Aanvulling op revisieverzoek

 

AANVULLING op "REVISIEVERZOEK" van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord (Ichthus) d.d. 19 maart 2006 / 23 maart 2007


Aan: de eerstvolgende Generale Synode, samen te komen in Zwolle-Zuid (2008)
Van: de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord (Ichthus)


Kampen, 15 februari 2008


Weleerwaarde en eerwaarde broeders,

Op 10 maart 2006 dienden wij bij U een "Revisieverzoek" in met betrekking tot de besluiten van de Generale Synode van Amersfoort-Centrum 2005 inzake de kwestie Kampen-Noord. Op 23 maart 2007 ontving u de toegezegde onderbouwing van dat verzoek.
Tegelijk ontving u op 23 maart 2007 een "Aansluitend Beroep op de GS" vanwege een afzettingsbesluit van de classis Kampen met betrekking tot onze predikant. Per schrijven van 15 februari 2008 voegde de kerkenraad daar nog een kort "Supplement" bij.

In deze "Aanvulling ", die wij hierbij op genoemd "Revisieverzoek" van 23 maart 2007 bij u indienen, vragen wij uw aandacht voor het volgende.

Uitspraken van de Commissie van Beroep.
Naar aanleiding van onterechte stopzetting van het traktement van Eudokiazijde heeft ds. E. Hoogendoorn een beroep gedaan eerst in een spoedprocedure bij de Voorzitter van de Commissie van Beroep in Predikantszaken en vervolgens in een bodemprocedure bij deze Commissie.
Voor de verdere informatie van deze procedure verwijzen wij u naar het beroep dat ds. Hoogendoorn tegen de uitspraken van deze Commissie bij uw synode heeft ingediend.

Als kerkenraad vragen wij uw aandacht voor zowel deze Uitspraak van de Commissie als ook voor het beroep dat ds. Hoogendoorn hiertegen bij u heeft ingediend.

De Commissie van Beroep heeft zich namelijk uitvoerig met de kwestie Kampen-Noord bezig gehouden en daarbij ook overwegingen en uitspraken gedaan die volop de kwestie raken alsook de inhoud van ons Revisieverzoek dat wij in deze kwestie bij uw synode indienden.
Wij vragen als kerkenraad nadrukkelijk uw aandacht voor het beroepschrift van ds. Hoogendoorn.
In het bijzonder waar het gaat om de volgende twee zaken.

a. overwegingen/uitspraken over het zogenaamde 'meerderheidsbesluit'.
De Commissie heeft zich in feite achter onze bezwaren, verwoord in het revisieverzoek, gesteld door te beamen dat er inderdaad geen sprake kan zijn van een wettig (meerderheids)besluit van de kerkenraad op de bewuste maandagavond 27 september 2004, een besluit dat de GS 2005 als belangrijke zo niet doorslaggevende grond voor haar eigen besluit heeft aangevoerd.
Van de kant van de Commissie zijn hiermee inhoudelijk onze bezwaren tegen deze uitspraak van de GS 2005 beaamd.
Wellicht kan uw synode met dit oordeel van haar Commissie van Beroep haar winst doen.

b. overwegingen/uitspraken over de bevoegdheid van de (Commissie van Drie van de) classis Kampen
Het besluit op zich (dat alle ambtsdragers in Kampen-Noord moesten terugtreden) heeft de Commissie van Beroep echter, ondanks het onder a. gestelde, wettig geacht. Daarvoor heeft zij uitvoerig trachten aan te tonen dat de toenmalige classicale commissie (de Cv3) daartoe bevoegd zou zijn.
Ds. Hoogendoorn heeft in zijn beroep aangetoond hoe deze nieuwe redenering van de Commissie van Beroep rechtstreeks in strijd is met wat de GS 2005 over de beperkte bevoegdheid van de classis (dus dientengevolge ook van haar Cv3) heeft uitgesproken.
Verder heeft ds. Hoogendoorn met de stukken aangetoond dat deze redenering niet gegrond is op de feiten.
Als kerkenraad voegen wij alles wat ds. Hoogendoorn in zijn beroep op uw synode aan materiaal en argumentatie over de zaak in kwestie heeft overgelegd, bij dezen als "Aanvulling" toe aan ons revisieverzoek. Wij verzoeken u derhalve datgene wat door onze predikant in zijn beroepschrift is verwoord onder 'Bezwaren tegen uitspraken van Commissie van Beroep' (alles onder I.- zie BIJLAGE) te beschouwen als een aanvulling op de overwegingen en argumenten van onze kerkenraad in ons revisieverzoek en die in rekening te brengen bij uw beslissing over ons verzoek.

Met broedergroeten,

Namens de Raad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord (Ichthus)

(G. Bikker, 2e preses) (A.J. Both, wd. scriba)

BIJLAGE: "Bezwaren tegen uitspraken van Commissie van beroep" van ds. E. Hoogendoorn, d.d. 15 februari 2008, onderdeel I.>

--------------------------------------------------------------------------------------

BIJLAGE:

(Onderdeel I van het Beroep van ds. E. Hoogendoorn d.d. 15 februari 2008 tegen de Uitspraken van de Commissie van Beroep (CvBer)

I. bezwaren tegen het wettig verklaren zowel van de afzetting als van de (daaraan verbonden) stopzetting van het traktement

I.1. De beslissende grond onder de uitspraken van de CvBer is haar uitgangspunt en stellige bewering: de bevoegdheid van de Eudokia(raad) staat vast. Het afzettingsbesluit zelf staat in deze procedure niet ter discussie.
(zie Uitspraak onder Afzettingsbesluit 20 oktober 2006, pt. 43; BIJLAGE 3)

In mijn Verzoek aan de CvBer is echter door mij aangegeven dat de Eudokiaraad "niet in kerkrechtelijke zin als wettige kerkenraad valt te beschouwen. Daarmee ontvallen alle gronden die zijn aangevoerd om de afzetting te rechtvaardigen". (Verzoek 21 febr 2007 blz.10, 2e alinea; BIJLAGE 1).
Immers gaan de gronden die tot afzetting hebben geleid uit van de misvatting dat de huidige Eudokiaraad op wettige wijze, te weten op grond van een meerderheidsbesluit zoals door het reglement vereist, tot stand is gekomen. Dit is de uitsluitende reden om aan deze kerkenraad (en niet langer aan de kerkenraad waar ik zelf deel van uitmaak) de status "wettig" toe te kennen. Het gevolg van deze aanname is dat deze kerkenraad bevoegd is geacht tot het nemen van de besluiten zoals die door hem zijn en worden genomen. Deze (onjuiste) aanname, te weten dat het besluit aan Eudokiazijde met een legitieme meerderheid zou zijn genomen, is voor de Generale Synode in 2005 cruciaal geweest voor de legitimatie van een groot deel van het handelen zijdens Eudokia.
Dat de huidige kerkenraad echter niet in kerkrechtelijke zin als wettige kerkenraad valt te beschouwen, heb ik nader uiteengezet door met een reeks feiten aan te tonen dat het in dezen cruciale besluit op maandag 27 september 2004 niet stoelde op een meerderheid van de kerkenraad (zoals door de GS 2005 was gesteld). (Verzoek 21 febr 2007 blz. 10 t/m 12). Daarmee ontvallen alle gronden die zijn aangevoerd om de afzetting te rechtvaardigen.
Vandaar mijn conclusie in dit Verzoek (pag 12, 3e alinea):

"Nu ds. Hoogendoorn kan aantonen dat er op 27 september geen meerderheidsbesluit is genomen, is de conclusie dat sprake is van een oneigenlijke en onrechtmatige afzetting onvermijdelijk"

De CvBer heeft zich door de aangevoerde argumentatie kennelijk laten overtuigen door te erkennen dat er inderdaad geen sprake is van een besluit van een kerkenraadsmeerderheid. Vergelijk wat zij uitspreekt onder Besluit d.d. 27 september 2004, c. Commisie van Drie, pt 31 (blz.8):

"De commissie overweegt dat op de bewuste vergadering van 27 september 2004 van de 22 kerkenraadsleden slechts 11 aanwezig waren. Het quorum om een rechtsgeldig besluit te nemen ontbrak. Voorzover er sprake zou zijn van een besluit genomen door de 11 aanwezigen, moet Hoogendoorn dan ook worden toegegeven dat het besluit rechtsgeldigheid ontbeert'. "

Ik constateer hier dat de CvBer de uitspraak van de GS 2005 op dit punt al corrigeert en in wezen het revisieverzoek van de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk Kampen-N (Ichthus) dienaangaande gerechtvaardigd acht.
En dat enkel en alleen al op het punt van het quorum.

De CvBer laat hierbij buiten beschouwing dat er minstens 8 van de 11 toen aanwezigen niet meer tot de wettige kerkenraad behoorden. Zie wat ik daarover heb aangevoerd in Verzoekschrift 21 febr 2007 (het tweede argument tegen de stelling dat er sprake zou zijn van een meerderheidsbesluit; blz. 11 laatste alinea en blz. 12, 1e en 2e alinea . Zie voor dit argument ook het Revisieverzoek van mijn kerkenraad(Ichthus) - door hun handtekening onder de afspraak dat schending van de inspanningsverplichtingen in het kader van de mediation automatisch zou leiden tot neerlegging van het ambt, hebben tien ambtsdragers op hetzelfde moment dat zij dit artikel van de mediation-overeenkomst overtraden, door voortijdige afbreking van dit traject de neerlegging van hun ambt bewerkstelligd).
De CvBer verzwijgt dit belangrijke gegeven. Als wij dit feit echter in rekening brengen blijken de beweringen van de CvBer onder pt. 35 t/m 38 geen kracht te hebben. Met name de bewering dat de Cv3 niet in strijd met het vereiste van een zorgvuldige besluitvorming heeft gehandeld omdat zij het terugtredingsbesluit op 27 september 2004 heeft genomen 'na de aanwezige kerkenraadsleden te hebben gehoord'. In feite heeft de Cv3 hooguit drie wettige kerkenraadsleden gehoord!

I.2. Op grond van het bovenstaande mocht verwacht worden dat de CvBer mijn conclusie deelt dat er sprake is van een oneigenlijke en onrechtmatige afzetting aangezien de huidige Eudokiaraad in kerkrechtelijke zin niet als wettige kerkenraad valt te beschouwen.
De CvBer veroorlooft zich echter een uitspraak over het besluit op 27 september 2004 (dat alle ambtsdragers moesten terugtreden), waarin ze meent een nieuwe kerkrechtelijke rechtsgrond onder dit besluit te kunnen leggen en het zodoende toch rechtsgeldigheid te verlenen.
Vergelijk haar uiteenzetting onder pt. 32 (onder C. Commisie van drie, blz.8):

"De commissie stelt echter vast dat het niet de aanwezige kerkenraadsleden waren die het bewuste besluit hebben genomen, maar de door de classis benoemde commissie van drie. Deze commissie was immers bevoegd op basis van het door de kerkenraad aan de classis overgedragen gezag, besluiten te nemen die als namens de kerkenraad genomen hadden te gelden. De bevoegdheid lag derhalve bij de commissie van drie en niet (meer) bij de kerkenraadsleden. Daaruit volgt dat het aantal aanwezige kerkenraadsleden niet (meer) van betekenis was voor de rechtsgeldigheid van het besluit. "

Ik constateer hierbij in de eerste plaats dat deze nieuwe redenering geheel uit de eigen koker van de CvBer komt. Geen enkele eerdere rechtssprekende instantie op de tot hiertoe bewandelde kerkelijke appelweg heeft dit gesteld.
In de tweede plaats constateer ik dat deze redenering van de CvBer rechtstreeks in strijd is met wat eerdere kerkelijke vergaderingen (PS en GS) inzake de bevoegdheid van de classis en/of commissie van drie hebben geoordeeld.
Verder zijn de beweringen en redenering van de CvBer met betrekking tot de bevoegdheid van de classicale commissie van drie (hierna: Cv3) in strijd met de feiten.

De redenering van de CvBer is deze.

Eigenlijk gaat het hier niet om een kerkenraadsbesluit, maar om een besluit van de Cv3, die door de classis op verzoek van de unanieme kerkenraad is ingesteld om alle besluiten te nemen die de kerkenraad ook zou kunnen nemen. Omdat de Cv3 aldus gemandateerd was, is het besluit tot collectieve aftreding wel degelijk rechtsgeldig geweest en dus is ook het latere afzettingsbesluit genomen door de wettige kerkenraad.

Kennisname van de stukken laat echter zien dat de Cv3 allesbehalve bevoegd was tot een besluit van deze aard en strekking. Wel is waar dat de classis het verzoek van (slechts een kleine meerderheid van) de kerkenraad had ontvangen om hulp, doch dit verzoek is als volgt geformuleerd (zie ook de Uitspraak CvBer sub 14 p. 6):

". om te komen met ervaren en deskundige broeders die het gezag en de zeggenschap hebben en krijgen om mogelijk te maken dat wij in Kampen-Noord weer broederlijk en zusterlijk kunnen samenleven en samenwerken (.)" (onderstreping van mij).

Ten eerste blijkt hieruit al dat geenszins sprake is geweest van een "ongeclausuleerd verzoek" dat een overdracht van alle bevoegdheden in zich hield. Het verzoek strekte ertoe de lopende zaken voortgang te laten vinden en daarnaast om in het lopende conflict oplossingen te vinden.

De classis formuleerde zelf de (eerste) hulpvraag als volgt:

" Een hulpvraag om op korte termijn aan de kerkenraad leiding te geven, om zodoende alle lopende zaken te kunnen behandelen (denk bijv. aan vragen over wel/niet avondmaal vieren, wanneer ambtsdragersverkiezingen e.d.".[zie BIJLAGE 5]



Uitsluitend met betrekking tot dit eerste (praktische) deel van de hulpvraag is door de classis als volgt beslist :

De vergadering van de buitengewone classis Kampen op Urk d.d. 6 februari 2004 heeft het volgende (op haar verzoek) opgelegd aan de kerk te Kampen-Noord:
De classis zal met een aantal ervaren en bekwame broeders, die gezag en zeggenschap krijgen om de goede voortgang te dienen van het plaatselijk kerkelijk leven in de gemeente van Kampen-Noord. Het gezag wordt aan deze broeders verleend door de classis aan wie zij ook verantwoording schuldig zijn. In geval van conflict beslist deze buitengewone classis, die daarvoor in vergadering bijeen zal komen. Deze broeders zijn voor een interim-periode aangesteld, en gedurende hun werkzaamheden zal de classis slechts provisorisch gesloten zijn.

(onderstreping van mij).[zie BIJLAGE 5]


Hieruit volgt dat de Cv3 "op de winkel" moest passen, niet meer en niet minder.
Uitdrukkelijk is door de classis gesteld dat de Cv3 zich niet met de conflictzaak zelf mocht bezig houden. Die zaak zou behartigd blijven worden door de daartoe door de classis al eerder aangewezen deputaten appelzaken.
De Cv3 vertoonde echter een voortdurende "inmengingsdrift" en werd daarvoor daadwerkelijk ettelijke malen teruggefloten door de deputaten appelzaken, waarbij werd gewezen op haar beperkte taakstelling. Zo meende de Cv3 na de mislukte mediation een hoorzitting te moeten beleggen om beide partijen te horen en vervolgens richting de classis adviezen te geven: dit is haar vervolgens belet en uitdrukkelijk verboden door genoemde deputaten.
Van belang is dat de Cv3 zich hier zelf ook wel van bewust is geweest, getuige haar uitlating in de zelfpresentatie van 13 maart 2004: "Tot de taak van de commissie behoort niet de behandeling van het conflict binnen de kerkenraad" [zie BIJLAGE 6].
Uit dit schrijven volgt duidelijk dat het "mandaat" was beperkt tot het bewaken van de goede voortgang van de dagelijkse zaken.

Op de vergadering van 27 september 2004 is de Cv3 dan ook vér buiten haar boekje gegaan en was zeker sprake van een conflict waarbij men op de classis zelf terug had dienen te vallen. Zelfs deze zou echter niet bevoegd zijn tot een dergelijke maatregel.

Dit is ook door de Generale Synode van 2005 uitdrukkelijk gesteld. De GS heeft in haar besluit immers geoordeeld dat de uitspraak van de classis, strekkende tot terugtreding van de kerkenraad, uitsluitend als oordeel en niet als maatregel had mogen worden uitgesproken. Met andere woorden: de classis had hooguit mogen vinden dat aftreden verstandig zou zijn, zij had dit nimmer mogen beslissen of uitvoeren.

Eerder had de PS Overijssel al de onzorgvuldigheid van de classis op dit punt aangewezen. [Zie PS Besluit 9 februari 2005 onder besluit I grond 3, 4 en 5.]

De CvBer negeert deze uitspraak van de GS en legt die in feite naast zich neer, terwijl geen enkele instantie tegen deze uitspraak van de GS bezwaar had gemaakt.
Vervolgens legt ze deze door de GS veroordeelde redenering als hoofdargument onder haar uitspraak. Zelfs zonder zich te confronteren met hetgeen door de GS daarover is uitgesproken en zich hierover te verantwoorden.
De CvBer is m.i. daartoe niet bevoegd. Gelet op het feit dat tegen uitspraken van de CvBer appel openstaat bij de GS, geldt deze laatste immers als hogere instantie. De uitspraak van de GS 2005 op dit aangelegen punt had voor de CvBer dan ook maatgevend en bindend dienen te zijn.

Als nu reeds voorshands vaststond dat de classis en daarmee de Cv3 nimmer tot het besluit van aftreden had mogen komen én de CvBer toegeeft dat van een wettig kerkenraadsbesluit op 27 september 2004 evenmin sprake is geweest, is de conclusie evident: de afzetting is nietig, en als gevolg dient het traktement te worden doorbetaald.

I.3. Hoe onzorgvuldig en in strijd met de feiten de CvBer de gang van zaken in haar Uitspraak weergeeft, wil ik hier tenslotte met nog een aantal voorbeelden adstrueren.

a. de CvBer beweert dat 'het verzoek aan de classis om het gezag over het kerkelijk leven in Kampen-Noord over te nemen unaniem door de volledige kerkenraad was ondersteund'. (pt. 18, 33)
Dit is in strijd met de feiten.
Ook beweert de CvBer dat de classis een 'ongeclausuleerd besluit' heeft genomen met betrekking tot de bevoegdheid van de Cv3. (pt.33
Dit is eveneens in strijd met de feiten.

Het besluit tot genoemd verzoek aan de classis was uitsluitend door de broeders van de toenmalige meerderheid van de raad genomen, buiten de minderheid om, op een eigen vergadering die niet als kerkenraadsvergadering stond geagendeerd. Als minderheid hebben wij, desgevraagd door de roepende kerk van de classis, wel laten weten dat we op zich instemden met een vraag om hulp aan de classis in de gegroeide crisissituatie.

Het besluit van de classis zelf was uitdrukkelijk geclausuleerd, zoals ik hierboven onder I.2. heb aangetoond. De Cv3 mocht zich niet met de conflictzaak bemoeien. Dat was voorbehouden aan de deputaten appelzaken, die hiervoor door de classis waren ingeschakeld.
In tegenstelling tot wat de CvBer onder pt. 18 beweert, betrof de instemming van de minderheid met het classisbesluit nadrukkelijk en uitsluitend dit geclausuleerde classisbesluit. Juist deze geclausuleerdheid van de bevoegdheid van de Cv3 in het besluit van de classis was de reden dat de tien broeders over hun moeite met de overdracht van het gezag van de kerkenraad aan de classis in dit geval wilden heenstappen! Duidelijk mag zijn - zoals uit het navolgende blijkt - dat met een verzoek zoals de CvBer dat uitlegt, nimmer ingestemd zou zijn door het minderheidsdeel. Alleen reeds daarom is de redenering van de CvBer weinig overtuigend.

Destijds hebben wij als minderheid ons tot de classis gericht (d.d. 12 februari 2004) naar aanleiding van het besluit van de classis (op 6 februari 2004) om deze Commissie in te stellen.
Wij hebben aan de classis bericht dat de meerderheid van de kerkenraad buiten ons om tot de hulpvraag aan de classis besloten had. Dat verzoek kwam dus niet namens ons. Wij waren met een bezwaarschrift gekomen met daarin een heel ander verzoek.
In dat schrijven aan de classis hebben wij ons gedistantieerd van de wijze waarop de meerderheid haar hulpvraag zowel van te voren in haar schrijven heeft gemotiveerd als ook op de classis bij monde van haar afgevaardigden heeft onderstreept.
Wij hebben de classis geschreven (onderstrepingen zijn nu van mij):
"Vergelijking van een en ander met wat wij in ons bezwaarschrift hebben aangedragen, kan u duidelijk maken waarom wij de motivering van de meerderheid op geen enkele manier kunnen onderschrijven. In die motivering ligt naar onze overtuiging geen grond om een dergelijke hulpvraag te honoreren en dat vervolgens niet alleen aan de meerderheid maar ook aan de minderheid van de kerkenraad op te leggen.
Wij mogen aannemen dat uw vergadering haar éigen gronden had om toch feitelijk de hulpvraag te honoreren voordat de zaak zelf (waar het uiteindelijk om gaat) door de classis inhoudelijk in behandeling was genomen.
Wij kunnen ons ook wel verschillende overwegingen voorstellen die daarbij voor u een rol gespeeld kunnen hebben.
Het lijkt ons bijvoorbeeld beschermend als onder leiding van ánderen die boven 'de partijen' staan, in de huidige 'interimperiode' de hoogstnoodzakelijke kerkenraadszaken toch behartigd kunnen worden. Ook naar de gemeente toe, die nu haar kerkenraad verscheurd ziet, kan dat een geruststellende invloed hebben.
Om dit soort overwegingen aanvaarden we ook als minderheid het besluit van de classis. "
[zie BIJLAGE 7]

Hieruit blijkt: dat besluit van de classis om een commissie de leiding over de kerkenraad te geven, was niet op ons verzoek, is buiten ons om genomen en in feite ons opgelegd.
Wij stonden na dit besluit van de classis voor de keus: of aanvaarden - op éigen gronden - of niet aanvaarden - en wat dan? Moesten wij ons er dan aan onttrekken?
Wij hebben ons toen geschikt en ondanks moeite met de figuur van deze 'curatele' gezegd: wij aanvaarden het gezien de beperkte taakstelling die de commissie heeft als ook gezien de beschermende invloed die zo'n commissie kan hebben.



b. De CvBer beweert (pt. 33) dat de Cv3 met haar besluit van 27 september 2007 niet buiten haar bevoegdheden is getreden. Dit is evenmin conform de werkelijkheid.
De Cv3 is wel degelijk buiten haar bevoegdheden getreden. Na hetgeen hiervoor onder I.2. is aangevoerd verwijs ik ook naar het appelschrift van mijn kerkenraad bij de Buitengewone PS Overijssel 2004 dat als bijlage 4 bij het Revisieverzoek bij uw GS is gevoegd.
(Zie dat appelschrift PS 2004 onder E.1.1.'de beperkte taak van de CVM' [=Cv3]), en onder E.7. 'mag de classis de ambtsdienst van ambtsdragers (laten) beëindigen?' )

c. De weergave die de CvBer (onder pt.5 van de 'Feiten' en later weer onder pt.28, 36 en 37) geeft over het optreden van de tien ambtsdragers (waaronder ondergetekende) is in strijd met de feiten en roept negatieve suggesties op.
Op de vergadering van 24 september 2004 waren wij aanwezig. Slechts één keer hebben wij aangegeven eerst tijd nodig te hebben om ons te kunnen beraden over onze reactie op de classisbesluiten. Dat betrof de geplande vergadering van 27 september.
Dat wij 'telkens te kennen gaven onderling beraad te willen voeren en daarom niet te zullen komen' (onderstreping van mij), is een reeks ongegronde beweringen. Ook de conclusie van de CvBer 'dat ieder kerkenraadslid dan ook ruimschoots de gelegenheid heeft gehad zich te laten horen' stoelt niet op de feiten.

Ik zet de werkelijke gang van zaken hier even op een rij:
Ruim van te voren kregen we van de Cv3 een planning van een reeks vergaderingen:

- donderdag 23 september 2004 classis (naar verwachting afronding van besluit)
- vrijdag 24 september kerkenraad; vervolg maandag 27 september
- zaterdag 25 september verspreiding van de classisbesluiten in gemeente
- donderdag 30 september gemeentevergadering.

Toen wij vrijdag 24 september op de kerkenraad verschenen, werd ons tijdens de vergadering na introductie door de Cv3-voorzitter, br. Van Middelkoop, het classisbesluit bekendgemaakt.
Het liefst had br. Van Middelkoop gehad dat we direct er mee akkoord gingen en dat akkoord van de kerkenraad zondag al aan de gemeente konden meedelen.
De gemeente werd direct zaterdag schriftelijk op de hoogte gesteld van het classisbesluit.
Br. Van Middelkoop heeft die vrijdag ter kerkenraad ook bij mij er op aangedrongen om zondag niet meer voor te gaan (dus in wezen al het besluit op voorhand voor mijn deel op dat punt uit te voeren).
Ik heb toen aangegeven dat ik zondag graag gewoon wilde voorgaan.
Vanwege onze wens om het classisbesluit, met de hele notitie er bij van de Cv3, eerst te kunnen bestuderen is de eindafronding naar de maandag daarop verdaagd.
Toen in het weekend de verregaande besluiten van de classis tot ons doordrongen evenals de ingrijpende gevolgen ervan, hebben wij maandagmorgen (half acht) aan de Cv3 per mail aangegeven dat wij die avond niet in staat waren al onze mening te geven over het classisbesluit. Wij hadden meer tijd nodig voor beraad.
Toen de Cv3 persisteerde in het houden van deze kerkenraad en (om half twaalf 's morgens) een beroep op ons deed toch te komen, hebben wij na onderling overleg (dat niet eerder kon worden afgerond vanwege de afwezigheid in verband met het dagelijks werk van diverse broeders) om kwart voor zeven 's avonds gemaild daar toch niet bij te kunnen zijn. Het zou ook een schijnvertoning geweest zijn.
Wij moesten ons - en dat gold voor alle tien broeders persoonlijk - eerst beraden voordat we op het classisbesluit konden reageren. Wij konden gewoon nog geen zinnige reactie geven op het besluit van de classis en wilden daartoe ook niet gedwongen worden als je er zelf nog helemaal niet uit bent.

De vraag is ook gewettigd óf de Cv3 een open bespreking voorstond. Heel haar handelen, zowel op de vergadering van vrijdag 24 als op maandag 27 september wekte de indruk dat ze de classisbesluiten zo snel mogelijk wilde 'afhandelen' en uitvoeren. Om het drie dagen later ook direct aan de gemeente bekend te kunnen maken op de van te voren al geplande gemeentevergadering.
Vrijdag 24 september had de voorzitter ook met het oog op de maandagvergadering gesteld: als u niet tot een besluit komt, dan heb ik het recht tot een besluit te komen.
De inhoud van dat besluit was bij voorbaat duidelijk!
Wij achtten het elementair onfatsoen dat de Cv3 die kerkenraadsvergadering op die maandagavond zo heeft willen doordrammen.

Kortom: alleen bij deze ene vergadering hebben wij aangegeven niet te kunnen komen en dat met gegronde redenen.
Dat zijn de feiten!

Als we deze dingen ons realiseren wordt temeer duidelijk hoe de beweringen van de CvBer onder pt. 36 en 37 volstrekt onterecht zijn.
Het is uit de lucht gegrepen als de commissie concludeert 'dat ieder kerkenraadslid ruimschoots de gelegenheid heeft gehad zich te laten horen'.
En het strijdt met de toen bestaande werkelijkheid als de commissie onder pt. 37 stelt:
'Dit argument verdraagt zich namelijk niet met hun verantwoordelijkheid jegens de gemeente, hun medeambtsdragers en het kerkverband. De discussie diende in alle openheid op de kerkenraadsvergadering(en) plaats te vinden".
Dit is een oneerlijke beschuldiging die op geen enkele manier recht doet aan de feitelijke situatie en de houding van de tien broeders.
Wil een discussie in alle openheid op de kerkenraad kunnen plaatsvinden, dan dient er aan de kerkenraadsleden ruimte te worden geboden om op z'n minst de stukken alleen al te kunnen lezen om nog niet eens te spreken over het bestuderen, om zo tot een standpuntbepaling te komen die kan worden ingebracht. Er is echter geen enkele ruimte gegeven om in alle openheid op de kerkenraadvergadering(en) te kunnen discussiëren.
Kennelijk vond de Cv3 discussie niet meer echt nodig en stond de zaak bij voorbaat vast!

Deze klimaat-tekening schetst de harde werkelijkheid.

Ik acht het dan ook een kwalijke zaak dat de CvBer zich met zo'n vertekend beeld en onjuiste beweringen sterk wil maken.

d. Er zijn verder nog verschillende andere beweringen van de CvBer die ongegrond zijn.
Ik denk aan haar verdediging onder de ptt. 19-25 van de bevoegdheid van de classis om een dergelijk besluit ('alle ambtsdragers terugtreden') te nemen .
Ik denk voorts aan haar verdediging (onder pt. 38) van het classisbesluit dat zij als redelijk en verantwoord beschouwt.
Ook haar nogal absolute stelling dat het 'buiten twijfel [is] dat de kerkenraad van Kampen-Noord niet meer bij machte was de zaak van het 'functioneren van het kerkelijk leven' zelf af te handelen".
Al deze dingen zijn al eerder weerlegd in het appelschrift van mijn kerkenraad bij de PS Overijssel 2004, bij zijn bezwaarschrift bij de GS 2005 en tenslotte nog weer uitvoerig bij zijn Revisieverzoek bij de GS 2008 (onder X.3.d. en 3.e.). Ik mag hier volstaan met uw vergadering daarnaar te verwijzen.

Tenslotte wijs ik op hetgeen de CvBer onder pt 9 van de 'Feiten' doorgeeft als oordeel van de PS Overijssel 'dat door het meerderheidsbesluit van de kerkenraad van 27 september 2004 alle ambtsdragers feitelijk waren 'losgemaakt' ..'.
Zo'n oordeel is nergens terug te vinden in de uitspraken van de PS.
Het is ook pas de GS 2005 die voor het eerst stelt dat er sprake zou zijn van een meerderheidsbesluit van de kerkenraad op 27 september 2004.

Deze aangehaalde voorbeelden illustreren nog eens extra hoe de beslissing van de CvBer lijdt aan ernstige motiveringsgebreken en blijk geeft van onvoldoende onderzoek.

I.4. Bovenstaande overwegingen en feiten laten zien dat de bewering van de CvBer (onder pt. 43), namelijk dat de bevoegdheid van de (nieuwe) Eudokiaraad om te schorsen en af te zetten vaststaat, apert onjuist is en elke grond mist.


Aanvullende overwegingen rond de uitspraak van de CvBer in het totaal van de kerkelijke rechtsgang

Als ik het geheel van de kerkelijke procedure overzie die wij, kerkenraad Ichthus, sinds oktober 2004 bewandeld hebben, signaleer ik het volgende.
De reeks kerkelijke instanties die zich over de zaak hebben uitgesproken vertonen met elkaar een beeld dat innerlijk zeer tegenstrijdig is.

Op het eerste appel van de Ichthuskerkenraad reageerde de PS 2004/5 met een besluit waarin ze forse kritiek uitte op de classis, onder andere op het punt dat de classis niet onderbouwt de kerkordelijke bevoegdheid die zij zichzelf had toegemeten om via de Cv3 het aftreden van alle ambtsdragers te bewerkstelligen.
Eigenlijk stelt de PS: 'zo kan het niet'.
Toch blijft de uitkomst van dat classisbesluit gehandhaafd. De PS voerde daarvoor heel eigen gronden aan waarmee zij een grote schep onrecht deed bovenop het onrecht dat de classis had gepleegd.

Tegen dit besluit van de PS zijn wij in appel gegaan bij de GS 2005.
De reactie van de GS op het PS-besluit was ook: 'zo kan het niet'. Reden waarom de GS het PS-besluit vernietigde.
Ook van het classisbesluit waartegen in appel gegaan was, verklaarde de GS op een aangelegen punt: 'zo kan het niet'. De classis mocht namelijk hooguit oordelen maar geen maatregelen treffen tot het terugtreden van alle ambtsdragers. Daartoe was zij kerkordelijk niet bevoegd.
Toch blijft de uitkomst van het classisbesluit gehandhaafd. De GS kwam daarvoor met een heel nieuwe eigen grond, die van het (veronderstelde) 'meerderheidsbesluit'.

Van deze besluiten van de GS besloot de kerkenraad van Kampen-N (Ichthus) revisie aan te vragen.

Intussen kwam hier toen het nieuwe onrecht van het afzettingsbesluit van de classis Kampen (en vervolgens van de Eudokiaraad) bij.
Daartegen is door de kerkenraad Ichthus appel aangetekend bij de PS 2007. Deze PS heeft zich niet gewaagd aan een uitspraak en de zaak doorgeschoven naar uw GS 2008.
De kerkenraad Ichthus had zelf de zaak van dat afzettingsbesluit ook al op de agenda van uw GS 2008 geplaatst vanwege volledige verwevenheid met de GS-besluiten in de zaak van Kampen-Noord waarvan revisie was gevraagd
Hangende deze appelprocedure heeft de predikant van de kerkenraad een appel gedaan op de CvBer, de zoveelste kerkelijke rechtsinstantie die met de zaak Kampen-Noord te maken krijgt.
De CvBer zegt van het besluit van de GS 2005: 'zo kan het niet'. Er is namelijk inderdaad geen sprake van een 'meerderheidsbesluit'.
Maar ondanks deze verregaande veroordeling van het GS-besluit handhaaft de CvBer de uitkomsten van het classisbesluit. Met een grond waarover de PS al haar afkeuring had uitgesproken en de GS 2005 had gezegd: dat kan zo niet!

Het bovenstaande overzichtje verraadt bij alle genoemde kerkelijke instanties die zich tot nog toe met de zaak bezig hielden, inclusief de CvBer, een schrijnende verlegenheid met de zaak. Ze spreken elkaar tegen of ze verklaren besluiten of oordelen van elkaar nietig c.q. ongeldig. (Zie ook BIJLAGE 8).
Maar één ding blijft door alles heen gehandhaafd: het onrecht tegen de kerkenraad Ichthus inclusief de predikant.
Het onrecht wordt niet alleen gehandhaafd, het wordt per volgende uitspraak groter en groter. Het vergrijpt zich niet alleen aan het ambt van de ambtsdragers van de kerkenraad Ichthus inclusief dat van de predikant, het berooft de laatste ook nog eens van zijn levensonderhoud en het dak boven het hoofd van hem en de zijnen.
Alleen wat dat levensonderhoud betreft is de CvBer het notoire onrecht op een, slechts beperkt, deel tegengegaan. Voor het overige heeft zij het allemaal gesanctioneerd.

Dit alles doet de priemende vraag opkomen: waar blijft de eerlijke en rechtvaardige rechtspraak?!
Ik mag de wens en ook verwachting uitspreken dat uw synode, de laatste rechtsinstantie in de kerkelijke procedure, eindelijk zal rechtspreken.