dat ze geen mogelijkheid meer zag om aan te dringen op het gesprek waartoe de classis de kerkenraad had geadviseerd (grond 7).




E.4. Grond 5: visieverschillen

4.1. Hoe kwamen de visieverschillen ter sprake?
Die vraag brengt ons bij de diepe achtergrond van heel de problematiek.
Wat was kernzaak in onze bezwaren bij de classis van september 2003?
De predikant werd juli 2003 in een publiek schrijven richting de gemeente getekend (onder andere) als iemand die opereert vanuit 'een set algemene overtuigingen die hij vereenzelvigt met gereformeerd zijn' (uit het rapport vB/D - bijlage 2). Hij zou daarop zo gefixeerd zijn dat hij minder oog heeft voor de pastorale omstandigheden waarin gemeenteleden verkeren. Met alle kortsluitingen van dien. (Om maar even met deze korte samenvatting te volstaan.)

Van onze kant is tegen de inhoud van deze publicatie van de kerkenraad ernstig bezwaar aangetekend bij de classis.
Daarbij hebben wij te kennen gegeven dat naar onze overtuiging niet het persoonlijk functioneren van de predikant oorzaak is van de problemen, maar visieverschillen op het betrekken van Gods Woord en de belijdenis op de gelovige in zijn concrete situatie. Die zijn vooral de reden dat meningen botsen.
De classis wilde op dat moment - terecht - geen oordeel geven over de vraag of visieverschillen inderdaad een rol speelden. Zij was van oordeel dat de partijen binnen de kerkenraad eerst zelf daarover met elkaar moesten spreken. Tot op dat moment was dit namelijk nog niet gebeurd. Daarbij adviseerde de classis uitdrukkelijk om dat onder deskundige leiding te doen.

Het rapport van de kerkenraad had bij ons de vraag opgeroepen: is er wel ruimte binnen de kerkenraad voor ambtsdragers die argumenteren vanuit de Heilige Schrift en de belijdenis? Of wordt zoiets als 'star' afgedaan en van een karakterologisch/psychologisch stempel voorzien?

Aan de classis hebben wij destijds te kennen gegeven dat er met name botsingen kwamen als er punten aan de orde kwamen waarbij visieverschillen een rol speelden. Dan ging het om de vraag hoe wij in concrete gevallen in trouw aan de Schrift en aan de belijdenis dienden te handelen.
Keer op keer bleek dat een beroep op Gods Woord of de belijdenis ergernis ontmoette en als negatief ervaren werd. Er is wel gezegd dat men zich alleen stootte aan de manier waaróp het gebeurde. Maar naar onze overtuiging ging het wel degelijk om de inhoud.
Daarbij ging het om zaken als bijvoorbeeld:
- de principiële fundering van het jeugdbeleid;
- de prediking (zoals verhouding belofte en eis);
- shoppen en ook avondmaal vieren in andere kerken en geloofsgroepen (en het beroep daarbij op art. 28 van de NGB);
- bediening van de kerkelijke tucht in bepaalde gevallen.

In de hoorzitting met de deputaten vlak voor de laatste classis hebben wij deze zaken in herinnering gebracht (bijlage 33). Juist ook omdat het onlangs bij de mediation opnieuw duidelijk naar voren was gekomen. Precies ook op dit punt brak de mediation af.
Wij hebben aangegeven dat de meerderheid van de kerkenraad valt over het (naar hun oordeel te vlot) beroep op Schrift en belijdenis bij de behandeling van diverse zaken. Het wordt door hen ervaren alsof het mes op tafel wordt gezet.
Hier ligt naar onze overtuiging de kern van de fricties en groeiende conflicten.

4.2. de beschuldiging van: "in strijd met 1 Timotheüs 5:19 en 20".
In grond 5 bij haar besluit beschuldigt de classis ons er van dat "het spreken over visieverschillen waarbij de trouw aan Schrift en belijdenis in geding zouden zijn, zonder dat de classis gebleken is dat er concrete zaken van dien aard op tafel liggen of hebben gelegen, in strijd is met 1 Timotheüs 5:19 en 20".
In de notitie bij het besluit is deze zaak uitvoerig uitgewerkt.
Om twee redenen achten wij deze grond, die de classis voor haar oordeel aanvoert, onterecht.
De eerste reden is van kerkrechtelijke aard.
De tweede reden is van inhoudelijke aard.

4.2.1. kerkrechtelijk
In onze bezwaarschriften op de classis van september 2003 (bijlage 3 en 4)hebben wij aandacht gevraagd voor de rol die de visieverschillen in de problematiek op de kerkenraad spelen.
Deze classis heeft dat bezwaarschrift behandeld en ook afgehandeld met haar besluiten in november 2003.
Onder andere met haar uitspraak "dat de kerkenraad onvoldoende heeft onderzocht, dan wel doen onderzoeken in hoeverre visieverschillen op het betrekken van Gods Woord en de belijdenis op de mens (gelovige) een bepalende factor vormen voor het huidige overlegklimaat binnen de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord".
Daarmee heeft de classis onze vraag op het punt van de visieverschillen terecht geacht en willen honoreren.
Van deze besluiten heeft de kerkenraad geen revisie aangevraagd. Ook is hij tegen deze besluiten niet in appèl gegaan bij de particuliere synode.

Wat doet nu de classis van 23 september 2004? Zij maakt nu bezwaar tegen een bezwaarschrift dat door haar voorganger is behandeld (en afgehandeld). Zij beschuldigt appellanten er van, dat deze handelden in strijd met 1 Timotheüs 5:19 en 20 en helemaal niet met deze zaak op de classis hadden mogen komen. In feite betekent dit ook, dat deze classis de vorige classis - ongevraagd - indirect er van beschuldigt dat zij deze bezwaren ten onrechte heeft gehonoreerd
De classis oefent kritiek op de besluiten van haar voorganger zonder dat tegen deze besluiten op kerkelijke wijze bezwaar is aangetekend.
Dit is in strijd met de regels die wij hebben afgesproken in artikel 30 en 33 van de KO.
De classis had dergelijke bezwaren die haar commissie (de CVM, blijkens de notitie) tegen eerdere classisbesluiten naar voren heeft gebracht, niet in behandeling mogen nemen laat staan ze óvernemen. Dit alles afgezien van het feit dat de CVM onbevoegd was te adviseren in dezen.
In de besluiten van de classis ontbreekt elke verantwoording waarom zij zo meende te moeten handelen.
Zij handelt daarmee zelf in strijd met de besluiten van haar eigen voorganger.

Hier komt bij dat de classis, die zelf de verantwoording voor deze beschuldiging heeft genomen door haar zo onverwacht uit te spreken, nimmer hoor en wederhoor heeft toegepast.
Classis (en CVM) vallen daarmee in het zwaard dat ze zelf, met beroep op de Schrift (Deut 13:14, 19:18 en 19, 2 Kron 19:6-7 en Jes. 11:3 ) tegen ons hebben opgeheven in de notitie.

Wij zouden met deze kerkrechtelijke overwegingen en bezwaren de zaak van grond 5 als afgehandeld kunnen beschouwen. Toch willen wij er graag meer van zeggen omdat deze zaak - naar onze overtuiging een kernzaak in het geheel - steeds weer een grote rol speelde en nog steeds speelt in de kwestie.
De classis/CVM tracht met de beschouwingen hierover in de notitie te bewijzen dat het puur om een samenwerkingsprobleem in de kerkenraad gaat. Daar loopt het betoog in de notitie ook op uit. In zoverre wil het de gronden van de classis onder haar oordeel voedsel geven.
Na lezing van het classisbesluit-met-notitie kan er een verkeerd beeld blijven hangen over het geheel.
Wij vragen uw aandacht hiervoor ook omdat het uw vergadering kan dienen voor een goed begrip van het totaal van de problematiek. Het laat zien dat het niet gaat om alleen maar problemen in de samenwerking of procedurele zaken. Er is meer aan de hand.
Daarom verantwoorden wij ons nog nader. Daarvoor dient de volgende paragraaf.


4.2.2. inhoudelijk
4.2.2.1. Spelen visieverschillen nu wel of niet een rol?
In de notitie bij het classisbesluit wordt gesteld dat de minderheid had moeten bewíjzen dat het om visieverschillen ging. De minderheid had dit niet zo maar mogen insinueren. Nu zou ze gehandeld hebben in strijd met de regels voor de rechtspraak in de Schrift omdat ze zich schuldig maakt aan verdachtmakingen zonder harde bewijzen.

Van onze kant is het nooit de bedoeling geweest om bij de classis de visieverschillen inhoudelijk aan de orde te stellen.
Wij herinneren aan wat de insteek is geweest bij onze bezwaarschriften naar de classis van september 2003.
De insteek is het rapport van Van Bruggen/Dijkstra dat de kerkenraad juli 2003 publiceerde.
Daarin werd met name een van de broeders van de minderheid, de predikant, aangewezen als hoofdoorzaak van allerlei problemen in de raad. De oorzaak van de problemen zou vooral het functioneren van de predikant zijn. Dat functioneren werd op een bepaalde manier getekend (zie onder 4.1.)
Met name deze diskwalificatie van zijn werk is het uitgangspunt voor onze bezwaren geweest. Van onze kant is toen gezegd tegen de classis: de kerkenraad doet met zijn analyse van de problematiek geen recht aan de werkelijkheid. Naar onze mening ligt de voornaamste oorzaak van de problematiek niet in het functioneren van die ene ambtsdrager. Die ligt op een ander vlak. Want wanneer doen de fricties zich vooral voor? Bij onderwerpen waarbij de visies binnen de raad verschillen. Dán komen er botsingen en verwijten. Het probleem spitst zich dan hierop toe, dat als er een beroep gedaan wordt op de Schrift of belijdenis, de anderen daarover vallen omdat wij dan onze eigen mening te gauw met Gods Woord zouden vereenzelvigen.
Dat betreft niet alleen de inbreng van de predikant aan deze discussies maar evengoed de inbreng van de andere broeders. Dit is meer dan eens, zowel mondeling als schriftelijk, naar voren gebracht op de kerkenraad.
Op dat moment gaat het nog niet om de visieverschillen zelf, maar om het feit dat bij inhoudelijke bespreking het spreken van de minderheid om haar beroep op de Schrift en de belijdenis gediskwalificeerd wordt.
In een notitie die 30 juni 2003 op de kerkenraad heeft gediend, is het van onze kant zo verwoord, dat de kerkenraad met zijn handelwijze voor het uitdragen van onze overtuiging geen ruimte meer biedt als hij zo mede-ambtsdragers diskwalificeert.
Het gaat dus niet om een functioneringsprobleem. Het gaat om het recht en de mogelijkheid om in de kerkenraad (en in gemeente) te spreken en te werken vanuit wat wij als een confessionele overtuiging zien. Dat achten wij volop een principiële zaak.

In de kern gaat het in het conflict om deze moeite: de meerderheid valt over het (naar hun oordeel te vlot) beroep op Schrift en belijdenis bij de behandeling van diverse zaken. Als er vanuit de minderheid in discussies wordt gezegd: dat is in strijd met de Schrift, of: dat doet geen recht aan de belijdenis, dan wordt dat door de meerderheid ervaren alsof het mes op tafel wordt gezet en de mening van de ander direct onder verdenking van afwijking van Schrift en belijdenis wordt gelegd.
Wij van onze kant blijven van mening dat je daarmee de discussie niet doodt maar eerlijk probeert te voeren vanuit de normen waaraan we ons gebonden hebben. Dan moet je die mening ook vrijuit kunnen uitdragen en zo de zaak kunnen bespreken. Het staat aan de ander vrij om duidelijk te maken waarom het niet in strijd met de Schrift of de belijdenis zou zijn.

De notitie van de CVM zelf zegt het onder punt 6, als ze spreekt over de noodzaak om binnen de kerkenraad de dingen grondig door te spreken met elkaar en zo te pogen elkaar te overtuigen wat de weg is, waarop we in het spoor van Schrift en belijdenis gaan:
"Als dat binnen een kerkenraad wordt beproefd en wanneer eigen principiële stellingname bijbels en confessioneel is beargumenteerd, maar daarvoor geen oor gevonden wordt - dan wordt de geestelijke basis waarop we samenwerken aangetast".
Dat is precies wat we bedoelen!

Daarom hebben wij aan de classis gevraagd om uit te spreken dat de kerkenraad onvoldoende heeft onderzocht in hoeverre visieverschillen op het betrekken van Gods Woord en de belijdenis op de gelovige een bepalende factor vormen voor het huidige overlegklimaat binnen de kerkenraad. De classis voldeed aan dit verzoek.

Er was dus nog geen sprake van besluiten van de kerkenraad die in strijd met de confessie waren. Dan hadden we ons - naar gereformeerd kerkrecht - tot de classis moeten wenden. Maar dat is niet de zaak geweest.
Vandaar dat het betoog van de notitie van de CVM de zaak geen recht doet. Dat geldt ook voor de beweringen en beschuldigingen die in deze notitie in onze richting worden geuit. Daarmee maakt de classis (met de CVM) zelf zich schuldig aan onterechte verdachtmakingen.

4.2.2.2. Verdachtmakingen - door wie??
Ons is verweten dat wij de confessionele integriteit van medeambtsdragers dubieus zouden stellen door wat wij naar voren droegen over de rol die visieverschillen spelen in de problematiek binnen de kerkenraad (notitie p.5 pt. 4).
Mogen wij op het volgende wijzen?
Hierboven hebben wij gesteld: 'Het gaat om het recht en de mogelijkheid om in de kerkenraad (en in gemeente) te spreken en te werken vanuit wat wij als een confessionele overtuiging zien'.
Als de kerkenraadsmeerderheid een dergelijke inbreng van onze kant diskwalificeert zoals zij heeft gedaan in haar publicatie van het rapport Van Bruggen/Dijkstra, dan laadt zij zèlf een (mogelijke) verdenking op zich.
Om dat duidelijk te maken gaan wij terug naar dat begin, toen door genoemd rapport de interne problematiek door de kerkenraad naar buiten werd gebracht. In die publicatie stelt de kerkenraad dat de predikant 'opereert vanuit een set algemene overtuigingen' die 'worden vereenzelvigd met fundamentele visie en gereformeerd-zijn.'. Feitelijk stelt de kerkenraad hiermee dat eigen menselijke mening wordt verheven tot Woord van God of wordt geladen met confessioneel gezag. Dat is later keer op keer bevestigd.
In wezen wordt hier op een bepaalde manier de schriftuurlijke en confessionele betrouwbaarheid van een medeambtsdrager in twijfel getrokken. Wie eigen mening tot Gods Woord verheft gaat niet alleen tegen de Schrift in maar ook rechtstreeks tegen de belijdenis. Afdoen of toedoen aan Gods Woord is niet geoorloofd in de kerk van Christus.
Laten we beginnen bij dit begin!

Waarom is de classis of CVM niet naar de (meerderheid van de) kerkenraad gekomen met de verwijten die zij nu óns meent te kunnen maken? Waarom is zij dáártegen niet opgekomen met een indringend beroep op 1 Tim. 5 en alle verder genoemde bijbelverzen over een rechtvaardige rechtspraak
Laten wij oppassen voor verontwaardiging naar één kant toe!

De zaak is openlijk door de kerkenraad in de gemeente gebracht door de publicatie van de hierboven aangehaalde beschuldigingen. Niet voor niets spreken wij vanaf dat moment over 'zonde tegen het negende gebod' - lichtvaardig [en onverhoord] veroordelen, de eer en goede naam van de naaste schaden. De classis heeft dit verwijt bevestigd in haar besluiten van november 2003 (zie onder 'Voorgeschiedenis' bij 28 november 2003).
Als wij naar aanleiding van zulke publieke beschuldigingen door de kerkenraad in ons bezwaarschrift daartegen aan de classis uitleggen wat hier naar ons oordeel achter ligt, dán en dáárdoor komt de uiteenzetting over de 'visieverschillen' in het vizier. Wij hebben daarmee aangegeven dat de botsingen op de kerkenraad vooral komen op momenten dat wij met elkaar van mening verschillen over de toepassing van Gods Woord en de belijdenis in concrete gevallen.

Er is een bekende wetmatigheid in de rechtspraak: als een beschuldiging niet terecht is, keert de beschuldiging zich tegen de persoon die haar beweerd heeft. Dat kan ook de ínhoud van de beschuldiging betreffen! (Dat kennen wij ook uit de Schrift: wie onterecht een ander beschuldigt van bijvoorbeeld moord, komt zelf onder zware verdenking: hij is in feite zelf een moordenaar)
Deze situatie lijkt ons nu van toepassing op de kerkenraad met zijn genoemde beschuldigingen.
Uw vergadering zou de classis (met haar CVM) dit in overweging kunnen geven.
Om dan zuiver te (laten) concluderen: wie beschuldigt er nu, wie insinueert er nu?
Aan ons verwijt aan de kerkenraad van zonde tegen het negende gebod lagen de beschuldigingen door de kerkenraad (in het rapport vB/D) ten grondslag!

4.3. Conclusie
Op grond van bovenstaande overwegingen heeft naar ons oordeel de classis hier gehandeld in strijd met wat de Schrift ons leert over een rechtvaardige rechtspraak. Zie de teksten die zij zelf aanvoert in de bijgevoegde notitie: Deut. 13:14 (terdege onderzoek doen); Deut. 19:18 en 19 (beschuldigingen nauwkeurig onderzoeken), 2 Kron. 19:6,7 en Jes.11:3.

4.4. Verzoek

Op grond van bovenstaande overwegingen vragen wij de particuliere synode uit te spreken

1. dat de classis in strijd met artikel 30 en 33 van de KO heeft gehandeld door een andere en nieuwe uitspraak te doen over het spreken van appellanten over visieverschillen op het betrekken van Gods Woord en de belijdenis in concrete situaties terwijl in dezelfde kwestie reeds door de classis van september-november 2003 een oordeel is uitgesproken, namelijk dat door de kerkenraad onvoldoende is onderzocht in hoeverre deze visieverschillen een bepalende factor vormen voor het huidige overlegklimaat;

2. dat de classis zich geen oordeel had mogen aanmeten over de kwestie van de bedoelde visieverschillen zonder hoor en wederhoor toe passen, nu de minderheid (en ook gemeenteleden, zie de classisuitspraak van 28 november 2003), van oordeel is dat bedoelde visieverschillen wel bepalend zijn voor het huidige overlegklimaat;

3. dat de classis ten onrechte de minderheid heeft beschuldigd van handelen in strijd met 1 Tim 5:19 en 20 en daarmee zelf de regels voor de rechtsspraak heeft geschonden die de Schrift ons leert en die zij aanvoert tegen de minderheid;




E.5. Grond 4: gemeente avondmaal niet onthouden

5.1. Geen grond
Over deze grond 4 kunnen wij kort zijn.
De grote vraag is: waardoor kon er geen avondmaal gevierd worden?
Als die vraag zuiver beantwoord wordt, en de oorzaak wordt niet alleen aangewezen maar ook overwonnen, dan kan er weer dankbaar avondmaal worden gevierd.

Het zal uw vergadering duidelijk zijn dat zo'n grond op zich geen argument kan zijn bij dit besluit van de classis met dit oordeel.

5.2. Verzoek

Wij vragen de particuliere synode uit te spreken dat
- grond 4 van het besluit van de classis niet kan dienen als grond onder het genomen besluit.



E.6. Grond 6: verwarring in de gemeente

6.1. Geen grond
Vergelijkbare overwegingen zijn te maken bij deze grond 6.
Waardóór komt de gemeente in verwarring? Wat is de werkelijke oorzaak? - dat is de klemmende vraag.
Wie de gebeurtenissen - voorzover ze publiek zijn - nagaat vanaf 2003 tot op heden, komt al die dingen tegen waarop wij in het voorgaande geattendeerd hebben.
De gemeente is keer op keer in verwarring gebracht door (de meerderheid van) haar kerkenraad. Die is haar verkeerd voorgegaan, met zijn publicaties, met het niet uitvoeren van de classisbesluiten, met zijn publiek beschuldigen van medeambtsdragers van scheurmakerij, met het wegblijven uit de kerkdiensten en al dit soort gedragingen meer.
Het lijkt ons voldoende daar naar terug te wijzen.

Ook op dit punt zal het uw vergadering duidelijk zijn dat zo'n grond op zich geen argument is bij dit besluit van de classis met dit oordeel.

6.2. Verzoek

Wij vragen de particuliere synode uit te spreken

- dat grond 6 van het besluit van de classis niet kan dienen als grond onder het genomen besluit.



E.7. Mag de classis de ambtsdienst van ambtdragers (laten) beëindigen?

Nadat de meerderheid van de kerkenraad tot twee keer toe niet of nauwelijks gehoor heeft gegeven aan de besluiten van de classis en daarmee een mogelijke uitweg uit de problematiek bleef blokkeren, heeft de laatste classis geconstateerd dat er sprake was van 'verstoorde verhoudingen'.
Op deze constatering heeft de classis van 23 september 2004 haar oordeel gebaseerd dat
alle kerkenraadsleden dienen terug te treden, inclusief de predikant.

7.1. ontslag van de predikant

7.1.1. grond voor dit ontslag?
Met name voor de predikant heeft dit besluit van de classis (de meest) verstrekkende gevolgen.
Dat beseft de classis ook. Daarom heeft zij apart aangegeven wat dit besluit voor de predikant inhoudt.
De classis spreekt uit, dat op dit moment niet wordt gekozen voor een losmaking naar artikel 14 van de KO. Er wordt gekozen voor de 'ordemaatregel' van terugtreden. Deze maatregel opent een weg om de mogelijkheid af te tasten van een nieuwe start elders (als de predikant daaraan wil meewerken).
Wanneer dit geen optie is, wordt de weg naar een losmaking voorbereid. Alles dient - zo mogelijk - voor eind december 2004 geregeld te zijn.

In dit verband wordt in de notitie (p. 9) verwezen naar wat Joh. Jansen schrijft in zijn korte verklaring van de kerkenordening bij [oud] artikel 11 van de KO over het onderhoud en ontslag van een dienaar van het Woord (p. 52-53).
Daar wordt de mogelijkheid van ontslag van een predikant aangegeven in geval dat door de schuld van beide partijen er sprake is van verstoorde verhoudingen tussen een dienaar des Woords en de gemeente. In dat geval kan de dienaar worden ontslagen zonder dat er sprake is van tuchtwaardige zonde die valt onder art. 79 en 80 van de kerkorde.
Duidelijk is dat hiervan alleen sprake kan zijn wanneer er verstoorde verhoudingen zijn ontstaan waaraan beide partijen (zowel predikant aan de ene kant als kerkenraad en gemeente aan de andere kant) schuldig staan.
Want kijken wij op dezelfde bladzijde van Jansens Verklaring, dan zien wij eerder nadrukkelijk aangegeven dat zo'n ontslag niet mag worden toegepast als een kerkenraad (en gemeente) de dienaar om onwettige reden kwijt wil(len) zijn, bijvoorbeeld "wanneer de schuld van de wanverhouding bij kerkeraad en gemeente ligt, want een predikant mag niet de dupe worden van lage bedoelingen, om een dienaar af te danken".

Wij wijzen er allereerst op dat in de situatie van Kampen-Noord zich niet het geval voordoet dat er verstoorde verhoudingen zijn tussen de predikant enerzijds en een kerkenraad/gemeente anderzijds.
Dat alleen al maakt beroep op deze mogelijkheid heel moeilijk zo niet volledig onterecht.
In Kampen-Noord doet zich namelijk de situatie voor dat een grote minderheid van de kerkenraad bezwaar aantekent bij de classis tegen besluiten van (de kleine meerderheid van) de kerkenraad.
Daar ligt de oorzaak van het conflict zoals dat op de tafel van de classis is gekomen.
Dat is dus heel wat anders dan Jansen noemt.

Zwaar weegt vervolgens het gegeven - dat wij onder E.3 hebben aangegeven - dat de classis onterecht 'verstoorde verhoudingen - in het algemeen! - als grond voor haar oordeel en besluit aanvoert.
Daarmee is impliciet aangegeven dat een beroep op deze reden om de predikant te ontslaan, niet mogelijk is.
Wat blijft er dan nog over aan grond voor zo'n ontslag?

Daar komt het volgende bij.
Naar ons oordeel is bij een deel (niet allen) van de meerderheid van de kerkenraad duidelijk sprake van het geval dat Jansen (overeenkomstig bepalingen van generale synoden) juist met zoveel woorden nadrukkelijk uitzondert: het geval dat men de predikant wegens onwettige reden kwijt wil zijn.
We weten dat dit meerdere malen van de kant van de meerderheid is ontkend. Het is ons echter bekend dat een aantal broeders van de meerderheid openlijk te kennen heeft gegeven dat ze de predikant kwijt wilden. Diversen onder ons binnen de kerkenraad en ook in de gemeente kunnen daarvan getuigen. Het is ook schriftelijk vanuit de gemeente aan de kerkenraad te kennen gegeven dat kerkenraadsleden zich zo openlijk hebben uitgesproken (zo'n brief is op een gemeentevergadering openlijk voorgelezen).
Eerder heeft de classis ook al een duidelijk signaal doen uitgaan. Zij heeft november 2003 onder meer uitgesproken dat de kerkenraad met name de aanwijzing van de predikant als meest bepalende factor onvoldoende heeft gemotiveerd c.q. onderbouwd.
Dat heeft zij niet zomaar uitgesproken. Daar had zij op basis van de ingezonden bezwaarschriften redenen voor.

De classis van 23 september 2004 doet nu het omgekeerde. Zij besluit in wezen tot een 'terugtreding' c.q. losmaking van de predikant zonder enige goede onderbouwing.
Steeds weer stoten wij er op dat de meerderheid van de kerkenraad zich in haar verwijten haast uitsluitend richt op onze predikant. Hij is continu de zondebok die weg moet.
Dat is met vele voorbeelden aan te tonen.
Wij wijzen ter illustratie hiervan op de volgende voorbeelden.
- In januari 2004 bij de beschuldiging van scheurmakerij ging het bij het preekverbod er in wezen alleen om de predikant van de kansel te weren. Dat is met de stukken aan te tonen.
- Op de classis van 6 februari 2004 is door de woordvoerder van de kerkenraad een toelichting op de hulpvraag van de kerkenraadsmeerderheid gegeven. Dit verhaal is één lange en schrille illustratie van de mening van de meerderheid dat er maar één grote boosdoener is in heel de problematiek: de predikant (zie bijlage 32, en ook het kritisch commentaar hierop van de classis in bijlage 15 [onder besluiten bij B]).
- In de bespreking van de vraag 'wel of niet avondmaal vieren?', wilde men de predikant niet het avondmaal laten bedienen.
- In de verslagen van de gemeentevergadering, vooral van de laatste maand, zien wij dit steeds weer terugkomen: de dominee is de grote schuldige.

Richting de classis hebben wij onze verontwaardiging uitgesproken over het feit dat de meerderheid zich voortdurend focust op de predikant.
Dit zondebok-zoeken zagen we nog eens verergerd doordat de meerderheid aan de (verdere) minderheid verweet dat die zich door de predikant steeds maar laat ronselen als een stelletje blinde volgelingen. Dat verwijt is keer op keer gebeurd, zowel mondeling als schriftelijk. Destijds hebben de visitatoren zich door dit dwaze verwijt op sleeptouw laten nemen en er in hun stukken richting classis sterk aan meegedaan. Nu doet de CVM, in het voetspoor van de meerderheid, in wezen hetzelfde.

Dat ervaren wij ook in andere opzichten. Dat de meerderheid ons - in de trant van het rapport vB/D - op een psychologische manier wegzet.
In zo'n manier van spreken en verdedigen zien wij steeds weer bevestigd en onderstreept dat de verwijten zich steeds concentreren op de persoon van de predikant. Daar legden wij in onze bezwaarschriften bij de classis van september 2003 al de vinger bij zoals ook de classis van november 2003 heeft gedaan.
Als ouderlingen en diakenen die dit appèlschrift ondertekenen, verklaren wij hier dan ook duidelijk dat de focus op de predikant misplaatst is. Wij allen hebben in volle verantwoordelijkheid steeds onze bezwaren uiteengezet en steunen hoofd voor hoofd de lijn zoals die in deze bezwaren is getekend en waarnaar wij handelen.

Dit alles maakt het onbegrijpelijk hoe de classis tot zo'n besluit kan komen.
Regels van het gereformeerd kerkrecht die dienen tot bescherming van de predikant, zijn hier
met misplaatst beroep op Jansen aan de kant geschoven. Jansen zelf had de classis kunnen waarschuwen met wat op dezelfde bladzijde zo nadrukkelijk naar voren was gebracht.



7.1.2. heeft de classis recht dit ontslag te verlenen?
In principe heeft de classis met dit besluit (en de concretisering ervan) besloten dat de predikant - als hij zelf niet zijn ambtstaak in Kampen-Noord aflegt - wordt losgemaakt. Het heet dan dat "de weg naar een losmaking wordt voorbereid". Duidelijk is dat die losmaking - in dat geval - vaststaat. Het is door de classis al besloten. Alleen de tijd van uitvoering moet nog worden ingevuld.
Naar onze overtuiging komt het een classis niet toe tot zo'n ontslag te besluiten zonder goedkeuring of medewerking van de deputaten van de particuliere synode, zoals artikel 14 van de KO (vergelijk artikel 15) voorschrijft.
Op dit artikel 14 stoten wij namelijk weer direct als de predikant niet uit eigen beweging 'terugtreedt' maar gaat losgemaakt worden.


7.2. alle ambtsdragers ontslagen

7.2.1. onterecht
De aangehaalde regels uit de verklaring van Joh. Jansen gelden voor de predikant maar zijn zeker ook van betekenis voor de ouderlingen en diakenen in onze situatie.
De classis heeft op geen enkele manier aangetoond dat de minderheid mede schuldig is aan 'verstoorde verhoudingen'. Integendeel, de classis heeft eerder, tot twee keer toe, bezwaren van de minderheid tegen het handelen van (de meerderheid van) de kerkenraad toegestemd.
Welke grond blijft er dan over om ambtsdragers van hun dienst te ontheffen?

Een gedwongen 'terugtreden' kent ons gereformeerd kerkrecht niet. Het is òf een ambtsdrager treedt af, òf hij wordt op goede gronden geschorst. Wij beschouwen het gedwongen terugtreden als een vorm van schorsing, maar dan zonder gronden. Dit is geen zuivere rechtspraak en gaat tegen de Schrift en de kerkorde in.
Ambtsdragers die door God zijn geroepen tot hun ambtsdienst en door de Heilige Geest zijn gesteld tot opzieners over de kudde (Hand. 20:28; vergelijk ook de bevestigingsformulieren voor ambtsdragers), mogen niet uit hun ambt ontheven worden als daar geen gronden voor zijn die dit voor Gods aangezicht kunnen rechtvaardigen.
Een classis is ook niet bevoegd om een dergelijk besluit te nemen.
Wij zijn de overtuiging toegedaan dat de classis hierin geen recht heeft gesproken en onwettige besluiten heeft genomen.

7.2.2. onbevoegd
Naar wij van het gereformeerd kerkrecht begrepen hebben, heeft de classis niet de bevoegdheid om alle leden van een kerkenraad uit hun ambtsdienst te ontslaan.
Wij zijn ons ervan bewust dat de classis deze formulering geen juiste omschrijving van haar besluit vindt. Is er niet alleen maar een oordeel uitgesproken dat de broeders 'dienen' terug te treden? En er wordt toch niet gesproken over 'ontslaan' uit of 'ontheffen' van het ambt?
Het is onze indruk dat de term 'terugtreden' meer verwarring wekt dan duidelijkheid schept. Het is geen schorsen, het is geen ontheffen, het is 'terugtreden', en dat kan vrijwillig.
Maar als de broeders het niet vrijwillig doen, doet de classis het via haar CVM. Het blijkt dus toch gewoon dwang. Wie zelf niet terugtreedt, wordt door de classis(commissie) uit zijn dienst gezet. Dat is geen 'terugtreden''meer, dat is 'terugzetten', of gewoon gezegd: ontslaan uit of ontheffen van de ambtsdienst.
Het heet dan 'demissionair zijn' en 'voorlopig nog in functie blijven' en 'de lopende zaken nog behartigen' (zie de Concretisering van het besluit door de classis).
Maar uiteindelijk komt het er toch op neer dat alle broeders - als ze het niet vrijwillig doen - gedwongen worden hun ambt, vroeger of wat later, hier in de gemeente neer te leggen.
Zoals de predikant onvermijdelijk wordt losgemaakt als hij niet vrijwillig zou 'terugtreden'.
Dat komt uiteindelijk neer op een collectief ontslag door een meerdere vergadering.
Dat recht - om ambtsdragers uit hun dienst te ontslaan - komt echter een classis niet toe. Dat recht heeft alleen de kerkenraad, uiteraard niet zonder kennis/goedkeuring van de classis (en bij de predikant ook van de deputaten van de particuliere synode - zie onder 7.1.).
De classis zelf kan het niet doen.
In feite heeft de classis dat in onze situatie wel gedaan.

7.2.3. via de CVM
Onduidelijk is bij dit alles de bevoegdheid van de commissie van de classis, de CVM. Deze CVM heeft van de classis gezag en zeggenschap gekregen om de goede voortgang te dienen van het plaatselijk kerkelijk leven in de gemeente van Kampen-Noord. Dat is een beperkte opdracht. De CVM heeft geen gezag en zeggenschap gekregen terzake van herstel van de broederlijke en zusterlijke samenleving in Kampen-Noord. Als de classis dit gezag en zeggenschap al niet heeft gegeven aan de CVM, dan staat vast dat een veel verder reikende bevoegdheid, namelijk om een kerkenraad te laten terug- of aftreden, zeker niet is toegekend aan de CVM. Het is daarom niet juist wat de classis in de concretisering schrijft:
"Desnoods kan dit besluit genomen worden door de commissie van drie - overeenkomstig de bevoegdheden die de classis haar bij de instelling heeft gegeven. Het laatste zinsdeel is dus onjuist. De classis heeft bij de instelling een beperkte bevoegdheid gegeven.

De classis heeft in wezen zelf het besluit niet alleen genomen maar ook uitgevoerd en opgelegd. Zij heeft in de concretisering van haar besluit de CVM de bevoegdheid gegeven om dit besluit op haar verantwoordelijkheid te nemen.
De CVM doet het op gezag van de classis. De classis zelf is hier dus via de classiscommissie uitvoerder van dat besluit tot 'terugtreding'.

De CVM heeft op een gemeentevergadering beweerd dat de kerkenraad unaniem om deze leiding heeft gevraagd en dat dus zelf heeft gewild. De kerkenraad zou daarmee zelf zijn bevoegdheden uit handen gegeven hebben, in handen van de CVM.
De werkelijkheid blijkt toch anders te liggen. De meerderheid van de kerkenraad heeft destijds buiten ons om tot de hulpvraag aan de classis besloten. Het besluit van de classis om een Commissie de leiding over de kerkenraad te geven is buiten ons om genomen en in feite ons opgelegd.
Wij stonden na dit besluit van de classis voor de keus: of aanvaarden - op éigen gronden - of niet aanvaarden - en wat dan? Moesten wij ons er dan aan onttrekken?
Wij hebben ons toen geschikt en ondanks moeite met de figuur van deze 'curatele' gezegd: wij aanvaarden het gezien de beperkte taakstelling die de commissie heeft als ook gezien de beschermende invloed die zo'n commissie kan hebben in een zo verdeelde kerkenraad en gemeente (zie bijlage 14).
Van die beperkte taakstelling is men nu wel heel ver afgeweken. De taak van de CVM en haar bevoegdheden zijn wel verregaand opgerekt als ze namens de classis ambtsdragers van hun dienst mag ontheffen.

7.2.4. buiten ons om
De CVM heeft op maandag 27 september besloten ons te ontheffen van onze ambtelijke taken. Voorlopig nog even met uitsluiting van het nodige kerkenraadswerk ten behoeve van de afwikkeling van het besluit en andere bijzonderheden. Maar per ingang van die dag zijn de ambtelijke taken ons afgepakt per besluit van de CVM.
Van te voren hadden wij als minderheid de CVM duidelijk gemaakt dat wij nader beraad nodig hadden. Gezien het ingrijpende karakter van de zaak konden wij ons die maandag nog niet uitspreken over het besluit van de classis en de bijbehorende stukken (die wij de vrijdagavond daarvoor pas hadden gekregen) en hebben wij tijd gevraagd voor beraad. Daarom hebben wij ons afgemeld voor de kerkenraadsvergadering die maandag hiervoor belegd was (bijlage 24).
Zonder onze aanwezigheid heeft de CVM toen deze avond met elf (van de 24) broeders van de raad besloten dat alle leden van de kerkenraad met diakenen met ingang van dat moment terugtreden. Gezien het aanwezige aantal (minder dan de helft) zou je vragen kunnen stellen bij de wettigheid van deze vergadering en de besluiten die daar genomen zijn.
De elf broeders van de meerderheid konden zich vinden in het besluit tot 'terugtreden'. De CVM heeft het voor de afwezigen besloten (bijlage 25).
Voor ons gevoel een vreemde gang van zaken. De dag daarop werden wij overvallen met het bericht dat wij van onze ambtelijke taken ontheven waren (bijlage 26). De predikant kreeg het voor het eerst die morgen telefonisch te horen van een journalist van het Nederlands Dagblad om het daarna via zijn email gewaar te worden (bijlage 27).
Opvallend is de grote haast waarmee de CVM bet besluit van de classis heeft uitgevoerd: binnen drie dagen nadat wij het classisbesluit onder ogen hadden gekregen. Tijd voor beraad over het ingrijpende classisbesluit werd ons niet gegund.

Wij beschouwen dit alles als hiërarchie: heerschappij voeren van boven af. Iets wat het gereformeerd kerkrecht vreemd dient te zijn.
Kerkrechtelijk is de classis hiermee op een hiërarchische toer gegaan: het heerschappij voeren over de plaatselijke kerk en haar ambtsdragers.

7.2.5. buiten de gemeente om
Het hiërarchisch optreden van de classis komt ook uit in het feit dat de classis via de classiscommissie alle ambtsdragers naar huis heeft gestuurd zonder dat de gemeente er ook maar enigszins in is gekend of geraadpleegd. Alles is volledig buiten de gemeente om geregeld en zo opgelegd. De gemeente wordt overvallen met voldongen feiten die achteraf worden uitgelegd.
Daar staat nu de gemeente: al haar ambtsdragers op maandag 27 september 2004 'teruggetreden'. Een kerk zonder kerkenraad, het heet dan 'demissionaire kerkenraad'.
Alleen een CVM heeft het nog voor het zeggen..
In deze tijd wordt zo dikwijls aandacht gevraagd voor de mondigheid van de gemeente. Waar is hier het respect voor de bruid van Christus? De bruid die mondig mag zijn door het geschenk van de Geest - dat onopgeefbare ambt van alle gelovigen? De gemeente is als monddood gepasseerd. Het is ons een raadsel hoe een classis van Gereformeerde Kerken zoiets kan doen.


7.3. Conclusie
Op grond van bovenstaande overwegingen zijn wij van oordeel dat de classis noch de ambtsdienst van de predikant noch die van de ouderlingen en diakenen mocht (doen) beëindigen. Wij achten het in strijd met wat de Schrift leert over het ambt en de roeping daartoe. Ook achten wij het in strijd met wat de kerkorde omtrent de ambten bepaalt.


7.4. Verzoek

Op grond van bovenstaande overwegingen vragen wij de particuliere synode uit te spreken

1. dat de classis ten onrechte de situatie van 'verstoorde verhoudingen' als grond aanvoert om de predikant zijn dienst in de gemeente te Kampen-Noord te (doen) beëindigen;

2. dat de classis onvoldoende heeft onderzocht in hoeverre de meerderheid onwettige redenen zocht om de predikant kwijt te raken;

3. dat de classis de predikant niet van zijn ambtelijke taken had mogen ontheffen;

4. dat de classis de predikant niet van zijn ambtelijke taken had mogen ontheffen zonder medewerking en goedkeuring van de deputaten van de particuliere synode (art. 14 KO);

5. dat de classis de uitspraak dat voor de predikant, als hij niet wil meewerken aan de 'ordemaatregel van terugtreden', de weg naar losmaking wordt voorbereid, niet had mogen doen zonder medewerking en goedkeuring van de deputaten van de Particuliere synode (art. 14 KO);

6. dat de classis geen goede gronden heeft aangevoerd voor haar oordeel dat ALLE ambtsdragers dienden 'terug te treden';

7. dat de classis niet het recht heeft het oordeel dat ambtsdragers hun dienst moeten beëindigen, ook zelf - ook niet via haar CVM - uit te voeren;

8. dat de classis ten onrechte via haar CVM het besluit tot terugtreden van alle ambtsdragers heeft uitgevoerd buiten elf leden van de kerkenraad om;

9. dat de classis met haar besluit dat alle ambtsdragers moesten terugtreden ten onrechte de gemeente heeft gepasseerd.





E.8. 'Eventueel appèl schort de effectuering van het besluit niet op'

8.1 Artikel 31 KO in geding
In de concretisering van haar besluit heeft de classis gesteld: "Een eventueel appèl schort de effectuering niet op, omdat het heil van de gemeente hier in geding is".

Regel in het kerkelijk leven is: je legt je bij besluiten van een kerkelijke vergadering neer, ook hangende het appèl op de meerdere vergadering (in dit geval de Particuliere Synode).
Toch is er in het gereformeerd kerkrecht in dit opzicht ook sprake van één appèl in elke zaak bij zaken van zeer gewichtige aard (Jansen).
Christelijke barmhartigheid en geduld, feeling voor recht maken dat niet al te haastig moet worden gezegd dat je hangende een appèl je moet neerleggen bij de genomen besluiten.
Duidelijk blijft staan het bekende 'Tenzij...' van art. 31 van de KO: de uitspraak zal als bindend aanvaard worden, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met Gods Woord of met de kerkorde.

Het valt op dat de classis hier deze mogelijkheid van art. 31 KO blokkeert met een beroep op 'het heil van de gemeente'.
Het handelen in strijd met de kerkorde wordt verantwoord met het argument dat dit met het oog op het heil van de gemeente is.
Dat is een manier van omgaan met de kerkorde die wij niet kennen. Dat zich onttrekken aan kerkelijke afspraken op grond van wat 'tot heil van de gemeente' wordt genoemd, zien we bijvoorbeeld in de Nederlands Gereformeerde Kerken. Vanuit de Gereformeerde Kerken is dat meer dan eens afgewezen als zijnde een vorm van independentisme.
Wat onder 'tot heil van de gemeente' wordt verstaan, is - juist in conflictsituaties! - een subjectieve zaak. Wat kunnen de meningen daarover verschillen!
Dat geldt zeker in de situatie van Kampen-Noord.
Wij achten dit van de classis dan ook een ongeoorloofde inkorting van het recht van de kerkorde. Hier handelt de classis regelrecht in strijd met art. 31 van de KO.

8.2. 'Het heil van de gemeente'
Wij zijn er van overtuigd dat het besluit van de classis niet dient tot heil van de gemeente.
In dit appèlschrift hebben wij allerlei onrecht aangewezen waardoor de gemeente door (de meerderheid van) haar kerkenraad al tijden lang in verwarring wordt gebracht. Onrecht dat tot twee keer toe ook door de classis is aangewezen.
Naar onze overtuiging sluit de classis van 23 september 2004 voor al dit onrecht de ogen en voegt zij daar zelf nieuw onrecht aan toe, dat de gemeente nog verder in de moeite brengt.
Eenheid en vrede in Christus' kerk worden verkregen door samen te leven bij de genadekracht van het Woord en de Geest, in gehoorzaamheid aan het Woord van God en naar het recht van zijn geboden.
De classis heeft in wezen goedgekeurd dat tuchtwaardige ambtsdragers de verhoudingen in kerkenraad en gemeente onder een ondragelijke druk zetten en dat zij het vervolgens voor elkaar krijgen dat trouwe ambtsdragers van hun ambt worden ontheven.
Dat kan niet tot heil van de gemeente zijn. Het leidt de gemeente eerder nog verder in het moeras.
Er wordt door de classis niets 'opgelost' en het kwaad dat wij hebben aangewezen, woekert maar voort. De gemeente zal dit in de toekomst dubbel terug krijgen.
Voorgangers en gemeente - en in het verlengde daarvan ook de classis - zijn geroepen om aanwijsbaar kwaad in haar midden niet toe te laten. Denk aan 2 Thessal. 3:6.
Hoe zou de gemeente ooit zo avondmaal kunnen vieren als al het door ons genoemde kwaad een goedgeprate plaats in het midden van de gemeente krijgt en broeders die zo verkeerd handelen, ongehinderd hun gang kunnen gaan?
Wij achten het ondenkbaar voor het aangezicht van de Here, de heilige Gastheer van deze tafel.

8. 3. Conclusie
Op grond van bovenstaande overwegingen achten wij het besluit van de classis in strijd met de kerkorde.
Als een besluit in strijd is met de kerkorde, hoef je de rechtsgeldigheid hiervan niet te aanvaarden en het besluit ook niet uit te voeren. Dat is een legitieme mogelijkheid in ons kerkrecht. Het kan zelfs plicht zijn om het besluit niet uit te voeren!
Wel dient men dan tegen de uitspraak in appèl te gaan bij de meerdere vergadering (in dit geval de particuliere synode).
Hetgeen wij bij dezen doen.


8.4. Verzoek

Op grond van bovenstaande overwegingen vragen wij de particuliere synode uit te spreken

1. dat de classis in strijd met artikel 31 KO heeft gehandeld door te stellen dat een eventueel appèl op de meerdere vergadering effectuering van het besluit niet opschort;

2. dat de minderheid van de kerkenraad het recht had om het besluit van de classis niet uit te voeren en de ambtsdienst te blijven vervullen, omdat zij in appèl ging bij de particuliere synode;

3. dat de minderheid van de kerkenraad het recht had om het besluit van de classis niet uit te voeren en de ambtsdienst te blijven vervullen, ook omdat aan het classisbesluit kerkrechtelijke gebreken kleven.





E.9. Het besluit van de Classis niet uitgevoerd

Zoals wij hierboven hebben aangegeven achten wij het classisbesluit in strijd met wat de Schrift ons leert over een rechtvaardige rechtspraak. Zie bijvoorbeeld Deut 13:14 (terdege onderzoek doen); Deut 19:18 en 19 (beschuldigingen nauwkeurig onderzoeken) en 2 Kron 19:6,7 .
Ook is naar ons oordeel de uitspraak in strijd met wat de Schrift ons leert met betrekking tot het ambt en de roeping daartoe.
Verder achten wij het in meer dan één opzicht in strijd met de kerkorde.
Om al deze redenen hebben wij het besluit van de classis van 23 september 2004 en het daaruit voortvloeiende besluit van de CVM niet uitgevoerd.
Wij zijn niet 'teruggetreden', wij hebben ons ambt niet kunnen neerleggen.
Wij achtten het namelijk voor God en zijn gemeente niet verantwoord om ons aan de roeping van ons ambt te onttrekken.
De classis heeft geen goede reden aangedragen waarom wij geroepen zouden zijn om ontheffing uit deze dienst te vragen.
Daarom hebben wij, in tegenstelling tot de teruggetreden meerderheid, onze ambtsdienst onverkort voortgezet en de gemeente gevraagd zich te blijven toevertrouwen aan onze ambtsdienst.


F. Afsluiting

F.1. Verklaring van br. R. Visscher

Br. R. Visscher, één van de ondertekenaars, laat het volgende weten.
Hij is 4 januari 2004 bevestigd in het diakenambt.
Tot oktober 2004 heeft hij zich 'neutraal' opgesteld en zich noch bij de 'meerderheid' noch bij de 'minderheid' willen aansluiten in afwachting van de classisuitspraak.
In januari 2004 heeft hij aangegeven dat hij zich niet kan vinden in de motivatie van de meerderheid van haar hulpvraag bij de classis.
Na twee en een halve maand buitenslands geweest te zijn kwam hij eind september terug.
Door de classisuitspraak van 23 september gedwongen een keus te maken heeft hij 4 oktober in de KMD verklaard niet zijn ambt te kunnen neerleggen ('terugtreden').
Na zich over de situatie beraden te hebben heeft hij zich 4 november bij ons aangesloten.
Gezien de tijd dat hij in de kerkenraad heeft meegemaakt, van 12 januari 2004 tot 4 oktober 2004, onderschrijft hij dit appèlschrift.

F.2. Tenslotte

Met dit appèlschrift hebben wij onze bezwaren tegen het classisbesluit aan uw vergadering voorgelegd.
Wij hopen en bidden dat uw vergadering met een rechtvaardige en wijze rechtspraak een weg mag openen die de oorzaak van de breuk die in Kampen-Noord ten gevolge van dit classisbesluit geslagen is, kan wegnemen. Een weg die mag leiden tot herstel van de eenheid op het fundament van de Christus van de Schriften en de Schriften van de Christus.

Wij bidden uw vergadering in al haar werk de wijsheid en de leiding van Gods Geest toe.


Met broedergroeten,


Diaken J. Boersma
Ouderling A.J. Both
Diaken J. A. Hartman
Ouderling J. Hoksbergen
Ds. E. Hoogendoorn
Ouderling A. Louwerse
Diaken K. H. Poll
Diaken R. Visscher
Ouderling E. Vogel
Ouderling J.A. de Wit




Bijlage bij: Appelschrift (Buitengewone) Particuliere Synode Overijssel 2004/2005

Passage uit:
"Aanvullingen bij gemaakte opmerkingen op hoorzitting van 21 januari 2005 van de Commisie
(Buitengewone) PS Overijssel 2004-2005"
Van: de Raad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord (scriba J.A. de Wit)
Datum: 4 februari 2005


2. 'Liefdesverklaring richting predikant'
Steeds maakt de meerderheid zich sterk met de zogenoemde 'liefdesverklaring' die de kerkenraad heeft uitgesproken richting ds. Hoogendoorn.
Van onze kant is opgemerkt dat deze wóórden niet strookten met de woorden en dáden van veel broeders.
Ons wordt verweten dat we denken dat men een hetze tegen de predikant voert; we zouden verstrikt zitten in de idee van een 'complottheorie'.
Afgezien van de gebruikte uitdrukkingen willen wij hier nu naar voren brengen hoe broeders vanuit de meerderheid zich op verschillende manieren binnen de kerkenraad en daarbuiten hebben opgesteld tegenover de predikant.
Wij geven eerst enkele verklaringen van broeders kerkenraadsleden uit ons midden door (2.1.)
Vervolgens geven we verschillende ervaringen door uit de kring van de kerkenraad (2.2.)
Dan wijzen we op een viertal verklaringen vanuit de gemeente die in dezen voor zich zelf spreken (2.3.)
Daarna voeren wij nog een voorbeeld aan dat in dit verband voor een juiste beeldvorming van belang kan zijn (2.4.).
Wat het zwart op wit noemen van concrete namen betreft beperken we ons zoveel mogelijk uit het oogpunt van bescherming. Desgevraagd kunnen we ze u geven.


2.1. Informatie vanuit de kring van de kerkenraadsleden
2.1.1. Allereerst een verklaring van br. H.
"Aanvulling op verslag hoorzitting
Na lezing van het verslag heb ik de behoefte om het door mij gestelde onder het kopje `persoonlijke nabeschouwing` breder en concreter toe te lichten.
Het totale tijdperk wat tijdens de hoorzitting besproken is valt voor mij uiteen in een aantal periodes;
1. De periode voor september 2003 als gewoon kerklid.
2. De periode van voorgedragen als ouderling tot moment van bevestiging.
3. De periode als ouderling bevestigd tot de januari vergaderingen.
4. Na de januari vergaderingen

Tijdens de eerste periode ben ik door een paar KMD leden aangesproken dat men mij wilde voordragen. Tijdens deze gesprekken is niet over de inhoud van de problemen gesproken, maar wel gezegd dat er mensen nodig waren die bereid zouden zijn om daadkrachtig het probleem aan te pakken. Wat het probleem precies was bleef onduidelijk. Enerzijds werd geduid op inhoudelijke geschillen binnen de raad. Mij is drie keer door KMD leden verteld dat Ds E. H. in ieder geval weg moest.
Concrete opmerking van een ouderling na een gemeentevergadering: "Vanaf nu zal hij alles doen wat wij willen anders kan hij opzouten"( duidend op de dominee).
Tijdens de tweede periode hebben twee KMD leden onomwonden gezegd dat in ieder geval eerst Ds. E. H. eerst weg moest.
Tijdens de derde periode is wel heel duidelijk geworden hoe enkele KMD leden het wilden oplossen. Er moest een KMD komen met bestuurlijke kwaliteit en daadkracht. Om dit te bereiken moest in ieder geval de dominee weg, maar ook andere KMD leden. Concrete opmerking van een ouderling ( bij herhaling) :" Deze dominee en die ouderling weten niet wie Jezus is, als Zijn naam valt weten zij niet waar het over gaat".

De vraag wat er nu aan de hand was en hoe het verder zou gaan heeft mij lang bezig gehouden.
Met name in de periode van overwegen om het ambt te aanvaarden leefde de gedachte dat er inhoudelijk grote verschillen waren en daarnaast individuele ambtsdragers die zich voorgenomen hadden de dominee weg te werken
Een stellingname was dan ook niet mogelijk. De keuze om op 17 december 2003 wel te conformeren was een eerste keuze.
Het werd mij eerst na de januari vergaderingen duidelijk dat alles wat er gezegd was tijdens bovengenoemde gesprekken niet louter als incident gezien kon worden.
In gesprekken met KMD leden die ik later gevoerd heb kwamen wij vaak op principiële geschilpunten terecht.
Onder andere bleek er dan verschil van mening als het ging over ambt ( of anders gezegd beroep en/ of functie) en ambts uitoefening, en het bestuur van de kerk."

2.1.2. Dan een verklaring van br. H (diaken):
'Het is mij persoonlijk overkomen dat ik in mei 2002 een broeder ouderling feliciteerde met z'n bevestiging in het ambt, en wat gepraat te hebben met elkaar op straat. Dat deze broeder aan het eind van het gesprek zei: het eerste wat er moet gebeuren is ds. Hoogendoorn er uit.
Ik snapte op dat moment niet wat deze broeder bedoelde. Maar na een tijdje kwam ik er wel achter wat hij bedoelde. Ik wil hiermee aangeven dat was dan al in 2002. Dat ik zoiets uit een mond van een broeder ouderling moest horen."

2.1.3. Vervolgens een verklaring van br. V:
"Hierbij de letterlijke opmerking van de wijkouderling toen hij bij ons op de bank zat en vertelde dat ik op tal stond.
'E., we hebben je nodig, het moet nu maar eens afgelopen wezen.................'
Hij verwachtte dat ik aan hun kant zou staan. Dat bleek al gauw, omdat ik na verkozen te zijn, bij hem thuis "bijgepraat" ben. En dat was alleen maar negatief over de persoon Hoogendoorn. We zijn het zat, enz, enz......"


2.2. Verdere ervaringen binnen de kerkenraad
2.2.1. Meer dan eens zijn na de uitspraak van de classis van november 2003 door broeders op de kerkenraad uitspraken gedaan in de trant van: jammer dat we aan het eind van het Zomertraject de zaak niet afgewerkt hebben. Toen hebben we de kans gehad maar niet doorgezet . Hadden we het toen maar gedaan.
Voor alle duidelijkheid: het ging om het aanpakken van de predikant.

De dag nadat de classis van febr/april 2004 besloot dat onze predikant niet (langer) van de preekstoel mocht worden geweerd verklaarde een ouderling: "We moeten het er straks in ieder geval over hebben, want anders zitten we tot aan z'n emeritaat aan hem vast".

Bij herhaling is door verschillende broeders verklaard, tot en met rond de mediation: voorwaarde voor een gezamenlijk doorgaan als kerkenraad is dat de predikant weg moet.

Ook mailtjes die broeders ons gestuurd hebben zeggen iets van de houding richting de predikant.
In een mail van 21 juni 2003 zegt een ouderling een gegeven moment: 'U hebt naar mijn overtuiging een persoonlijkheidsstoornis die het u niet mogelijk maakt de dingen meer helder te onderscheiden'.
In een mail naar aanleiding van het mislukken van de mediation verklaart een ouderling o.a. het volgende tegen de ouderlingen en diakenen van de minderheid: 'Mijn relatie met Hoogendoorn is onherstelbaar beschadigd. Ik wil en kan hem nog wel zien als broeder in Christus, maar ik denk niet dat het mij lukt om zijn persoon los te zien van wat hij hier in Kampen-Noord heeft kapotgemaakt. M.a.w. ik verwacht hem tegen te komen in de hemel, maar wil hem op aarde liever niet meer ontmoeten'.
Twee maanden later (1 september 2004) verklaart deze ouderling 'het contact met ons allen zoveel als mogelijk te mijden. 'Tijdens de kerkenraadsvergaderingen zal ik jullie nog moeten dulden, maar ik zal geen voet meer in de Eudokiakerk zetten zolang deze belemmering tussen ons staat'. (Het raakte een brief die wij naar de Cv3 hadden verstuurd).

2.2.2. Meer dan eens is door meerderen op de kerkenraad de predikant het verwijt gemaakt dat hij het jeugdbeleid zou traineren. Dat is verschillende keren weersproken van onze kant.
Toen weer een van de broeders dat verwijt maakte is dat in een persoonlijk gesprek doorgesproken waarop dat verwijt is teruggenomen.
Binnen het traject met Van Bruggen/Dijkstra is dit verwijt voor de zoveelste keer herhaald. Het is toen door de predikant als laster aangemerkt met verwijzing naar de keren dat het eerder besproken en weerlegd is. Op verzoek van de broeders Van Bruggen/Dijkstra is er toen door ds. Hoogendoorn een schriftelijke verantwoording afgelegd met een overzicht van de gang van zaken in dezen. (Die verantwoording vindt u in bijlage . met een korte reactie daarop van de betreffende broeder die het verwijt maakte.)
De broeders Van Bruggen/Dijkstra volstonden in hun eindrapportage met de opmerking dat de tekst van het oorspronkelijk kerkenraadsbesluit niet achterhaald kon worden en dat zij daarom deze zaak onbeslist moesten achterlaten.
Het na de verantwoording van ds. Hoogendoorn nog steeds volgehouden verwijt is één van de voorbeelden van lichtvaardig veroordelen.
Dit verwijt is ook in de gemeente rondgestrooid blijkens correspondentie van gemeenteleden in 2004 richting de classis.

2.2.3. Tijdens een redactievergadering over het plaatselijk kerkblad in het najaar van 2003 kwam de vraag aan de orde of we een uitnodiging van de vereniging Contrario zouden plaatsen of niet. Toen ds. Hoogendoorn aangaf dat hij zoiets persoonlijk niet zou doen vanwege het controversiële karakter van deze vereniging (conform het tot nog toe gevoerde redactiebeleid) werd hem door de aanwezige ouderling verweten dat zo'n opstelling precies past in het rijtje dat we
- als Gereformeerde Kerken om de materie heenlopen
- als Gereformeerde kerken net doen alsof we van niets weten
- of dat we de suggestie meegeven om een andere kerk te zoeken
- kortom we zijn er verlegen mee.
Hij had bij de predikant weinig van enige pastorale zorg gemerkt. In plaats dat wij onze homofiele broeders en lesbische zusters in liefde een veilige haven bieden binnen de gemeenschap der heiligen worden zij afgeserveerd.
Door het niet plaatsen van de uitnodiging zouden we deze broeders en zusters het bos in sturen.

De broeder is op deze verwijten bij herhaling aangesproken en gevraagd de beschuldigingen weg te nemen. Dat is niet gebeurd.

Vervolgens wordt in diezelfde tijd ds.Hoogendoorn door een broeder uit de gemeente gebeld. Deze geeft verontwaardigd aan dat de(zelfde) ouderling tegen hem had beweerd dat ds.Hoogendoorn de homofiele broeders en zusters het liefst de gemeente uit wil hebben.
Uiteindelijk wordt het door de ouderling hierop teruggebracht, dat hij in het gesprek met de betrokken broeder de zaak rond Contrario alleen heeft aangehaald als voorbeeld van een visieverschil tussen hem en de predikant, een visieverschil op het punt hoe je met homofiele broeders en zusters omgaat.
Ook dat laatste is door ds.Hoogendoorn als onterecht aangewezen bij de ouderling.
De zaak ligt er nog steeds en is niet afgerond.

Het illustreert hoe er onderling binnen de kring van de kerkenraad tot in de gemeente wordt gewerkt met zwartmakerij.

2.2.4. Door verschillende broeders is de predikant ervan beschuldigd dat hij een sollicitant voor de kosterspost had geweerd omdat het om een vrouw ging.
Om twee redenen was dit uit de lucht gegrepen. In de eerste plaats omdat bij de procedure niet een mening van de predikant aan de orde was maar een mening van een agendacommissie (waarom nadrukkelijk was gevraagd). In de tweede plaats ging het in de mening van de agendacommissie volstrekt niet om het feit dat de sollicitant een vrouw was maar speelden andere overwegingen.
Later wordt dit weer door een lid van de kerkenraad naar voren gebracht als een van de bewijzen dat de predikant niet goed functioneert als hij zo op z'n eigen houtje opereert en dergelijke procedures blokkeert.
Als dat met de ouderling wordt besproken trekt hij de bewering schriftelijk op de kerkenraad terug.
Intussen is het rondgestrooid in de gemeente en zingt het verwijt nog steeds rond tot in correspondentie vanuit de gemeente richting de classis.

2.3. Verklaringen van gemeenteleden
2.3.1. Op de gemeentevergadering van 23 januari 2003 heeft br. M een brief van zijn hand laten voorlezen waarin hij zijn zorg uit over de mogelijkheid van het 'eenzijdig treffen van beperkende maatregelen van onze predikant ds. Hoogendoorn in zijn ambtswerk'. Hij schrijft dan: En ik hoop en bid dat de gemeente en de dominee voor deze maatregelen worden gevrijwaard. De kerkenraad zal kunnen zeggen: "Dat zijn we niet van plan" Broeders kerkenraadsleden ik ben er niet gerust op. Als in de kring van uw raad al maanden geleden gesproken wordt van: "Dominee Hoogendoorn moet weg". De kerkenraad zou kunnen zeggen "Dat is niet gezegd". Ik noem dit evenwel niet zomaar, getuigen zijn er. De kerkenraad kan uiteraard zeggen: "Het zal op persoonlijke titel zijn gezegd". Akkoord, maar dit gezegde met [.( worden een aantal zaken genoemd)] heeft bij mij wel een zeer grote wissel getrokken op de betrouwbaarheid van de meerderheid van de kerkenraad". (Bijlage...)

2.3.2. Uit een brief van een ex-kerkenraadslid (Br. B) d.d. 26 augustus 2003, waarin grote teleurstelling wordt uitgesproken in reactie op het door de kerkenraad gepubliceerde rapport (Van Bruggen/Dijkstra), citeren we het volgende:
"Met mijn jarenlange ervaring binnen uw college weet ik maar al te goed hoe het er bij u toegaat. Het is daarom dat ik het onrechtvaardig vind dat de communicatieproblemen uitsluitend aan de predikant worden toegeschreven.
Broeders reeds jarenlang bent u, althans een belangrijk deel binnen uw college, bezig om het kerkenraadswerk van uw predikant te bemoeilijken.
De spanningen binnen het college gedurende de laatste jaren hebben geresulteerd in het feit dat enkele oud-ambtsdragers om gezondheidsredenen ontheffing gevraagd hebben; anderen hebben voortdurend geappelleerd op verdraagzaamheid.
Ingrijpende verschillen van inzicht over allerlei zaken alsmede de wens tot het verleggen van de koers, resulteren in voortdurende problematiek in de besluitvorming.
Over deze verschillen van inzicht, en de enig juiste manier om daar uit te komen, wordt in het rapport niet gerept.
U hebt de oplossing gevonden in de tekortkomingen van de predikant, en hem voor een belangrijk deel buiten spel gezet, zo kunt u de door u gewenste veranderingen binnen de gemeente doorvoeren.
Broeders ik acht het volstrekt onjuist dat u tot dit besluit gekomen bent.
Wat hier gepresenteerd wordt is geen eerlijke voorstelling van zaken.
U geeft aan dat het niet gaat om principiële zaken, zoals prediking, catechese of pastorale arbeid, maar tegelijk heeft u suggestieve opmerkingen t.a.v. bovengenoemde taken, wanneer u spreekt over een proefjaar met allerlei voorwaardelijke beperkingen.
Ik heb getwijfeld om in dit schrijven op alle (omstreden) punten in te gaan, echter ik heb gekozen om u in eerste instantie op hoofdlijnen te wijzen op uw, m.i. foute handelwijze. [..]
Wel acht ik het van belang dat de gemeente op de hoogte wordt gesteld van de werkelijke problematiek die er binnen de kerkenraad en nu ook binnen de gemeente speelt. "

2.3.3. Br. en zr. T hebben een verklaring afgegeven over vergelijkbare ervaringen met broeders van de meerderheid. (zie bijlage ..). De verklaring is gedateerd op 26 november 2004 maar spreekt over ervaringen tot drie jaar terug.

2.3.4. Een zuster uit de gemeente heeft over deze houding naar de predikant een indringende brief gemaild aan het adres van br. Van Middelkoop met afschrift aan de andere leden van de commissie en ook aan kerkenraadsleden. De mail is verstuurd op 28 september 2004. (Zie bijlage ..) Deze zuster kan beschouwd worden als een tolk van heel wat andere gemeenteleden die uit eigen ervaring met broeders ambtsdragers (dus niet op 'roddels' van de minderheid van de kerkenraad) kunnen spreken.

2.4. Nog een illustratief voorbeeld
Er is nog een voorbeeld waaruit blijkt dat deze houding van de meerderheid al veel langer speelt.
In het voorjaar van 2001 had een preekbespreking plaatsgevonden. Uiteindelijk was daarover verslag gedaan in het kerkblad. De kritiek binnen de kerkenraad op de prediking wilde men nadrukkelijk in het kerkblad vermeld zien.
Ds. Hoogendoorn heeft bezwaar aangetekend tegen deze publicatie en terugname er van gevraagd..
Ook vanuit de gemeente zijn daar bezwaren tegen gekomen.
We wijzen op een schrijven van br. (en zr.) K.
Deze broeder wijst er op dat "zelfs alleen burgerlijk gesproken deze publicatie vragen oproept".
En merkt verder o.a. op: "In de kerk leggen wij toch niet lagere fatsoensnormen aan dan in de maatschappij?
Maar u gaat nog verder. U deelt ook mee dat de verschillen die in uw midden leven gemeentebreed aanwezig zijn. Weer vraag ik u: welk doel heeft deze mededeling? Wilde u zo de gemeente voorgaan in de eenheid van het ware geloof? Ik vrees dat u alleen maar tweedracht gezaaid hebt."
De broeder schrijft dan: "Broeders wij zijn van mening dat u met dit kerkenraadsverslag veel schade hebt toegebracht. Schade aan de gemeente: u gaat haar voor in tweedracht, in plaats van in eenheid. Schade aan ds. Hoogendoorn: er rust hierdoor voortaan een zware last op zijn schouder. Schade aan uzelf: u heeft het uzelf heel moeilijk gemaakt om in dezen leiding te geven. Wij roepen u op deze schade zoveel mogelijk ongedaan te maken. Neem dit kerkenraadsverslag uit het midden van de gemeente en erken dat het niet gepubliceerd had moeten worden. ..."
Zie bijlage...)

Toen de kerkenraad weigerde het terug te nemen heeft ds.Hoogendoorn gevraagd de zaak aan de visitatoren voor te leggen. Dit is gebeurd. De visitatoren, ds. R.Tigelaar en ds.R.T. Urban, hebben dit met de kerkenraad besproken. Behalve dat ze aangedrongen hebben op interne bespreking van deze dingen hebben ze de kerkenraad ook te verstaan gegeven dat hij dit verslag "royaal dient terug te nemen".
Vervolgens is hier diverse keren over vergaderd waarbij voortdurend verzet naar voren kwam om gewraakte publicatie terug te nemen. Uiteindelijk heeft de raad volstaan met de volgende passage in het kerkblad van 30 november 2001, zes maanden na de publicatie van het kort verslag: "Er zijn naar aanleiding van dat verslag enkele kritische reacties op dit verslag bij de kerkenraad binnengekomen. De kerkenraad betreurt het dat door de toenmalige weergave aanleiding is gegeven tot deze kritiek. De bespreking is nu afgerond. Wij geven hier de belangrijkste conclusies door, zodat daar duidelijkheid over kan bestaan". (Volgen die conclusies) (Zie bijlage..).*

Zo'n drie jaar later wordt op kerkenraad ds.Hoogendoorn verweten dat hij destijds wel een half jaar heeft zitten steggelen over een enkele mededeling in het kerkblad.

2.5. 'Liefdesverklaring'?
In het licht van het bovenstaande kunt u zich wellicht indenken hoe zo'n verklaring van de meerderheid bij ons overkomt.
En dan te bedenken dat de meerderheid van de kerkenraad het ds.Hoogendoorn verwijt, ook publiek in de gemeente, dat hij niet bereid was om 'die roddels in de gemeente dat ze de dominee willen wegwerken' publiek in het kerkblad te weerspreken.
Nu begrijpt u misschien dat in dit verband door ds. Hoogendoorn het woordje 'genant' werd gebruikt.