Verweer predikant tegen rapport externe adviseurs

 

Verweer ds. E. Hoogendoorn 30 juni 2003
(Verweer mbt analyse van externe adviseurs

Broeders,
 
1. Inleiding
De analyse van de problematiek geeft een tekening van mijn manier van reageren, die mij in een moeilijke hoek manoeuvreert. Iemand die zo getekend is, heeft eigenlijk geen ruimte meer om vraagtekens bij de analyse te zetten. Alles wat je dan nog zegt is gedoemd een zelfverdediging te worden die onvermijdelijk als zelfbeschuldiging wordt gezien.

Toch voel ik mij gedrongen u een aantal zaken voor te leggen. Het onderstaande maakt hopelijk duidelijk waarom.
Ik heb het op schrift gezet. Voor mij zelf kan ik het dan rustig op een rij zetten. En u kunt het geheel overzien en nog eens nalezen.
Vooral als een meerderheid van de kerkenraad zo 'over mij heen valt' als ik ook op de vergadering van 16 juni jl. weer ervoer, valt het mij niet gemakkelijk om maar even direct te reageren en de dingen evenwichtig te verwoorden. Ik heb zeker in zulke situaties daar tijd voor nodig om mijn gedachten goed te formuleren. Ik heb dat al eens eerder gezegd, tijdens de cyclus vergaderingen rond de 'Zomer-affaire'. En daarom al eens eerder schriftelijk mijn gevoelen onder woorden gebracht. Ik doe het nu, in deze beslissende fase van de besluitvorming, opnieuw.

2. Kernprobleem
Wat is het kern-probleem van de moeite?
Is dat inderdaad de wijze waarop ik communiceer bij verschil van mening? De manier waarop ik bij een aantal overkom, zoals centraal staat in de analyse die u voor uw rekening hebt genomen?
M.i. ligt het probleem in werkelijkheid een spa dieper.

Laat ik voorop zetten - en dat niet puur pro memorie! - : ik erken allerlei zwakheden. Ik breng mijn eigen onvolmaakte persoon mee. Ik ben de laatste die dat zal ontkennen.
Naar mijn overtuiging is dat echter in wezen niet de oorzaak van de problemen.
Ik zie de voornaamste oorzaak van de problematiek liggen in de botsing van de visies zelf en in de intolerante houding die ik ervaar van verschillende leden van de raad tegenover mijn overtuiging. Men heeft moeite met mijn overtuiging zèlf.
Ik weet dat dit ontkend wordt. Toch ligt voor mij hier de diepste oorzaak.
Op dit punt verschillen onze meningen en daarom ook - vanzelf - onze analyses, onze conclusies en voorzetten tot een oplossing.

De ervaring dat er sprake is van een zekere mate van selectieve verontwaardiging, bevestigt dit voor mij.
Ik zie die selectieve verontwaardiging in twee opzichten.
Als, om even zo te zeggen, mijn mening welgevallig is, merk ik niet dat anderen veel problemen hebben met mijn wijze van communiceren. Of ik dan een gemeentevergadering over liturgische vernieuwingen leid, of iemand op een gemeentevergadering [de laatste] tot de orde roep, of wanneer we het hebben over de ziekenzalving op een kerkenraadsvergadering, ontvang ik waardering.
Dan krijg ik wel weer van anderen kritiek op mijn wijze van communiceren, van anderen die een andere mening waren toegedaan.
Een ander gegeven is: anderen kunnen het op kerkenraad behoorlijk cru zeggen, aanvallend, neerzettend, rechtstreeks beschuldigend, wegzettend soms met de bijbel in de hand, maar dan wordt daar nauwelijks over gevallen. Een enkele uitzondering daar gelaten.

Er is behoorlijk veel in mijn richting gelanceerd, de laatste jaren.
Slechts een enkele keer heb ik aangegeven dat de beschuldiging te ver ging. Na de nodige aandrang heeft men in sommige gevallen het herroepen.
Als ik een mening vertolk waar men het niet mee eens is, wordt die soms nogal fors afgebrand. Het is wel voorgekomen, zoals de meeste leden van smal zich zullen herinneren, dat zo'n afgebrande mening later door een deskundig ingewonnen advies bevestigd en onderstreept werd. Dan verstomt de kritiek.
Dat is mijn grote moeite: als men mijn mening niet deelt, wordt er vaak gevallen over de wijze van communiceren. Zwakheden worden dan zo maar overtrokken.

Deze ervaringen onderstrepen naar mijn overtuiging dat het in wezen om de visieverschillen zelf gaat.
We dienen van elkaar te accepteren dat ook als je de mening van de ander wel degelijk verstaat, je het nog wel oneens kunt blijven met elkaar. Is een goed compromis niet mogelijk, dan beslist uiteindelijk, naar goed gereformeerd kerkrecht, de meerderheid.
En de minderheid heeft zich er bij neer te leggen. Tenzij.. (art. 31 kerkorde).

Wat mij verweten wordt ervaar ik juist bij een meerderheid van de kerkenraad. Namelijk een wat dwingend en onverdraagzaam optreden. Je wordt zo maar ongeestelijk genoemd als je het met een bepaalde gedachtegang niet eens bent. Zelfs als het [soms achterliggend] idee geen verschil van mening geeft maar over de vorm-waarin verschillend wordt gedacht. Ik denk bijvoorbeeld aan de discussie over 'verootmoediging' en over 'gebed'.
Sterker ervaar ik dit nog als de visies verschillen aan de orde zijn.
Dit zie ik terug in de analyse. Ten diepste dreigt nu iemand aan de kant gezet te worden vanwege het uitdragen van een visie of overtuiging die niet welgevallig is. En dat onder de vlag van 'de wijze waarop [die overtuiging wordt uitgedragen]'.
Waar velen van ons verdraagzaamheid bepleiten, ook bij verschil van mening, bewijzen ze die zelf niet.
Dit gaat veel verder dan mijn persoon. Dit raakt de omgang met elkaar in de kerk en in het kerkverband, waar vergelijkbare verschillen spelen.
De laatste jaren is dat in onze kerkenraad toegenomen door een veranderde samenstelling van de kerkenraad en een toenemende etikettering. Meer dan eens hebben verschillende broeders een afschrijvende houding vertoond. Hoeveel keer is de laatste jaren niet, met verwijten met name in mijn richting, gezwaaid met het neerleggen van het ambt? Zulke dingen roepen de sfeer op van: 'hij er uit of ik er uit'.
Het heeft zelfs de vormen gekregen van de eventuele consequentie van een losmaking, zoals op de laatste vergadering opnieuw en bij herhaling werd genoemd.

Ik heb nu het gevoel, - met de huidige analyse en de daarop gebaseerde conclusies en aanbevelingen, plus de dreiging van een losmaking als het niet verbetert - , dat een soort [verkapte] kerkelijke censuur wordt toegepast puur op subjectieve gronden [nl. op grond van 'hoe hij bij een aantal overkomt'].
Wat denkt u? Het gegeven dat iemand bij een aantal die het niet met hem eens zijn, 'zo overkomt', is zo'n gegeven geen griezelige basis voor zulke verstrekkende maatregelen?
Ik noem het hier als illustratie van de intolerantie die ik als één van de oorzaken van de problematiek noemde.

Dat doordrukken van eigen mening - ook richting anderen - proefde ik laatst weer in de zaak rond de structuurnota. Ik denk aan de kerkenraadsvergadering die kort plaats vond na de gemeentevergadering met de adviseurs over dit onderwerp. Ter sprake kwam de wijze van bespreken van deze zaak in de toekomst met de gemeente. Nadrukkelijk werd gesteld: de kerkenraad had gekozen voor het delegatiemodel; dat staat vast, wat de gemeente er ook van vindt; daar komt de kerkenraad niet op terug; dat mag niet ter discussie staan.
Hoe je ook over de structuurnota zelf mag denken, het gaat mij nu over de aangegeven procedure: de kerkenraad heeft al beslist, de gemeente mag nog ja en amen zeggen. Bezwaren worden zgn 'serieus overwogen' maar bij voorbaat staat vast dat de trein doorgaat.
Is het dan vreemd dat de gemeente - als ze dit zou weten - denkt: waar is de ruimte voor een serieuze discussie, voor een andere mening, voor kritiek, als het van te voren al vast staat dat de kerkenraad die weg gaat?

Het illustreert wat ik bedoel met 'een intolerante houding bij botsing van visies'.

3. Analyse
Ik heb een aantal vraagtekens bij de analyse.
3.1. Er wordt in de 'analyse' gesteld dat de oorzaak van de complexe problematiek niet zozeer in de 'relatie' ligt maar meer in de 'situatie'. Daarom zal ook de focus van de gewenste verandering moeten liggen in het veranderen van de situatie. En zal minder gericht moeten zijn op het willen veranderen van personen.
Er wordt dan vooral op de zwakke vergadercultuur gewezen. Terwijl tegelijk wordt geconcludeerd dat het slechte vergaderklimaat niet is te wijten aan één duidelijke oorzaak, maar dat dit het gevolg moet zijn van een negatieve combinatie van gegevens.
Op de vraag waarom deze situatie is ontstaan kan geen antwoord worden gegeven.

Vervolgens wordt in de analyse wel de predikant als voornaamste oorzaak van de fricties genoemd. Hij zorgt voor een negatieve kettingreactie. Zijn attitude werkt averechts enz.
Op alle genoemde onderdelen wordt dat verwoord.
Dat komt onder het onderdeel predikant sterk naar voren.
Ook onder onderdeel kerkenraad zou het vooral aan de [zijn] leiding liggen
In het onderdeel pastorale situatie komt dit in wezen ook weer terug. Je kunt je afvragen: of dat onderdeel hier ter zake is. Maar als het dan wordt opgevoerd komt de vraag naar voren: wie rekent dan niét met de hier genoemde factoren? De kerkenraad? Indirect, hoe zijdelings ook geformuleerd, wordt hier weer een negatief van de predikant gesuggereerd.
In het onderdeel combinatie wordt vooral de predikant en ook de minderheid negatief neergezet.
En bij de meest bepalende factor blijkt de predikant de hoofdschuldige te zijn.

Conclusie: de oorzaak ligt wel heel eenzijdig aan één kant! Hoe complex de problematiek ook mag heten, duidelijk is dat de predikant de voornaamste veroorzakende factor in de problematiek is. Als preses, als predikant, als pastor.
Ook in de aanbevelingen komt dit terug.
De predikant wordt teruggezet of onder 'curatele' geplaatst.
De kerkenraad wordt dan alleen onder een neutrale technische leiding' geplaatst.

Ik vraag mij af: als de predikant de grote relatieverstoorder en moeite-veroorzaker is vanwege zijn attitude, in prediking, pastoraat en kerkenraad, is het dan werkelijk nog zo complex en niet duidelijk?

Het is haast overbodig te zeggen dat ik deze analyse niet zie corresponderen met wat naar mijn overtuiging het kernprobleem is.

3.2. Ik zet een paar dingen uit de analyse op een rij. Het is een greep uit vele. Uitspraken die mijn wijze van opereren moeten karakteriseren.
- 'de predikant wekt de indruk pastoraal* en in de vergadering te opereren vanuit een set overtuigingen (m.b.t. onderwerpen). Deze overtuigingen worden vereenzelvigd met fundamentele visie en gereformeerd-zijn en leiden daardoor tot een sterke fixatie daarop met als gevolg dat er minder verwerking is van de specifieke omstandigheden van personen die juist pastoraal belangrijk zijn' [*dit is later door de adviseurs weggelaten en dus teruggebracht tot alleen 'in de vergadering'. Dat moest wel want hun waarneming was uiteraard beperkt gebleven tot die vergaderingen. Het laat onverlet dat de kerkenraad ook achter deze eerste versie was gaan staan].
- 'een meer op onderwerpen dan op personen gerichte attitude'
- 'een set overtuigingen die [.] niet duidelijk "vertaald" wordt naar de actuele situatie en een volgende generatie'
- 'zich onbereikbaar maakt voor kritiek die op verbetering gericht is door te snel en soms ten onrechte gebruik te maken van objectiverende visies op kerk, jeugd, gevoel enz.'
Uit de vertrouwelijke toevoeging:
- 'opererend vanuit een aantal niet open bespreekbare en als confessioneel gekenmerkte standpunten'
- 'wanneer de benadering vanuit de 'normen' in prediking en pastoraat geen rekening houdt met de eigen tijd en een specifieke situatie'.

Ik vraag u: wilt u hiervan voorbeelden geven?
- Welke overtuigingen heb ik vereenzelvigd met fundamentele visie en gereformeerd-zijn?
- Wanneer heb ik de specifieke omstandigheden van personen die juist pastoraal belangrijk zijn, niet verwerkt?
- Bij welke onderwerpen heb ik personen geen recht gedaan?
- Kunt u aangeven dat een set overtuigingen niet duidelijk vertaald wordt naar de actuele situatie en een volgende generatie?
- Wanneer heb ik mij onbereikbaar gemaakt voor kritiek die op verbetering gericht is door te snel. [enz.]?
- Wanneer heb ik gewerkt met objectiverende visies op kerk, jeugd, gevoel enz.?
- Welke standpunten kunt u noemen die bij mij niet open bespreekbaar waren?
- Welke standpunten zijn bij mij als confessioneel gekenmerkt, die dat niet waren[!]?

U legt hier een aantal verwijten op tafel die heel diep gaan. Zowel persoonlijk als inhoudelijk!
Mijn grote vraag is: waar hebt u dit op gebaseerd?
Ik zag nu graag man en paard genoemd. Met concrete voorbeelden er bij.
Om dergelijke verregaande beweringen te staven.

3.3. In dit verband wil ik één illustratie geven uit de vergadering (ik dacht van 16 juni). Een illustratie die laat zien hoe gemakkelijk men mij in een hoek kan zetten waar ik niet in zit.
Er werd beweerd dat de figuur van de preekwerkgroep volgens mijn verklaring onschriftuurlijk zou zijn.
Ik heb me verbaasd over een dergelijke bewering. Wat ik daarover gezegd heb, heeft de hele toenmalige kerkenraad kunnen lezen en iedereen kan het vandaag nalezen in mijn stuk 'Overwegingen rond de pwg' gedateerd 10-06-2000. Het blijkt een volstrekt onterechte bewering te zijn . Mijn stuk laat nl. het tegendeel zien. Ik heb daarin de voor- en nadelen op een rij gezet, mijn twijfels over het nut van de pwg omschreven en tenslotte gezegd: 'de prediker die er behoefte aan heeft, hij ga z'n gang. Misschien heeft hij er gemak van, en dat langer dan een probeer-jaar. Voor mij zelf voegt het niets toe aan de mogelijkheden die we al hebben. Ik vind het eerder hinderlijk en storend bij de voorbereiding van de preek, alsook tijdrovend'. Meer niet!

Het onderstreept de noodzaak dat beweringen worden nagetrokken en gestaafd.

3.4. Ik spreek nu de kerkenraad (met diakenen) aan op de analyse. De kerkenraad heeft zich er voor verantwoordelijk gesteld, omdat hij (in grote meerderheid) deze analyse van de adviseurs voor zijn rekening heeft genomen. Zowel in het allereerste concept - 12 mei, als in tweede voorlopige eindversie 16 juni, als ook nu - naar ik verwachten mag - de definitieve eindversie.
Ook al hebben de adviseurs bepaalde uitspraken ingetrokken en verzacht, de kerkenraad blijft in meerderheid mijn werk hiermee integraal diskwalificeren op een fundamenteel aspect dat bij alle werkzaamheden een grote rol speelt: de wijze van overdracht.
Een fundamenteel aspect, immers, dat stempelt uiteraard prediking, pastoraat, catechese en mijn aandeel in het kerkenraadswerk, dus alles.
Ik stel u de vraag: hoe zou een predikant nog vruchtbaar kunnen werken in de gemeente als een kerkenraad zo integraal en zo diepingrijpend het functioneren van deze medeambtsdrager (ook publiek) afkeurt?
Helemaal als er ook nog gesteld wordt dat de kerkenraad het nog een jaar wil proberen, maar als dat niet naar tevredenheid uitpakt, de man dan wordt losgemaakt?

3.5. In dit verband komt het bij mij wel wat opportuun over als er met de korte en fermere remedie van de losmaking nog maar even gewacht moet worden omdat het anders bij classis of gemeente wel erg "opeens" aankomt. Er wordt dan wel keurig 'neutraal' gezegd: 'een kerkenraad of een predikant of beiden zou moeten verdwijnen', maar ieder kan uit de stukken lezen en elke aanwezige broeder in die bewuste vergadering kan weten dat het vooral om de predikant ging!
[vertrouwelijk werkverslag pag. 4)

4. werkwijze adviseurs
Regelmatig is mij de laatste tijd voor ogen gehouden hoe ik nog zo halsstarrig kan blijven ontkennen terwijl nu tot twee keer toe deskundige adviseurs het oordeel van de kerkenraad hebben bevestigd.
Ik wil daarover het volgende kwijt.

4.1. Het feit dat diverse kerkenraadsleden voortdurend allerlei insinuaties en verwijten richting mijn persoon maakten, was destijds voor mij binnen de AC de aanleiding om ondanks aarzelingen van anderen door te zetten er een agendapunt van de maken op de kerkenraad. Het leek mij noodzakelijk om deze dingen open en eerlijk met elkaar te bespreken.
Dat heeft in mei 2002 de kerkenraad doen besluiten tot het inroepen van hulp van buitenaf.
Mijn bezwaar tegen de Zomer-interventie was o.a. en met name dit: er wordt hulp ingeroepen vanwege allerlei ongenoegen met name in mijn richting, zonder dat er eerst hierover met elkaar gesproken is.
Toen het plan-Zomer bij voorbaat stelde dat mijn functioneren onderdeel van het probleem was ben ik om die reden uiteindelijk afgehaakt: ik was al veroordeeld voordat er deugdelijk geanalyseerd was. Zomer is afhankelijk geweest van de meningen van de meerderheid en heeft mij na de eerste sobere informatieve contacten niet meer gehoord.
Op zijn advies kan de kerkenraad zich dus moeilijk beroepen.

4.2. Nu het advies van onze huidige adviseurs.
Ik ben teleurgesteld over een aantal zaken, die ik ook in de gesprekken met hen over hun rapport heb aangegeven. Ik noem de volgende zaken.
4.2.1. Een eerste moeite is, dat zij in zo korte tijd en op zo'n wankele basis aan eigen waarneming en ervaringsmateriaal, tot zulke verregaande conclusies komen.
Er is eerst een informatieve ontmoeting geweest met een delegatie uit ons midden.
Vervolgens hebben ze een enquête gehouden die uiteraard gedomineerd wordt door de meerderheid.
Daarna is er een vergadering geweest waarin de procedure/advies-actieplan is afgesproken . Uit deze vergadering is niet of nauwelijks materiaal gekomen voor een analyse van mijn functioneren. Materiaal voor die analyse gaven alleen de drie vergaderingen over inhoudelijke zaken als 1. structuurnota 2. shoppen en 3. jeugdbeleid
Na de eerste twee vergaderingen hierover hadden de adviseurs volgens hun zeggen in principe al voorlopige analyse en conclusies getrokken. In de derde vergadering werd die naar hun gevoelen bevestigd.
In wezen was dus de analyse al na twee vergaderingen min of meer rond!
Daarbij noteer ik dat de tweede vergadering een praktisch organisatorisch onderwerp had (de structuurnota/delegatiemodel) zonder dat er principiële argumenten in de discussie zijn aangedragen. Bij dit onderwerp is, althans van mijn kant, niet gesproken over normen of confessionele overwegingen. Ik heb het praktisch organisatorisch gehouden.
Dat zou inhouden dat de adviseurs in wezen na één vergadering over een onderwerp waarbij argumenten van principieel karakter in de discussie meespeelden, al hun verregaande eerste conclusies {als hierboven onder 3.2. aangehaald) hadden getrokken, ook al heetten ze toen nog voorlopig'.
De gemeentevergadering gaf hun geen stof voor hun analyse ten opzichte van mijn optreden.
De eigen waarneming is dan wel heel erg beperkt.

4.2.2. Toen hun analyse en conclusies voorlopig op schrift waren gesteld zijn ze met mij besproken. Er is niet één persoonlijk gesprek met mij geweest voordat de voorlopige analyse op schrift is gesteld. Er is van te voren niets nagetrokken van de verwijten die in mijn richting vanuit de kerkenraad zijn gedaan. 'Wederhoor' had nog niet plaats gevonden.
Ik stond toen direct voor het blok van verregaande taxaties van mijn persoonlijk optreden die zwart op wit stonden en zo waren geformuleerd dat serieus open bespreken van de gegeven kritiek niet meer mogelijk was. Ik zou namelijk niet open staan voor kritiek enz. Bij voorbaat was elk verweer daardoor gedoemd om het opgeplakte etiket alleen maar te bevestigen.
En dat waar de problematiek zo complex was en zo'n diepe geschiedenis heeft van verscheidene jaren. Ik was al volledig in de trant van de verwijten van de meerderheid veroordeeld voordat ik nog iets zeggen kon.
Kritische vragen en opmerkingen van mijn kant in hun richting zijn voor een groot deel onbeantwoord gebleven. Slechts enkele opmerkingen zijn in het rapport verwerkt.

4.2.3. Een kernbezwaar tegen hun analyse is dit:
de verwijten en beschuldigingen vanuit de kerkenraad worden niet zorgvuldig gewogen en beoordeeld, maar heel vlot aangenomen.
Ik mis de analyse van het gedrag van de overige leden van de kerkenraad en het wegen van de verwijten van deze kant aan mijn adres.
Hun evaluatie verraadt een onkritisch overnemen van de verwijten van die kant.
Ik heb dat breder aangegeven en naar mijn overtuiging ook aangetoond, in een evaluatie van hun rapport, die ik hun eerder heb voorgelegd.
Ik verwijs daarvoor naar de BIJLAGE, die u hierbij ontvangt.

Mijn conclusie is concreet: de evaluatie van de adviseurs is niet objectief. Er is eenzijdig naar mij gekeken. De verwijtende en negatieve opstelling van verschillende sprekers wordt niet of nauwelijks genoemd.

4.3. Kerkenraadsleden hebben mij nog al nadrukkelijk gewezen op het feit dat ook deze beide adviseurs de mening van de meerderheid deelt.
Normaal zou een objectief oordeel van een buitenstaander ook gewicht in de schaal mogen leggen. Uit het bovenstaande kunt u concluderen dat ik dat in dit geval geen sterk argument acht.

5. Waarom mij niet bij [analyse en] aanbevelingen neergelegd?
Persoonlijk heb ik dat heel goed overwogen: zouden we het zo niet kunnen proberen om enigszins uit de vastgelopen situatie te komen? Ook al wordt voor mijn gevoel mij onrecht aangedaan, is het dan niet beter onrecht te lijden dan een mogelijk uitslaande brand van de kerkenraadsproblematiek midden in de gemeente te krijgen.
Toch acht ik die keus niet verantwoord.
Ik kan mij namelijk niet aan de indruk en overtuiging onttrekken, dat ten diepste niet de persoon in geding is, maar de zaken waarover verschil van mening is en de wijze waarop met zulke meningsverschillen door de kerkenraad wordt omgegaan [zie wat ik onder 2. kernprobleem heb gezegd].
En juist dat probleem speelt niet alleen binnen de kerkenraad maar ook binnen de gemeente.
Uw handelen naar mij toe biedt niet alleen voor het uitdragen van mijn overtuiging geen ruimte meer. Impliciet zet u daarmee naar mijn overtuiging een niet onbelangrijk deel van de gemeente aan de kant.
Zelfs al zou ik nu zwijgen, dan zouden, naar mijn persoonlijke inschatting, heel wat gemeenteleden zich mee aan de kant geschoven voelen en u daarop aanspreken.
Juist vanuit mijn verantwoordelijkheid voor héél de gemeente spreek ik nu en spreek ik u aan.
Ik besef heel goed dat een groot deel van u deze reactie en houding van mij ronduit schadelijk voor de gemeente vind, omdat er grote onrust in de gemeente van kan komen.
Ik vrees, gezien mijn ervaringen met de gemeente rond de Zomer-affaire, dat die onrust en verdeeldheid er zeker zo goed komt als ik - stel dat ik dat voor mijn geweten zou kunnen - mij neerleg bij uw analyse en aanbevelingen.

Ik voel mij onrecht door u aangedaan. Betrof het alleen mijn persoon, dan was het probleem gauw opgelost: de predikant weg en de vrede is weer gekeerd.
Voor mij zou dat op zich geen onoverkomelijk probleem zijn. Met Gods hulp zoek ik wel weer een weg waar ik met een vrij geweten Hem kan dienen, in welke taak Hij mij ook geeft.
Maar uw optreden heeft grote gevolgen voor de gemeente. En dat geeft mij noodzaak en plicht om hier te protesteren.

6. Hoe verder?
6.1. Als ik eerlijk ben zie ik op dit moment geen goede uitweg als de kerkenraad deze analyse volhoudt.
Wat ik wel als een mogelijke uitweg zie? Dat is deze:
- deze analyse wordt teruggetrokken
- we zetten de vooroordelen tov elkaar aan de kant
- we spreken af eerlijk met elkaar te discussiëren en bij verschil van mening open te argumenteren. Daarbij moet er rustig vanuit het woord van onze God of vanuit de confessie van de kerk kunnen worden geargumenteerd zonder dat dit direct wordt afgedaan als absolutisme, confessionalisme of 'je hebt geen aandacht voor de werkelijkheid van vandaag'. Die werkelijkheid van vandaag dient hierbij volop in rekening te worden gebracht.
- Uiteraard blijft art. 31 kerkorde voor ons allen gelden
Kortom: een open houding, een open communicatie zonder elkaar af te schrijven.

6.2. Als de kerkenraad tot het besluit komt zoals dat door de adviseurs wordt voorgesteld, verklaar ik bij dezen het volgende.
a. Ik maak ernstig bezwaar tegen de analyse. De redenen hiervoor heb ik boven aangegeven. Ik acht het geen goede basis om te werken aan herstel van vertrouwen
b. Ik maak bezwaar tegen de aanbeveling mbt tot een kleine commissie die een taakomschrijving moet maken voor de predikant. Ik zie niet in om welke reden een nieuwe taakomschrijving nodig is. Dient er een herverkaveling van werkzaamheden te komen? Op welke gronden? Op basis van de húidige analyse ga ik daarmee niet akkoord.
c. Ik acht aanbevelingen zoals de 5e ['krachtig en met onderling vertrouwen...'] en de 6e ['het komende jaar te gebruiken voor herstel van vertrouwen..'] niet of nauwelijks uitvoerbaar gezien wat de kerkenraad als analyse van de problematiek heeft gesteld.
d. Wat de aanbeveling mbt mijn leidinggevende taken betreft geef ik het volgende aan. Zoals ik meer dan eens heb aangegeven kan ik me neerleggen bij een dergelijk besluit. Ik heb dat ook gezegd in de vergadering van 16 juni. Op de suggestie van de preses/adviseur dat ik al op die vergadering daar mee had kunnen komen, heb ik gezegd dat ik het in feite al aan het praktiseren was. Daarbij heb ik er op gewezen dat ik al een voorschot genomen had op deze aanbeveling door te vragen of de 2e preses de vergadering wilde leiden gezien de aard van de zaken. Dat ik dit ook voor de volgende vergaderingen had bedoeld was bij de 2e preses niet overgekomen maar heb ik daar nog eens nadrukkelijk aangegeven. Het leek mij voor alle duidelijkheid goed dat naderhand nog eens schriftelijk vast te leggen in een verklaring die ik de scriba (die deze verspreid heeft) deed toekomen. Van mijn kant blijft deze verklaring gelden.

6.3. Als de kerkenraad aan mijn bezwaren niet tegemoet komt, blijft voor mij het beroep op de classis over zoals de aangegeven weg is in ons gereformeerd kerkverband. Dat is al diverse keren genoemd, zowel door de adviseurs als vanuit de kerkenraad.
U mag ook verwachten dat ik die kerkelijke weg zal bewandelen.
Ik zal dat dan doen in overleg met die broeders vanuit de kerkenraad met diakenen die eventueel mijn bezwaren delen.
[Ook] in dat geval lijkt het mij goed - hoe verdrietig ook - dat naar de gemeente toe op gepaste wijze opening van zaken wordt gegeven over het dat en het waarom wij een conflict hebben en de predikant c.q. minderheid van de kerkenraad met diakenen zich op de classis beroept.

EH 30 juni 2003