Geestelijke strijd of broedertwist?

 

Met toestemming van de redactie van Een in Waarheid nemen we een artikel over van C.A. Kabboord, geplaatst op 26 januari 2007.

Geestelijke strijd of broedertwist?

C.A. Kabboord
26-01-07

Toegenomen aandacht

De aandacht voor de situatie in de kerk van Kampen-Noord is de laatste tijd sterk toegenomen getuige het aantal artikelen dat in verschillende media -van Trouw tot Reformatie- verschijnt. Broeders die een zekere landelijke c.q. kerkelijke bekendheid genieten geven hun visie op de situatie. Voorbeelden daarvan: prof. drs. J.P. Lettinga (emeritus hoogleraar van de T.U.) heeft een historische schets[1] gegeven en komt daarin tot de conclusie dat er jegens de predikant van Kampen-N. (Ichthus) groot onrecht is gepleegd: er is zelfs sprake van 'karaktermoord' die uiteindelijk door het optreden van de kerkenraad van Kampen-N (Eudokia) is uitgemond in 'ambtsmoord'. Kan het onrecht nog sterker worden aangegeven? Maar goed, dat is één visie, zij het wel van iemand die de situatie van zeer nabij kent en die ook op de feiten wijst.
Dr. R.D. Anderson (predikant van de Gereformeerde Kerk te Katwijk) voert een pleidooi[2] -tegen de opvatting van de laatste synodepreses (ds. P. Niemeijer) in- voor het echt effectief handhaven van het 'tenzij' uit artikel 31 van de kerkorde. Het is niet slechts aan een volgende synode om te beoordelen of een bepaald besluit tegen de Schrift of tegen de kerkorde ingaat. Dan zou het 'tenzij' van artikel 31 een 'totdat' worden. Als het 'tenzij' eigenlijk 'totdat' betekent, zouden er (bij wijze van spreken) nimmer vrijgemaakt Gereformeerde Kerken hebben kunnen ontstaan. Ook de kerkenraad van Kampen-N (Ichthus) heeft op grond van het 'tenzij' uit artikel 31 van de kerkorde een deel van de synodebesluiten niet kunnen aanvaarden; onderdelen zijn aantoonbaar in strijd met de Schrift en/of de kerkorde. Daarover heeft men revisie aangevraagd. Dan kan het niet zo zijn dat zo'n kerkenraad, met de gemeente die hij dient, niet meer als zodanig in het kerkverband wordt erkend[3], omdat hij zich terecht op de kerkorde beroept en nog wel met deugdelijke argumenten. En evenzeer kan het niet zo zijn dat er van zo'n kerkenraad één ambtsdrager, in dit geval de Dienaar des Woords, wordt uitgepikt om te worden afgezet omdat hij één is met zijn kerkenraad. Afgezet door wie? Niet door de eigen kerkenraad, maar door de 'opvolgers' van de afgetreden broeders van de kerkenraad van Kampen-N (Eudokia). Welke geest waait hier, zo kan men zich afvragen.
De laatste scribent (dr. Anderson) laat ook zien dat het ambt geen onverliesbaar karakter heeft, maar dat het verlies van het ambt wel kerkordelijk is geregeld. De 'gedwongen terugtreding', de facto niet anders dan een ontslag op staande voet, die hier in het geding is, is in strijd met de kerkorde. De kerkorde regelt dat anders, zorgvuldiger en in overeenstemming met de Schrift (zie artikel 14, 79/80 KO). Alleen al om deze reden kan het onderhavige besluit niet in stand blijven.


Kerkorde in geding

Ook ds. J.M. Goedhart (em. predikant van de Gereformeerde Kerk te Leek ) wijst er op dat het handelen jegens de niet teruggetreden kerkenraad van Kampen-N, en met name jegens de predikant, in strijd is met de kerkorde. De onzorgvuldigheden en het 'gemanipuleer' bij het ratificeren van het oordeel van de classis van september 2004 tot 'gedwongen aftreden' door een klein nog wettig deel van de kerkenraad, blijft ook bij deze scribent vraagtekens oproepen[4].
Feitelijk was het nog anders[5]: omdat dit kleine nog wettige deel van de kerkenraad zich wel kon conformeren aan het classisoordeel, besloot de zgn. Commissie van Drie dat alle leden van de kerkenraad per 27 september 2004 moesten terugtreden. Deze Commissie zou dan de bevoegdheid om dit ontslagbesluit te nemen hebben gekregen van diezelfde classis, als ware zij de verlengde arm van de classis. Een classis (opeenvolgende vergaderingen), die eerst nog bij herhaling recht sprak maar, nadat een meerderheid van de kerkenraad dit verschafte recht niet wilde toekennen (maar daartegen niet in appel ging), tot een 180°-draai kwam en daarmee het eerder toegekende recht vertrad[6]. Daarmee tevens honorerend de mogelijkheid van selectieve aanvaarding van uitspraken van meerdere vergaderingen (al evenzeer in strijd met de kerkorde). Logisch dat het deel van de kerkenraad, dat in deze als partij ter andere zijde stond, zich wel aan de "180°-draai uitspraak" kon conformeren. Dat was juist de partij die moeite had met de eerdere classisuitspraken; de uitspraken die nog recht verschaften. En dat was juist de partij die déze uitspraken niet loyaal uitvoerde.
Het blijft moeilijk te begrijpen hoe het mogelijk is dat onafhankelijke rechters toch tot uitspraken konden komen die voorbij gaan aan deze wezenlijke elementen. Dan is het bemoedigend dat door meerdere broeders op dit onrecht wordt gewezen en dat gepleit wordt voor een 'diepgaand onderzoek' door 'broeders die in de hele zaak helemaal niet betrokken zijn': een eerdere samengeroepen (extra) generale synode met afgevaardigden die er geheel neutraal tegenover staan.[7]
Dat steunen wij van harte.

Classis Utrecht

Ook van andere zijde (de classis Utrecht van 14-12-2006) is voorgesteld om via de kerkelijke weg te komen tot het bijeenroepen van een vervroegde generale synode die het revisieverzoek van de kerkenraad van Kampen-N (Ichthus) in behandeling kan nemen[8]. Wat evenwel opvalt is dat het primaire doel van het eerder samenroepen van een generale synode, volgens de besluiten van de classis Utrecht, niet het zo spoedig mogelijk voorzien in het herstel van recht is, maar het afgeven van een teken van de gezamenlijke kerken dat de zusterkerk te Kampen-N hen ter harte gaat. Secundair motief is dat de synode in een zo vroeg mogelijk stadium de zaken kan behandelen die vanuit Kampen-N. op tafel worden gelegd.
Om eerder als generale synode bij elkaar te komen moet er een dringende reden zijn (art. 46 KO). Je kunt je afvragen of het 'afgeven van een teken' een dringende reden is. Een dringende reden zou in dit geval kunnen zijn, dat er grote twijfels zijn over de zorgvuldigheid in de rechtsgang; of dat een voluit gereformeerde kerkenraad en gemeente, die om des gewetens wil bepaalde uitspraken niet kan aanvaarden, niet 'geëxcommuniceerd' mag worden; of dat er vragen zijn te stellen of met name aan de predikant (onderdeel uitmakend van de kerkenraad) wel in alle opzichten recht is verschaft mede gelet op de regels en waarborgen uit de kerkorde, e.d. En dat het daarom dringend gewenst is dat de behandeling van het 'hoger beroep', waar men immers 'de vrede door recht' van verwacht niet te lang op zich laat wachten.
Wat eveneens opvalt in het besluit van de classis Utrecht is, dat zij o.a. als grond voor het besluit neemt: de afzetting van de predikant van Kampen-N (Ichthus) en dat vanwege die afzetting ook de vraag gesteld kan worden of de gemeente van Kampen-N (Ichthus) nog wel tot het kerkverband van de Gereformeerde Kerken behoort. Hoe ziet men dit nu als grond om een vervroegde generale synode bijeen te laten roepen om het 'hoger beroep' van de kerkenraad van Kampen-N (Ichthus), die juist van oordeel is dat er nimmer gedwongen uit het ambt gezet had kunnen worden, te behandelen? Bedoelt men daarmee: er is wat ons betreft duidelijkheid omtrent die afzetting maar nog onduidelijkheid (de vraagt rijst immers) omtrent de 'excommunicatie'? Daar zien we nog een taak weggelegd voor een vervroegde synode? Of bedoelt men: deze afzetting en 'excommunicatie' zijn in het licht van de revisie voorbarig geweest; als revisie aan het licht brengt dat de gedwongen uitzetting uit het ambt onrechtvaardig is en haaks staat op de eerdere rechtspraak en frictie geeft met de kerkorde, dan moeten ook deze voorbarige gevolgen teniet worden gedaan?

De toelichting

Komen in de toelichting van dr. E.A. de Boer op het voorstel van de classis Utrecht[9] de achterliggende beweegredenen wat beter in beeld? We hebben de indruk van wel: de gehele toelichting is niet anders dan een forse onderstreping van het gehele handelen van classis, synode en Eudokiaraad jegens de kerkenraad en de predikant van Kampen-N (Ichthus). Daarbij worden de tot dusverre in het geding meegenomen elementen als vaststaand, waar en volledig neergezet, terwijl de elementen die juist een ander licht op de zaak kunnen werpen, nadrukkelijk worden verzwegen. Goed, eenzijdige journalistiek is ook journalistiek; het vraagt in de kerk wel om eerlijke rechtzetting. Te meer omdat dr. De Boer stelt dat geen kerkenraad, buiten de classis Kampen, geroepen is zich een eigen oordeel over het besluit tot afzetting te vormen. Dat zou onmogelijk zijn. Met eenzijdige voorlichting wordt dat inderdaad moeilijk, maar bij kennisneming van de officiële besluiten en onweerlegde feiten ligt dat toch anders. Bovendien hebben wij er al eerder op gewezen dat door het aanvaarden van de onderhavige uitspraken er jurisprudentie ontstaat in het kerkverband die het mogelijk maakt dat ambtsdragers, indien hun gereformeerde visie op weerstanden begint te stuiten in de kerkenraad, tot terugtreden gedwongen kunnen worden.
De gehele toelichting geeft een erg eenzijdig en gekleurd beeld van de werkelijkheid, waardoor juist de moeiten die aanleiding zijn voor de bezwaren niet worden genoemd; sterker er wordt zelfs opgeroepen om vooral (via websites) geen kennis te nemen van nadere informatie om tot een meer evenwichtige beoordeling te komen. Dit komt bij de lezer over als: neem mijn verhaal nu maar voor volledig en waar over en pas op dat u geen kennis neemt van andere informatie (feiten), want dan leidt dat maar tot het innemen van een (andere) positie. De vraag is, wie neemt er hier positie in?
Ondanks het leesverbod van dr. De Boer wijzen we op een artikel op de website http://www.skocourant.nl/[10] als reactie op de toelichting van dr. De Boer waar met bronvermelding duidelijk wordt gemaakt dat de voorlichting van dr. De Boer toch wel erg eenzijdig en selectief is. Ook de grote invloed van bepaalde docenten en hoogleraren van de T.U. (contra de predikant) blijkt wederom uit dit artikel. Dat die grote invloed er is was al langer bekend.

Theologische Universiteit

Het ware beter geweest als de T.U. zich hier geheel buiten had gehouden. Het alsnog recht doen aan de niet teruggetreden kerkenraad wordt hierdoor een zeer hachelijke onderneming. Wat zullen de gevolgen immers zijn wanneer de bezwaren van de kerkenraad van Kampen-N (Ichthus) worden toegestemd? Komt dan weer een deel van het T.U.-docentencorps niet meer in de kerk? Of worden er wederom door T.U.-docenten brieven de gemeente ingestuurd? Of 'kerkelijke adviezen' gegeven? Welke eerstvolgende synode, die geheel onafhankelijk en zonder last en ruggespraak, recht moet spreken ontkomt aan dit dilemma?
In de toelichting van dr. De Boer wordt verdedigd dat er door de kerkenraad van Kampen-N indertijd een rechtsgeldig besluit is genomen om een ieder uit het ambt te zetten. Er was immers sprake van een meerderheid, zo wordt betoogd. Dat is echter apert onjuist en de synode was hier weldegelijk van op de hoogte, maar heeft dit feit (bewust?) laten liggen.

Welke meerderheid?

Bij schrijven 3 oktober 2005 is de synode van Amersfoort geattendeerd op de feitelijke gang van zaken t.w.: van de 24 kerkenraadsleden waren er slechts 11 in de vergadering aanwezig, hetgeen niet het vereiste quorum is voor een eerste vergadering over een dergelijk gewichtig besluit. Bovendien waren van deze 11 kerkenraadsleden er 6 tot 10 niet meer wettig als ambtsdrager in functie, omdat zij hadden beloofd af te zullen treden bij een voortijdig afbreken van de mediation. Aangezien een dergelijke belofte, bekrachtigd met de handtekening, in de kerk voor geldig moet worden gehouden (uw ja zij immers ja) had nimmer tot een dergelijk besluit gekomen kunnen worden. Zij hadden niet eens opgeroepen mogen worden voor een (deze) kerkenraadsvergadering. Het is dan ook geen wettig besluit. Dat was het al niet om andere redenen, zoals eerder aangegeven, maar ook niet omdat er geen wettige meerderheid was.

Wie vergadert apart?

Omdat enkele wettige ambtsdragers (1 tot 5), en nog wel partij in een geschil, van mening zijn dat de gehele kerkenraad het ambt moet neerleggen, zonder dat de kerkenraad eerst de twee rechtverschaffende eerdere uitspraken van de classis uitvoert, was het de niet teruggetreden (en o.i. wettige) kerkenraad niet langer toegestaan de erediensten in het eigen kerkgebouw te beleggen. Het ergerlijke hierbij is nu dat deze niet teruggetreden kerkenraad telkens wordt verweten dat hij apart kerkdiensten ging beleggen. Hoe durft men tot een dergelijke beschuldiging te komen? In de toelichting van dr. De Boer staat dan dat dit apart vergaderen van het deel van de gemeente, dat de niet afgetreden ambstdragers c.q. de kerkenraad bleef erkennen, door het Eudokia-deel wordt beschouwd als de daad van scheurmaking. Daarvoor wordt dan ruim twee jaar later de predikant afgezet, zij het niet door zijn 'eigen' kerkenraad. Curieus genoeg treft deze 'straf' slechts één kerkenraadslid namelijk alleen de predikant.
De suggestie wordt dus gewekt dat er sprake zou zijn van een 'scheurmakende actie' in het apart vergaderen. Maar dat is een onjuiste voorstelling van zaken. Heeft men deze voorstelling van zaken nog nodig om ruim twee jaar na dato de afzetting en 'excommunicatie' te verdedigen? Toen in september 2004 de helft van de (oorspronkelijke) kerkenraad de besluiten om zgn. terug te treden op goede gronden niet aanvaardde, bleef hij wel de wettige kerkenraad. Maar deze wettige kerkenraad werd nota bene geweerd uit het eigen kerkgebouw. Voor hem was geen plaats meer. Het gedrocht van het haakse 'Salomonsoordeel' moest triomferen. De gemeente die de kerkenraad bleef erkennen moest dus node elders vergaderen. Men koos daar niet voor, maar werd er toe gedwongen. Het is dan ook unfair om te suggereren, dat waar men zélf op onwettige wijze toe dwong, een daad van scheurmaking zou zijn.

Inconsistente rechtspraak

Wat bewoog de classis in september 2004 om de eerdere ingezette lijn van haar deputaten appelzaken te verlaten, haar eigen rechtvaardige rechtspraak te verlaten en tot 'haakse manoeuvres' te komen? Was het al niet in strijd met eerlijke en consistente rechtspraak en in strijd met de artikelen 14, 79, 80 KO, er was ook geen enkele noodzaak toe. Als de kwestie 'alleen maar' een samenwerkingsprobleem zou zijn binnen de kerkenraad, wat was na de ambtsbeëindiging van de tien broeders volgens hun gegeven 'ja'-woord (in het kader van het verlaten van de mediation) dan nog het probleem? Daarnaast waren er al twee ambtsdragers die hun ambtsdienst hadden beëindigd (ontheffing aangevraagd). Merkwaardig genoeg werden deze 'op papier' nog als kerkenraadslid geteld. Wat zijn dat voor vreemde praktijken? Had men hier rechte bedoelingen mee? Of was het juist bedoeld om een 'bepaalde meerderheid', al was het maar schijnbaar, in stand te houden?
Door deze vrijwillige en beloofde ambtsbeëindigingen kon het (vermeende) samenwerkings­probleem al tot een oplossing gebracht worden, zonder tot 'haakse' besluiten te komen. Dat wás ook de consistente lijn van deputaten appelzaken. Met klem werd dan ook aangegeven niet de weg op te gaan van compromisachtige draagvlakzoekende pseudo-rechtspraak. Het is in de faire rechtspraak bepaald onjuist er van uit te gaan dat daar waar de minste ergernis en reactie optreedt, op de meest zuivere wijze recht gesproken is.
Deze haakse gang van zaken ter classis is de oorzaak van de problematiek en bepaald niet de trouw van het zich niet met dit gedrocht committerende kerkenraaddeel.

De orde handhaven

Was het geen geestelijke strijd geweest, waarin fundamentele visieverschillen over het nieuwe bredere denken in de kerken een rol spelen, en alleen een samenwerkingsprobleem (twist), dan was de oplossing al door de praktijk aangereikt. Maar dat was kennelijk het doel niet. Daar zou geen draagvlak voor zijn? Dat zou mogelijk weer opnieuw kunnen leiden tot scheuring brengende 'wegblijfacties' van bepaalde voornamen in de gemeente? En daar zou het heil van de gemeente niet mee gediend zijn. Liever 'karaktermoord' en 'ambtsmoord' bevorderen, zo komt het over, dan het risico lopen dat weer een voorname broeder uit de kerkdienst wegblijft. Dat heet een ordemaatregel. Welke orde is dat? Niet de aanvaarde kerkorde. De nieuwe kerkelijke orde? De orde die 'klassiek gereformeerde' broeders en predikanten niet meer tolereert? Begint deze diepere laag niet herkend te worden of tasten we hierin geheel mis?
Het valt in deze trieste zaak telkens weer op dat gezwegen wordt of vergoelijkend gesproken wordt over de zeer negatieve en onoorbare acties van theologen aan de T.U. en van kerkenraadsleden (behorend tot het afgetreden deel van de kerkenraad). Acties die bepaald niet opbouwend zijn, op z'n zachts gezegd. Tegelijkertijd maakt dit ongeestelijke gedrag duidelijk dat er iets anders aan de hand is dan alleen een samenwerkingsprobleem binnen de kerkenraad. De kwestie is van geestelijke aard: worden zgn. 'klassiek gereformeerde' broeders nog geduld in de kerk? Men zal begrijpen, dit strekt verder dan alleen één plaatselijke gemeente. Tot het handhaven van de gereformeerde confessie behoort namelijk ook dat 'klassiek gereformeerde' broeders worden aanvaard en dat de gereformeerde kerkorde wordt geëerbiedigd.


En zo proeven we in de commentaren dat duidelijk verschillende lijnen worden getrokken. Ook in de genoemde pleidooien voor een vervroegde generale synode is dat tastbaar. Daarbij is het niet onbelangrijk oog te hebben voor de kritiek die er is op de besluiten m.b.t. Kampen-N. en met name voor de geestelijke aspecten, de diepere laag in de kwestie Kampen-N, omdat de wijze waarop het kerkrecht wordt gehanteerd alle kerken kan raken.
En al evenmin is het onbelangrijk om kennis te nemen van de feiten, desnoods via eigentijdse media.
Ten aanzien van de bepleite vervroegde generale synode zouden we willen zeggen, dat we van ganser harte hopen dat deze er kan komen. Om eerlijk en onafhankelijk recht te spreken, alle ingebrachte bezwaren serieus meenemend, teneinde de vrede door het recht te dienen. Dat de Here dat in Zijn genade moge geven.


[1] Overzicht prof. Lettinga

[2] Reactie dr. Anderson op ds. Niemeijer

[3] Zie voorstel classis Utrecht: grond 4 (De Reformatie 23/12/06)

[4] Artikel ds. J.M. Goedhart

[5] Wijnstok 1/10/04, 34ste jrg., no. 22

[6] Zie eerdere artikelen op deze website

[7] Artikel ds. J.M. Goedhart

[8] Zie De Reformatie 23/12/06

[9] Zie De Reformatie 6/1/07

[10] Zie artikel 18 skocourant