Kronkelende rechtsgang

 

Kronkelende rechtsgang


Reactie van de Kerkenraad
van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord (Ichthus)

op de uitspraken
van de Commissie van Beroep
d.d. 18 mei 2007


Kampen, 1 juni 2007

De uitspraak van de Commissie van Beroep die op 18 mei ons werd toegezonden, geeft zeer gemengde gevoelens. Het is een zoveelste uitspraak van een kerkelijke rechtsinstantie in het geheel van de kwestie Kampen-Noord.
Voor alle duidelijkheid zetten wij het allemaal even op een rij.
Er worden op dit moment drie sporen bereden als het gaat om appel tegen het onrecht dat hier in Kampen-Noord is en wordt gepleegd in het verloop van de kerkelijke rechtspleging.

1. Appelgang van kerkenraad tegen classisbesluit van 23 september 2004 ('alle ambtsdragers moeten terugtreden')

Allereerst is er de appelgang van de kerkenraad tegen het classisbesluit van 23 september 2004.
Dit besluit bepaalde dat alle kerkenraadsleden moesten terugtreden. Het besluit is vervolgens door de classicale commissie van drie zelf uitgevoerd op de kerkenraadsvergadering van 27 september 2004 waar de helft van de raad aanwezig was. Wettige kerkenraadsleden werden hier hiërarchisch feitelijk uit hun ambt gezet.
Tegen dit besluit en de uitvoering daarvan is de kerkenraad op grond van art. 31 van de kerkorde in appel gegaan bij de Particuliere Synode van Overijssel. Deze PS deed in februari 2005 een aantal uitspraken die op geen enkele manier recht deden aan de bezwaren die bij haar waren ingebracht. Zij pleegde bovendien zelf het nodige onrecht boven op dat van de classis.
Zo wendde de kerkenraad zich tot de Generale Synode van Amersfoort-C in dat zelfde jaar, 2005. Met de vraag of de GS recht wilde doen.
Deze GS vernietigde allereerst de uitspraken van de PS van Overijssel en kwam daarmee tegemoet aan een deel van onze bezwaren.
Onze bezwaren tegen het classisbesluit, de kernkwestie in de appelgang, werden niet gehonoreerd. De GS voerde voor haar uitspraken zulke onhoudbare gronden aan dat de kerkenraad zich gerechtvaardigd en ook geroepen voelde bij de volgende GS van Zwolle (2008) revisie te verzoeken van dit deel van de GS-uitspraken. Daarover heeft de kerkenraad verantwoording gedaan aan alle kerken met zijn 'Verantwoording' van februari 2006 die ook is geplaatst op onze website www.kampennoord-ichthus.nl
Dit revisieverzoek is in februari 2006 formeel bij de deputaten voorbereiding van de komende GS ingediend en eind maart 2007 voorzien van een volledige onderbouwing.
De PS Utrecht heeft de kerken verzocht een vervroegde GS bij elkaar te roepen voor de zaak van Kampen-Noord. Tot nog toe is dit niet gesteund door een andere PS. Integendeel, verschillende PS-en hebben het verzoek afgewezen.
Op dit moment moeten we dus de behandeling van ons revisieverzoek door de gewone GS in 2008 afwachten.

2. Appelgang van kerkenraad tegen classisbesluit van 19 oktober 2006 ('afzetting van predikant')

Naast de appelgang tegen het classisbesluit van september 2004, die de kerkenraad met zijn revisieverzoek voortzet naar de komende Generale Synode, is er inmiddels een tweede appelgang. Daarin tekent de kerkenraad bezwaar aan tegen het besluit van de classis van 19 oktober 2006 dat zijn predikant dient te worden afgezet op grond van art. 79 en 80 KO (censurabele zonden).
Dit appel dient momenteel bij de PS Overijssel die 20 juni a.s. hierover hoopt te vergaderen.
Ook de behandeling van dit appel van de kerkenraad moeten we dus afwachten.
Vanwege de verwevenheid met de zaak van ons revisieverzoek hebben wij onze bezwaren tegen de afzetting tegelijk ook bij de GS ingediend in de vorm van een 'Aansluitend beroep op de GS'.


3. appelgang inzake positie predikant

Naast deze beide appelgangen van de kerkenraad loopt tegelijk een beroepsprocedure van onze predikant vanwege het onrecht dat gepleegd werd/wordt met betrekking tot de predikantspositie.
Dat raakt de plicht tot het levensonderhoud (traktement) en de bewoning van de pastorie.
Deze zaak wordt steeds in goed overleg tussen kerkenraad en predikant uitgevoerd.
Aanvankelijk is er een beroep gedaan op de kantonrechter toen het traktement onrechtmatig werd gestopt en de eis van ontruiming van de pastorie werd aangekondigd.
Ons was niet bekend dat we met deze zaak midden in de kwestie Kampen-Noord nog een beroepsmogelijkheid binnen de kerken hadden voor urgente gevallen.
De kantonrechter heeft al wel een paar zaken geconstateerd, maar heeft bepaald dat eerst de mogelijkheden binnen het kerkverband moesten worden benut. Hiervoor bleek de Commissie van Beroep die door de laatste GS was bemand, toch in aanmerking te komen.
Zo kwam het tot een beroep op deze Commissie die voor predikantszaken (arbeidsgeschillen e.d.) is aangesteld.
In een spoedprocedure heeft de voorzitter van deze Commissie een voorlopige voorziening uitgesproken. Daarin werd de Eudokiaraad verplicht tot een voorlopige betaling in het kader van zijn verplichtingen. Voor de regeling van de overige zaken werd verwezen naar een zogeheten bodemprocedure bij de Commissie van Beroep.
Deze bodemprocedure is inmiddels geweest. En zo belanden we dus bij de uitspraken van deze Commissie, die op 18 mei ons zijn bekendgemaakt.

Teleurstellende uitspraken van de Commissie van Beroep

De uitspraken van deze Commissie hebben wij met gemengde gevoelens ontvangen, zo gaven wij aan het begin al aan.
Zeker, de Commissie van Beroep heeft bepaald dat de Eudokiaraad aan zijn verplichtingen alsnog moet voldoen om het traktement door te betalen tot het moment van de afzetting (20 oktober 2006).
Dat betekende dat er nog een tweede bedrag moest worden overgemaakt. Daarbij werd in rekening gebracht dat vanuit de Ichthus een vierde deel (naar de verhouding van het aantal zielen) zou worden bijgedragen. Tot dat deel hebben wij ons van meet af aan al bereid verklaard.
Je zou zeggen: dit was wel het minste wat de Commissie van Beroep kon uitspreken. Er was voor de Eudokiaraad ook niets redelijks te verzinnen om onder deze verplichting uit te komen.
Wij zijn de Commissie van Beroep er dankbaar voor, dat zij ook deze tweede keer de nalatigheid van de Eudokiaraad heeft aangewezen en heeft uitgesproken dat deze raad alsnog zijn verplichting moet nakomen.

Een tweede waarvoor we dankbaar zijn is dat de Commissie van Beroep heeft geconstateerd dat de Eudokiaraad ook nalatig is geweest als het gaat om het totale arbeidsvoorwaardenpakket voor de predikant. Dit speelde al vanaf 1998. Van diverse kanten, ook van classiswege, was de kerkenraad hier herhaaldelijk op gewezen. Ondanks herhaalde beloften van kerkenraadzijde is hier niets aan gedaan.
De Commissie van Beroep heeft echter het verzoek van onze kant (om deze achterstalligheid goed te maken) afgewezen omdat naar haar oordeel ter zitting niet was aangetoond hoeveel het tekort concreet was. En dat terwijl onze raadsman ter plekke heeft aangeboden de verlangde gegevens alsnog te willen leveren.
Voor ons gevoel heeft de Commissie zich op deze manier van deze duidelijk geconstateerde nalatigheid afgemaakt. Zeker voor een kerkelijke commissie achten we dit geen voorbeeldige ethiek in de rechtspraak.

Gewoonweg onbegrijpelijk achten wij de uitspraak van de commissie dat de Eudokiakerk bevoegd was tot afzetting van de predikant.
Dat betekent ook dat de stopzetting van het traktement per datum van afzetting legitiem wordt geacht.
Een ander gevolg hiervan is dat de eis tot ontruiming van de pastorie door de Commissie terecht wordt bevonden.
Onbegrijpelijk achten we dat.
Niet alleen omdat de Commissie in haar redeneren voorbijgaat aan het feit dat wij een revisieverzoek in deze zaak bij de GS hebben ingediend.
Maar meer nog omdat de Commissie voor de wettigheid van deze afzetting heel opmerkelijk een nieuwe onderbouwing heeft gegeven. Zij behandelt hiermee in feite een centraal onderdeel van ons revisieverzoek bij de komende GS. En doet daarover uitspraken vóór de GS uit.
Maar vooral opmerkelijk is de argumentatie waarmee zij de wettigheid van het classisbesluit van 23 september 2004 ('allen terugtreden') meent te kunnen aantonen.
Met de wettigheid van dit classisbesluit staan of vallen namelijk ook alle consequenties die de classis en de Eudokiaraad uit dit besluit getrokken hebben. Met name de (wettigheid van de) afzetting.

Hoofdpijler van het GS-besluit onderuitgehaald

Voor de GS 2005 was bij haar besluit een zwaarwegend punt dat het classisbesluit (dat allen moesten terugtreden) op 27 september 2004 door een wettige (meerderheid van de) kerkenraad was aanvaard.
In ons revisieverzoek hebben wij met een vloed aan bewijsmateriaal aangetoond dat er geen sprake is geweest van een legitieme kerkenraadsvergadering die (geldige) besluiten kon nemen.
Het classisbesluit is dus nimmer door een wettige kerkenraad(smeerderheid) aanvaard.

De Commissie van Beroep doet op dit punt twee cruciale uitspraken.
In de eerste plaats deze:
"De commissie overweegt dat op de bewuste vergadering van 27 september 2004 van de 22 kerkenraadsleden slechts 11 aanwezig waren. Het quorum om een rechtsgeldig besluit te nemen ontbrak. Voor zover er sprake zou zijn van een besluit genomen door de 11 aanwezigen, moet Hoogendoorn dan ook worden toegegeven dat het besluit rechtsgeldigheid ontbeert".

Wij zijn dankbaar dat de Commissie van Beroep op dit punt ons revisieverzoek in wezen een krachtige ondersteuning geeft met haar beoordeling.
Een belangrijke en kerkrechtelijk doorslaggevende grond onder de GS-besluiten is hiermee nu ook door de Commissie van Beroep als onterecht aangemerkt.
Waarvan acte!

Is daarmee de wettigheid van de Ichthuskerkenraad inclusief zijn predikant door de Commissie van Beroep ook erkend?
Integendeel.
Daarvoor meent de Commissie een heel eigen argumentatie te kunnen aandragen.

Andere fundering van Commissie van Beroep misplaatst

Een tweede uitspraak van de Commissie, die in dit geding net zo cruciaal genoemd mag worden, is deze:

"De commissie stelt echter vast dat het niet de aanwezige kerkenraadsleden waren die het bewuste besluit hebben genomen, maar de door de classis benoemde commissie van drie. Deze commissie was immers bevoegd op basis van het door de kerkenraad aan de classis overgedragen gezag, besluiten te nemen die als namens de kerkenraad genomen hadden te gelden. De bevoegdheid lag derhalve bij de commissie van drie en niet (meer) bij de kerkenraadsleden. Daaruit volgt dat het aantal aanwezige kerkenraadsleden niet (meer) van betekenis was voor de rechtsgeldigheid van het besluit."

Hier staan wij perplex. Hoe kan de Commissie van Beroep dit beweren!
De PS van Overijssel 2005 heeft hier al enigszins haar afkeuring over uitgesproken. Zij heeft geoordeeld dat de classis op een heel aantal punten niet zorgvuldig genoeg is te werk gegaan. Onder andere op dit punt: "De classis onderbouwt niet de kerkordelijke bevoegdheid die zij zichzelf had toegemeten om via de CVM [= Cie van Drie] het aftreden van alle ambtsdragers te bewerkstelligen".
De GS van 2005 heeft in alle talen gezwegen over het handelen van de Cie van Drie. Dat geeft te denken! Wel heeft de GS aangegeven: de classis was wel bevoegd om te oordelen dat alle kerkenraadsleden dienden terug te treden, maar de classis mocht dat zelf niet als maatregel treffen of opleggen. Dat mag alleen de kerkenraad zelf.

Wat beweert nu de Commissie van Beroep?
De Cie van Drie was wel daartoe bevoegd.
Hier spreekt de Commissie van Beroep opnieuw de GS 2005 rechtstreeks tegen.

Als de Commissie dat verder inhoudelijk gaat beargumenteren, moeten we constateren dat zij dingen aanvoert die in strijd zijn met de feiten.
Wij krijgen de indruk dat de Commissie van Beroep niet of onvoldoende op de hoogte is van wat wij inzake de bevoegdheid van de Cie van Drie in onze appelschriften (zowel naar de PS als later naar de GS) naar voren hebben gebracht.
Ook op dit punt wreekt zich dat de Commissie van Beroep zich uitspraken veroorlooft zonder ons revisieverzoek in rekening te brengen of het oordeel van de GS over dat revisieverzoek af te wachten.

Kronkels in de kerkelijke rechtspraak

In het geheel van de besluiten die kerkelijke vergaderingen of commissie(s) inzake Kampen-Noord genomen hebben, zien we een schrijnende verlegenheid met de zaak. De ene instantie heft de besluiten van de andere op of spreekt die tegen.
De hele rechtsgang in de verschillende procedures vertoont weinig of geen consistentie. Of het moest zijn dat men op allerlei manier de erkenning van de wettigheid van de Ichtuskerkenraad probeert te vermijden.
De laatste uitspraken van de Commissie van Beroep geven opnieuw een enorme kronkel te zien in de kerkelijke rechtspraak. De zoveelste tegenspraak tegen eerdere uitspraken van kerkelijke vergaderingen!
Is het vreemd dat wij de kerkelijke rechtspraak op deze manier haar geloofwaardigheid zien verliezen?
We zien een voortgaande chaotisering in de rechtsgang. Gewoon vanwege het trieste feit dat er tot nog toe geen recht gedaan is aan gegronde bezwaren. Men kronkelt zich in bochten om het classisbesluit of de classismaatregel van september 2004 maar te handhaven. De PS verzint dit, de GS verzint weer wat anders en de Commissie van Beroep komt met weer een andere vondst.

In dit verwarrende geheel en juist ook in deze fase heeft de Commissie van Beroep een grote verantwoordelijkheid op zich geladen met haar uitspraken. Uitspraken die in de praktijk, ook op korte termijn, vergaande consequenties hebben.

Opnieuw in beroep, zelfs dubbel

Al met al heeft het ons meer dan genoeg redenen gegeven om nu ook tegen de uitspraken van de Commissie van Beroep bij de komende GS beroep in te stellen. Binnen zes weken, zoals dat bepaald is.
Dat zal dan het derde beroep op deze GS worden in de Kamper kwestie naast dat van het revisieverzoek en het bezwaarschrift van de kerkenraad tegen het afzettingsbesluit van de classis.

Nu vergadert de GS pas in 2008. En de uitspraken van de Commissie van Beroep zijn bindend.
Omdat beroep bij de GS tegen deze uitspraken voor een deel te laat komt vanwege de consequenties van deze uitspraken op korte termijn (stopzetting doorbetaling traktement alsook ontruiming van de pastorie per 1 september a.s.), is tevens besloten tegen dit onderdeel van de uitspraken van de Commissie van Beroep bij de kantonrechter een Kort Geding aan te spannen. Naar de aard van de zaak zo spoedig mogelijk.

Het is in en in triest dat de kerkelijke rechtspraak het aan alle kanten zó laat afweten dat op de wereldlijke rechter een beroep moet worden gedaan.
In het eerste Kort Geding vroeg de kantonrechter zich af of de rechtsbescherming bij de kerkelijke organen in deze zaak voldoende gegarandeerd was. Daarom hield hij de zaak van dit Kort Geding (van de spoedvoorziening) aan.
Die twijfel blijkt bij de rechtsinstantie van de kerkelijke Commissie van Beroep inzake predikantszaken helaas bewaarheid.

Van Eudokiazijde wordt deze nieuwe gang naar de kantonrechter gezien als ondermijning van de positie van predikanten in de Gereformeerde Kerken (Wijnstok 18 mei 2007).
We mogen hopen dat het nog eens tot de broederschap gaat doordringen dat de positie niet alleen van predikanten maar ook van ouderlingen en diakenen - plus delen van de gemeente - door de kronkelende rechtsgang van de kerken is ondermijnd. En wel zo ernstig ondermijnd dat broeders ter bescherming van de trouwe uitoefening van hun ambt en van hun vrijuit dienen van de Here, hun toevlucht moeten nemen tot de wereldlijke rechter.
De vrijheid om de Here te dienen naar zijn Woord, ook in het ambt, is hier in het midden van de kerken in geding.
Is dat niet een aanfluiting voor gereformeerde kerken?

Het leek ons goed om over dit alles opening van zaken te geven.

We verliezen de moed niet.
Nooit hoeven we te denken: 'mijn weg is voor de Here verborgen',
of: 'mijn recht gaat aan mijn God voorbij' (Jes. 40:27).
Ook al zou nieuw onrecht ons treffen, dan nog hoeven we niet moedeloos te worden.
Wie de Here verwachten mogen uit deze eeuwige bron nieuwe kracht putten (Jes 40:31).
Boven kerkelijke en wereldlijke rechters blijft Christus Koning Die alle dingen regeert.
Dat stemt hoopvol voor de toekomst, wat er ook gebeurt.

De Kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord (Ichthus)