Afdrukken

Appèl classis september 2003 ouderlingen

Appèlschrift - ouderlingen en diakenen - tegen het besluit van 30 juni 2003 van de raad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord;



Aan de Classis Kampen van de Gereformeerde Kerken,
in vergadering bijeen op vrijdag 5 september 2003
te Sint Jansklooster-Kadoelen,
p/a Deputaat-scriba zr. H.M. Huizenga,
Tormentil 102
Kampen


Kampen, 5 september 2003

Weleerwaarde en eerwaarde broeders,

Door middel van dit schrijven leggen wij het volgende aan u voor.

De kerkenraad van de Gereformeerde Kerk van Kampen-Noord, waarvan wij als ouderlingen en diakenen deel uitmaken, heeft na een traject waarbij de hulp van externe adviseurs is ingeroepen, op 30 juni 2003 over de rapportage en de aanbevelingen van deze adviseurs een besluit genomen.
Wij kunnen ons (als minderheid in de raad) met dit besluit van de raad niet verenigen. Dit, gezien de aard van de zaak, tot ons groot verdriet.

Na de besluitvorming door de raad heeft hij ons gevraagd om ons aan het besluit te conformeren door approbatie van het genomen besluit, door middel van een handtekening onder een verklaring. Wij hebben toen aangegeven het besluit op dat moment niet te kunnen approberen. Vervolgens heeft de raad ons gevraagd om binnen twee weken duidelijkheid te verschaffen over ons standpunt ter zake. Hij heeft ons de keus voorgehouden: of alsnog te approberen, of, indien wij ons bezwaar handhaven, met onze bezwaren in appèl te gaan bij de classis, of ons ambt neer te leggen.

Wij hebben de kerkenraad in een schrijven van 11 juli 2003 verklaard dat wij ons bezwaar handhaven en, gezien de aard van de zaak en de besluitvorming hierover, het besluit niet kunnen approberen. Tevens hebben wij aangegeven dat wij het (met het oog op deze problematiek) naar de Here toe niet verantwoord achten om ons ambt neer te leggen.
Daarom richten wij ons met onze bezwaren tot de classis. In ons schrijven van 11 juli 2003 hebben wij u reeds aangekondigd dat wij dit appèlschrift zouden indienen. Wij vragen hiermee de classis een aantal uitspraken te doen, die recht doen aan de gegroeide situatie en problematiek binnen de kerkenraad (en de gemeente).
Ds. Hoogendoorn, de predikant van onze gemeente, heeft zich met betrekking tot deze zaak eveneens tot de classis gericht met een appèlschrift.

Een afschift van dit appèlschrift hebben wij naar de kerkenraad gestuurd. Wij hebben eveneens de adviseurs, de broeders Van Bruggen en Dijkstra, een afschrift gezonden.

Wij bidden u wijsheid en een goed inzicht toe bij de behandeling van onze bezwaren.

Met broedergroet,


J. Boersma J.A. Hartman A. Louwerse E. Vogel J.A. de Wit
(diaken) (diaken) (ouderling) (ouderling) (ouderling)




Appèlschrift tegen het besluit van 30 juni 2003 van de raad van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord;

Van: - A. Louwerse, E. Vogel en J.A. de Wit (ouderlingen),
en - J. Boersma en J.A. Hartman (diakenen);

Voor de classis Kampen, in vergadering bijeen op vrijdag 5 september 2003 te Sint Jansklooster-Kadoelen.


In dit appèlschrift wordt achtereenvolgens het volgende aan de orde gesteld:
1. Inleiding
2. Het besluit van de raad d.d. 30 juni 2003
3. De reactie van de kerkenraad
4. Uiteenzetting van de bezwaren en gevraagde uitspraken
5. Tenslotte

1. Inleiding
Naar aanleiding van problematiek die de afgelopen tij is gegroeid binnen de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk van Kampen-Noord, heeft de kerkenraad in zijn vergadering van 3 februari 2003 besloten om twee adviseurs te vragen om met de raad een traject te starten, gericht op het 'herstel van de onderlinge verhoudingen'. Het doel was een werkbare relatie te verkrijgen waarin de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouderlingen en de predikant om leiding te geven aan de gemeente concreet vorm krijgt.
Naar aanleiding van het rapport van de adviseurs heeft de kerkenraad op 30 juni 2003 een besluit genomen. In dit appèlschrift maken wij bezwaar tegen dit besluit en vagen wij de classis een aantal uitspraken te doen. Wij hopen dat hiermee recht kan worden gedaan aan de beoordeling van de problematiek.

Wij hebben de volgende bijlagen toegevoegd:
1. Het rapport en advies van de adviseurs J. van Bruggen en P. Dijkstra d.d. 30 juni 2003;
2. Voorstellen br. de Wit aan de KMD d.d. 28 juni 2003;
3. Notulen van de kerkenraadsvergadering met diakenen van 12 mei 2003;
4. De voorlopige analyse van de adviseurs, besproken op de vergadering van 12 mei 2003.


2. Het besluit van de raad d.d. 30 juni 2003
De tekst van het volledige besluit van de kerkenraad waartegen zich onze bezwaren richten, luidt als volgt:

De kerkenraad heeft in zijn vergadering van 30 juni kennisgenomen van rapport en aanbevelingen van de broeders Van Bruggen en Dijkstra.
Formulering en detaillering voor rekening latend van de adviseurs, accepteert de kerkenraad de inhoud van dit rapport en de daarin geboden situatietekening.
Op grond daarvan besluit de KMD het in de aanbeveling vervatte advies in alle delen te aanvaarden en met ingang van heden overeenkomstig deze aanbevelingen te handelen.
De kerkenraad en de KMD ontheffen de predikant van zijn leidinggevende taken in kerkenraad en KMD, zodat hij geen taak meer heeft in de AC.
De kerkenraad met diakenen verzoekt de AC op korte termijn met de noodzakelijke uitvoeringsvoorstellen te komen (met name een voorstel voor een aan te zoeken technisch preses kerkenraad, een voordracht voor preses KMD, een voordracht voor een commissie taakbepaling predikant).
De KMD verzoekt broeder Messelink, in afwachting van deze uitvoeringsvoorstellen, als preses van de kerkenraad en de KMD op te treden.
(KMD = kerkenraad met diakenen, AC = agendacommissie die de vergaderingen voorbereid).


3. De reactie van de kerkenraad

In deze paragraaf geven wij de reactie weer van de kerkenraad op onze bezwaren, op de verschillende momenten in het traject.

3.1 Bij bespreking van de concepten
Enkele malen hebben de adviseurs aan de kerkenraad conceptteksten voorgelegd van het rapport dat zij opstelden. Zij vroegen de kerkenraadsleden hierop te reageren en er konden vragen gesteld worden. Tijdens deze vergaderingen (deze werden voorgezeten door één van de adviseurs) hebben wij, ieder op eigen wijze, onze bezwaren tegen diverse passages uit de teksten kenbaar gemaakt. De adviseurs hebben de vragen beantwoord en de gemaakte opmerkingen, voor zover zij dat relevant achtten, verwerkt in de definitieve versie van het rapport (zie bijlage 1). Tijdens deze vergaderingen (op 12 mei 2003 en 16 juni 2003) was er hoegenaamd geen bespreking van de teksten tussen de kerkenraadsleden onderling. Het was de adviseurs te doen om alleen de reacties te inventariseren. Er is niet gevraagd om een standpunt van 'de kerkenraad' en er is niet over gestemd. Er kan dus zodoende in dit stadium niet van een reactie van 'de kerkenraad' op door ons ingebrachte bezwaren gesproken worden. Wel is tijdens deze besprekingen duidelijk geworden en door de preses c.q. de adviseurs geconcludeerd dat de conceptteksten in grote lijn door de meerderheid van de raad worden onderschreven.

3.2 Bij de besluitvorming over het definitieve rapport
Op 30 juni hebben de adviseurs het rapport aan de kerkenraad aangeboden. Aangekondigd was dat de inhoud van het rapport aan de kerkenraad zou worden voorgelegd met het voorstel om de inhoud ervan te accepteren. Als bijdrage aan de bespreking en besluitvorming is door één van ons een stuk opgesteld (d.d. 28 juni 2003) waarin de kerkenraad wordt gevraagd om een uitspraak te doen over een aantal onderdelen uit het rapport. Deze uitspraken waren verwoord in concrete voorstellen (zie bijlage 2). Deze voorstellen hadden de instemming van de andere ondertekenaars van dit appèlschrift. Tijdens kort informeel overleg, voorafgaande aan de vergadering, met de technisch voorzitter van de vergadering (br. J. van Bruggen) gaf deze aan dat het niet meer de bedoeling was om het rapport op dat moment (in die vergadering) te bespreken of om andere voorstellen in te dienen dan het voorliggende voorstel. Vervolgens werd tijdens de vergadering wel de gelegenheid gegeven om het stuk (bij wijze van 'stemverklaring') te verspreiden onder de kerkenraadsleden. Zij hebben in een leespauze van de inhoud kennis kunnen nemen. Vervolgens heeft de technisch voorzitter het voorstel met betrekking tot de acceptatie van het rapport in stemming gegeven. De geformuleerde voorstellen zijn niet in bespreking gegeven en evenmin in stemming gebracht. De kerkenraad heeft zich derhalve niet willen uitspreken over de gedane voorstellen en dus ook geen afstand willen nemen van diverse passages uit het rapport, waartegen zich onze bezwaren richten. Hierbij merken wij op dat ook ds. Hoogendoorn tijdens de vergadering de gelegenheid kreeg om zijn bijdrage aan de bespreking, die hij op papier had gezet, uit te delen. De leden van de raad konden er kennis van nemen, maar ook deze bijdrage is niet in bespreking gegeven. De kerkenraad heeft zich er niet over willen uitspreken.

3.3 Naar aanleiding van het niet verlenen van de gevraagde approbatie
Na de besluitvorming van de raad (waarin het rapport is geaccepteerd) heeft de technisch voorzitter alle leden van de raad gevraagd persoonlijk een approbatieverklaring te ondertekenen. Toen wij aangaven dat wij het besluit (op dat moment) niet konden approberen, heeft de raad ons 14 dagen de tijd gegeven om duidelijk te maken wat de consequentie zal zijn van het feit dat wij het besluit niet approberen: 1. óf alsnog te approberen, óf 2. ons ambt neer te leggen, óf 3. met onze bezwaren bij de classis in appèl te gaan.


4. Uiteenzetting van de bezwaren en gevraagde uitspraken

4.1 Ten aanzien van de procedure

4.1.1 Niet behandelen van tegenvoorstellen
Onder 3b is beschreven op welke wijze de kerkenraad is omgegaan met ingediende voorstellen (d.d. 28 juni 2003 van br. De Wit, in het vervolg spreken wij over de 'voorstellen'). Wij maken bezwaar tegen de handelwijze van de kerkenraad, door deze voorstellen niet in bespreking te nemen, noch de ingediende voorstellen in stemming te nemen. Ook zijn de voorstellen niet onontvankelijk verklaard. Op deze wijze worden voorstellen niet serieus genomen en is ons de mogelijkheid ontnomen om voorstellen te doen en een uitspraak van de kerkenraad te vragen.

Wij vragen de classis om uit te spreken dat de kerkenraad onzorgvuldig heeft gehandeld door de genoemde voorstellen niet in behandeling te nemen en hierover geen besluit te nemen.

4.1.2 Onderzoek en fundering
- De analyse van de situatie zoals deze in het rapport is opgenomen (bijlage 1 pag. 10 e.v.), is, zoals kan worden afgeleid uit de verantwoording over de werkwijze (bijlage 1 pag. 7-9), gebaseerd op een informatieve ronde, een enquête onder de kerkenraadsleden (dit betrof overigens alleen de ouderlingen!) en het bijwonen van een beperkt aantal vergaderingen. In deze vergaderingen had niet ds. Hoogendoorn de leiding. De beide adviseurs hebben ds. Hoogendoorn dus niet als preses zien functioneren. Tot twee keer toe wordt geconstateerd dat niet tot besluitvorming kon worden gekomen. Kortom: er wordt geen leiding gegeven. Vervolgens wordt in de aanbevelingen geadviseerd om de predikant van zijn leidinggevende taken te ontheffen. Omdat deze aanbeveling niet gebaseerd kan zijn op een analyse op grond van waarneming tijdens de vergaderingen (toen hij nl. de leiding niet had), is deze kennelijk gebaseerd op informatie uit de enquêteronde (waarover niet is teruggerapporteerd naar de geënquêteerden). Hierbij doet het zich dan dus voor dat een zware maatregel gebaseerd is op een oordeel van een meerderheid van de kerkenraadsleden in een enquête. Dus niet op onderzoek door eigen waarneming.
- De schrijvers van het rapport schrijven dat zij bij het analyseren van de situatie geen antwoord hebben kunnen geven op de vraag waarom de situatie is ontstaan (bijlage 1 pag. 11/12). En: "door ongunstige omstandigheden zijn de voorwaarden gaan ontbreken om samen positief te werken .". Deze vraag benoemen zij wel als de belangrijkste geestelijke vraag. Iets verderop kunnen de adviseurs wel hun conclusie trekken over de "feitelijke situatie en de combinatie van factoren die daaraan debet is". Als vervolgens die factoren worden aangeduid (kerkenraad, predikant en pastorale situatie van de kerk), concludeert het rapport dat de meest bepalende factor in het geheel gaandeweg de predikant is geworden. Ook hier blijkt dat een conclusie wordt getrokken over (ontwikkelingen in) het verleden, die door de adviseurs niet zijn onderzocht. De onderbouwing voor maatregelen die daarop gericht zijn, ontbreekt dus.
- Het tijdsbestek: het onderzoek heeft zich beperkt tot het bijwonen van slechts 3 vergaderingen waarin meer inhoudelijke onderwerpen aan de orde kwamen (structuur voor gemeenteopbouw, kerkbezoek buiten eigen gemeente en jeugdwerk in de gemeente); De adviseurs hebben na de tweede van deze serie van drie vergaderingen aangegeven dat zij hun analyse al wel konden maken en de derde vergadering als 'bevestiging' zagen van de analyse. Omdat de vergadering over de structuur niet echt een pastoraal-inhoudelijke vergadering was, is er dus goed beschouwd maar één vergadering met een echt inhoudelijk onderwerp geweest waarop de adviseurs in dit korte tijdsbestek hun oordeel hebben gebaseerd. Naar onze mening kunnen de voorgestelde zware maatregelen niet met een dergelijk magere, naar onze opvatting onvoldoende waarneming en daarop gebaseerde analyse worden onderbouwd. Hier komt nog bij dat de vergaderingen van de laatste tijd een onveilige sfeer hadden, waardoor naar onze mening een objectieve observatie niet goed mogelijk was. Een aantal van ons had het gevoel 'monddood' te worden gemaakt. Er werd een sfeer van wantrouwen geproefd.

Wij vragen de classis om uit te spreken dat het besluit van de kerkenraad om ds. Hoogendoorn van zijn leidinggevende taken te ontheffen niet is gegrond op degelijk onderzoek en derhalve niet adequaat gefundeerd is.

4.1.3 Gesprek over het functioneren
In de analyse neemt de kerkenraad een oordeel over het functioneren van ds. Hoogendoorn voor zijn rekening (bijlage 1 pag. 12-15, op diverse plaatsen). De kerkenraadsleden hebben over deze zaken bij de bespreking van de conceptanalyse hierover hun mening kunnen geven. Echter de kerkenraad heeft deze zaken tijdens het adviestraject met ds. Hoogendoorn niet besproken. Ook zijn deze aspecten van zijn functioneren nooit op de kerkenraadsvergaderingen ter sprake gekomen. Wij maken er daarom bezwaar tegen dat de kerkenraad zo over het functioneren van zijn predikant oordeelt, zonder hierover met hem in gesprek te gaan. Het schaadt ds. Hoogendoorn op een wijze die wij niet verantwoord achten. Zo lichtvaardig kan en mag de kerkenraad niet over zijn medeambtsdrager oordelen. Het feit dat de kerkenraad dit oordeel ook publiek heeft gemaakt naar de gemeente toe, leidt er toe dat de positie van ds. Hoogendoorn ernstig wordt aangetast. Hiermee wordt de eer en goede naam van deze ambtsdrager niet verdedigd en bevorderd.

Wij vragen de classis om uit te spreken:
- dat de kerkenraad onzorgvuldig heeft gehandeld door op deze wijze over het functioneren van ds. Hoogendoorn te oordelen op de wijze zoals is gebeurd in het rapport c.q. de analyse;
- dat de kerkenraad onverantwoord handelt door consequenties aan zojuist bedoeld oordeel te verbinden, zonder dat hij hierover ooit in gesprek met ds. Hoogendoorn is gegaan;
- dat de kerkenraad de eer en goede naam van zijn predikant heeft geschaad door zijn oordeel zonder meer publiek te maken naar de gemeente toe;
- dat de kerkenraad zijn oordeel over het functioneren van ds. Hoogendoorn dient terug te nemen en dit, onder betuiging van spijt over deze gang van zaken, aan de gemeente dient mee te delen.

4.2 Ten aanzien van de analyse

4.2.1 Prediking en pastoraat
In de conceptversie van de analyse (bijlage 4) betrekken de adviseurs in hun beoordeling ook het pastoraat van ds. Hoogendoorn. De indruk ontstaat dat zij dit hebben onderzocht. Dit is niet het geval, zo kan ook worden afgeleid uit de verantwoording over de werkwijze. In de definitieve versie wordt dit punt door de adviseurs dan ook gewijzigd naar een analyse van hoe de predikant tijdens de vergaderingen overkomt en welke effecten dit dan zou hebben, met name wanneer prediking en pastoraat aan de orde komen (bijlage 1 pag. 13).
Omdat bij de bespreking van de conceptanalyse geconcludeerd is dat 'de voorlopige analyse door een grote meerderheid van de aanwezige broeders wordt onderschreven' (notulen 12 mei 2003, bijlage 3), heeft de kerkenraad de beoordeling van het pastoraat voor zijn rekening genomen. In de bespreking op 16 juni is in dit oordeel ook de prediking betrokken. Pastoraat en prediking zijn echter niet door de adviseurs onderzocht. Daarom zou de kerkenraad er goed aan hebben gedaan om, gezien het onderschrijven van de conceptanalyse, dit expliciet tot uitdrukking te brengen. Een voorstel hiertoe (bijlage 2) is door de kerkenraad op 30 juni 2003 niet in behandeling genomen. Hiermee heeft de kerkenraad zijn oordeel over de predikant gehandhaafd.

Wij vragen de classis uit te spreken dat de kerkenraad met het werk van de adviseurs en de rapportage hierover aan de raad, geen grond had om een (negatief) oordeel uit te spreken over de prediking en de pastorale arbeid van ds. Hoogendoorn. De prediking en de pastorale arbeid van ds. Hoogendoorn behoorden als zodanig niet ter discussie te staan.

4.2.2 Inhoud van het functioneren
In de analyse van het rapport neemt de kerkenraad een aantal kwalificaties van de predikant voor zijn rekening, die kortweg als volgt kunnen worden aangeduid (tussen haakjes de pagina uit het definitieve rapport):
- hij wist de aanwezige capaciteit niet te mobiliseren tot verbetering van het vergader- en bestuursklimaat (12)
- hij (komt over als iemand die) opereert vanuit een set algemene overtuigingen (12);
- deze worden vereenzelvigd met fundamentele visie en gereformeerd-zijn (12);
- leiden daardoor tot sterke fixatie daarop, waardoor minder verwerking van specifieke omstandigheden van personen (12);
- hij heeft een niet zo flexibele opstelling, een te weinig op personen gerichte attitude (13);
- hij staat onder de ambtsdragers het verst van de samenleving af (13);
- hij heeft een eenzijdige onderwerpsgerichte objectiveringneiging (14);
- hij maakt zich onbereikbaar voor kritiek (15);
- hij vormt de aanleiding voor een kettingreactie (15);
- zijn benadering wordt als wegzettend of bedreigend ervaren;
- inlevingsvermogen komt niet sterk naar voren;
- zijn benadering is sterk voorschrijvend, uniformerend en controlerend, niet inlevend, stimulerend en enthousiasmerend.
(de laatste drie aanhalingen zijn ontleend aan het vertrouwelijke werkverslag).
Met betrekking tot al deze kwalificaties maken wij enkele korte opmerkingen:
- Bepaalde aanduidingen hebben elementen in zich waaruit blijkt dat ds. Hoogendoorn niet 'het schaap met vijf poten' is. Ds. Hoogendoorn heeft zelf ook meer dan eens aangegeven dat hij ook zijn zwakheden heeft en toonde de bereidheid om bepaalde punten te ontwikkelen.
- Er zijn kwalificaties bij, die juist positief te waarderen zijn; hierbij denken wij aan vasthoudendheid waar het gaat om de verdediging van de gereformeerde leer. Juist omdat ds. Hoogendoorn voluit gereformeerd is in zijn optreden als predikant, is er sprake geweest van afnemende sympathie, die tot uiting komt in de beoordeling van het persoonlijk functioneren van de predikant.
- Er zijn kwalificaties bij, die de predikant, gezien de omstandigheden, niet zijn aan te rekenen; bijvoorbeeld: het wordt de dominee verweten dat hij de bij andere kerkenraadsleden aanwezige ervaring in leidinggeven en besluitvorming niet heeft weten te mobiliseren. Naar onze mening lijkt het er eerder op dat de aanwezigheid van zoveel capaciteit een belemmerende factor in het leidinggeven door de dominee is geworden. Het lijkt er op dat door de omvangrijke inzet van al deze capaciteit, 'het schip alle kanten op getrokken wordt', zonder dat er beweging in komt. Wij willen hierbij erkennen dat wij aan dit 'proces' wellicht zelf ook debet zijn (geweest).
Een tweede voorbeeld: de analyse in het rapport constateert (op basis van een indruk en een vermoeden (!), pag. 12) dat besluiten van de kerkenraad naar buiten toe onvoldoende worden gesteund door alle kerkenraadsleden en dat zij daar soms ook openlijk afstand van nemen. Dit lijkt ons de ideale voorwaarde om het leiding geven aan en door de kerkenraad te frustreren. Dit kan de preses dan ook niet verweten worden.
- Er zijn kwalificaties bij, waarvan praktijksituaties aantonen dat ze ds. Hoogendoorn geen recht doen. Een voorbeeld: de dominee staat het verst van de amenleving af. Deze beoordeling doet geen recht aan het feit dat juist de dominee bijvoorbeeld tijdens en rond de catechisaties veel contact heeft met de jeugd. Contacten waarover vanuit de gemeente ook met waardering gesproken wordt. Daarnaast weten wij vanuit de contacten in de wijk, dat het pastorale werk van ds. Hoogendoorn gewaardeerd wordt. Ook dit betreft werk midden in de samenleving;
Opvallend in het rapport zijn diverse beoordelingen als 'het lijkt er op dat .', 'wekt de indruk .' en 'wordt ervaren als .'. Het op deze wijze beargumenteren van voorstellen doet geen recht aan de realiteit en is bovendien van weinig waarde als hierop aanbevelingen worden gebaseerd.
- Het rapport richt zich in de analyse nogal eenzijdig op het functioneren van de predikant. Na de beoordelingen van de kerkenraad, de predikant, de gemeente en deze tijd, wordt geconcludeerd dat de predikant de meest bepalende factor is en een kettingreactie veroorzaakt. Terwijl tussendoor geconstateerd wordt dat de oorzaak gezocht moet worden in een gezamenlijk gecreëerde situatie. Vervolgens richt ook het zwaartepunt van de maatregelen zich op het ontheffen van de predikant uit een belangrijk deel van zijn taken. Om 'verandering van omstandigheden' (conclusies punt 5, pag. 17) te creëren, wordt de predikant 'geofferd'. Aan het functioneren van de kerkenraadsleden wordt voorbij gegaan en daarop zijn dan ook geen aanbevelingen gericht.

Wij vragen de classis uit te spreken dat de kerkenraad over het functioneren van ds. Hoogendoorn, gelet op de wijze waarop de beoordelingen in het besluit c.q. rapport zijn onderbouwd en gezien de omstandigheden, niet had behoren te oordelen zoals hij nu gedaan heeft door acceptatie van de inhoud van het rapport.

4.2.3 Oorzaak van de problematiek
Het rapport beoordeelt de verschillen van inzicht (visieverschillen) niet als oorzaak van de problematiek, maar het gevolg van de manier waarop men in de kerkenraad met zulke verschillen omgaat. Hierover merken wij het volgende op.
In het verleden hebben zich meerdere malen verschillen van inzicht voorgedaan. Opvallend hierbij was dat de spanningen in de vergadering zich met name voordeden bij die onderwerpen waar het (in grote lijn) ging om zaken die betrekking hadden op de betekenis en consequenties van het spreken van de Here in Zijn Woord. Ofwel: waar het ging om het spreken van Schrift en belijdenis en de consequenties hiervan voor het handelen van de kerkenraad of de beoordeling van het handelen van gemeenteleden. In de vergaderingen die de adviseurs hebben bijgewoond en waarover zij schrijven in het hoofdstuk 'De werkwijze' (pag. 7-9), is dit ook gebleken: in de vergaderingen over de structuur voor het gemeenteopbouwwerk konden (onder leiding van de adviseurs) besluiten worden genomen, terwijl op twee vergaderingen waarin 'pastorale onderwerpen' aan de orde kwamen, (eveneens onder leiding van de adviseurs) geen conclusies konden worden getrokken.
Hiermee wordt dus de veronderstelling onderstreept dat, wanneer blijkt dat de kerkenraad niet tot besluitvorming kan komen (en dus niet in staat is om leiding te geven), dit zijn oorzaak vindt in het aanwezig zijn van diepgaande visieverschillen. Het probleem zit niet in de wijze van leiding geven, want ook onder leiding van de adviseurs kon tot twee (!) maal toe niet tot besluitvorming worden gekomen. Het rapport legt dan ook onvoldoende het verband tussen ingrijpende meningsverschillen (waarvan de adviseurs zeggen dat die niet geconstateerd zijn) en het niet kunnen komen tot besluitvorming. Dit verschijnsel was tijdens deze vergaderingen niet anders dan tijdens diverse vergaderingen in het verleden waarin eveneens dergelijke onderwerpen tot spanningen leidden.
Hiermee wordt duidelijk dat de visieverschillen wel degelijk oorzaak zijn van de problematiek. Namelijk wanneer het gaat om visieverschil ten aanzien van vragen op het gebied van het spreken van Schrift en Belijdenis. Naar ons oordeel spelen visieverschillen een belangrijke rol bij de beoordeling van het functioneren van de predikant.

Wij vragen de classis uit te spreken dat de beschrijvingen in het rapport van de adviseurs er aanleiding toe geven om de aanwezigheid van visieverschillen eerder als oorzaak voor de problematiek in Kampen-Noord aan te wijzen, dan dat de geboden analyse dit doet.

4.2.4 Herstel van onderlinge verhoudingen
De kerkenraad is het adviestraject in gezamenlijkheid ingegaan met het doel om herstel van de onderlinge verhoudingen te bereiken. De bijdrage die de adviseurs hierin hebben geleverd helpt ons hierin echter niet veel verder. Eerder lijkt het tegendeel te worden bereikt. Dit betreuren wij zeer. De oorzaak hiervan moet naar ons idee niet worden gezocht in het ontbreken van de wil om tot verbetering van de onderlinge verhoudingen te komen. Wij hadden gehoopt dat met de bijdrage van de adviseurs een traject kon worden ingezet waarbij gewerkt zou worden aan verbetering van de verhoudingen. Echter tot ons verdriet constateren wij dat als gevolg van de analyse en aanbevelingen in het rapport, de onderlinge verhoudingen nog verder onder druk komen te staan. Helaas wordt het doel zo niet bereikt. Het rapport geeft hiertoe geen aanleiding.

Wij vragen de classis uit te spreken dat het door de kerkenraad geaccepteerde rapport met de daarin geboden analyse, beoordelingen en adviezen, niet bijdraagt aan het herstel van de onderlinge verhoudingen binnen de kerkenraad en tussen kerkenraad en gemeente.

4.3 Ten aanzien van de aanbevelingen

4.3.1 Ontslag, losmaking, arbitrage
In punt 2 op pag. 16 van het rapport wordt gesteld dat wanneer het zou gaan om een bedrijf of organisatie, er geen andere mogelijkheid zou zijn dan het aftreden van het bestuur of het ontbinden van een arbeidscontract. Tegen deze vergelijking hebben wij bezwaar. Het is naar onze mening niet ter zake om dit zo te stellen, als er van een bedrijf of organisatie geen sprake is. De gemaakte vergelijking is irrelevant en door hem toch te vermelden, gaat er een bepaalde werking vanuit. Impliciet wordt er toch een zeer zware maatregel genoemd. Dit roept onduidelijkheid en verwarring op, iets waarvoor het rapport juist wil waken.
Daarnaast wordt in de procedure voor evaluatie (in het vertrouwelijke deel) aangegeven dat "wanneer het (o.a.) de predikant mocht zijn die herstel van verhoudingen in de weg stond en hij weigert zijn ontslag aan te bieden, dan dient de KMD zich te voorzien van een arbitragecommissie van drie personen (.): deze arbitragecommissie dient aan te geven welke kerkelijke weg verder moet worden ingeslagen (losmaking of her-allocatie van taken of ontslag). De uitspraak is bindend voor allen." Met het uitstippelen van deze route wordt reeds bij voorbaat de oorzaak voor het 'mislukken' van het traject bij de predikant gelegd. Want niet wordt bij voorbaat geregeld wat er moet gebeuren indien onverhoopt een ouderling of diaken zijn ambt niet neerlegt. Dit doet geen recht aan de predikant.
Hier komt bij dat het een vreemde figuur is dat door het besluit de predikant gedwongen zou worden mee te werken aan arbitrage, los van of hij hier al dan niet mee instemt. Wij maken hiertegen bezwaar omdat de predikant niet tot het meewerken aan arbitrage kan worden gedwongen. Je kunt iemand niet eenzijdig binden aan arbitrage, tenzij door of vanuit de "beroepsgroep" hierover iets is geregeld.

Wij vragen de classis uit te spreken dat de procedure rond en als vervolg op de evaluatie niet evenwichtig is en dat de predikant niet gedwongen kan worden tot medewerking aan een arbitrageprocedure.

4.3.2 Artikel 36 KO
In het besluit van de kerkenraad wordt ds. Hoogendoorn ontheven van zijn leidinggevende taken (met name het presidium en zijn taak in de Agendacommissie). Dit is in strijd met artikel 36 van de Kerkorde. Hier wordt geregeld dat de kerkenraad vergadert onder voorzitterschap van de predikant.
Wij realiseren ons dat het in goed overleg best mogelijk is om hiervan af te wijken. Ds. Hoogendoorn heeft de bereidheid hiertoe ook aan de kerkenraad meegedeeld. Hij heeft aangegeven dat hiervoor wel gronden zijn aan te voeren. Echter op grond van de huidige analyse in het door de kerkenraad geaccepteerde rapport, kan hiervan geen sprake zijn.

Wij vragen de classis uit te spreken dat het ontheffen van de predikant uit zijn leidinggevende taak binnen de kerkenraad en KMD en zijn taak in de AC, ingaat tegen artikel 36 van de kerkorde en dat deze maatregelen bovendien niet op grond van de gemaakte analyse hadden mogen worden genomen.


5. Tenslotte

Met veel pijn en verdriet in ons hart hebben wij dit appèlschrift aan u gericht. Wij hadden de energie die hierin is gaan zitten vele malen liever gestoken in het werk waarvoor de Here ons tot ons ambt heeft geroepen.
Wij zijn er echter van overtuigd dat wij in de huidige situatie geroepen worden om een appèl te doen op het kerkverband. Wij hopen dat u onze bezwaren wilt overwegen en zich hierover wilt uitspreken.
Hierbij bidden wij u van harte toe dat de Here u hiervoor wijsheid en een zuiver inzicht mag geven in deze zaak. En onze diepe wens is dat uw besluiten zullen bijdragen aan het herstel van geschonden verhoudingen en de vrede die we alleen in Christus zullen vinden. Tot Zijn eer.

Met broedergroeten,



J. Boersma J.A. Hartman A. Louwerse E. Vogel J.A. de Wit
(diaken) (diaken) (ouderling) (ouderling) (ouderling)